Page images
PDF
EPUB
[blocks in formation]
[ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small]

Dit verhaal wordt veel aan kinderen verteld, en heeft geheel het karakter van onze kindersprookjes als Klein Duimpje en dergelijke.

Evenals van de meeste volkssprookjes, zoo niet van alle, kan men ook van dit verhaal verzekerd zijn, dat het eene bijna onkenbaar geworden mythe is Voor de vertellers is het een verhaaltje zonder meer, en 't is dus geheel onbewust dat ze hier en daar een trekje geven, waarin de mythische beteekenis nog doorschemert. Omdat men evenwel den oorspronkelijken zin niet kent, zijn er allicht trekken aangebracht, die geen mythische verklaring toelaten, en mag men evenzeer aannemen, dat de oorspronkelijk mythische bestanddeelen hier en daar van hunne zuiverheid hebben ingeboet. 't Is dus eene gewaagde onderneming, dubbel gewaagd voor iemand, die zich niet bij voorkeur op dit terrein beweegt, eene in bijzonderheden afdalende verklaring te geven. Ik wil daarom slechts dit zeggen, dat naar mijn oordeel het geheel den indruk wekt van een myth te zijn van de elkander bestrijdende elementen (wind, water, vuur, licht) en duisternis, en dan zou ik in Laga Man de zon willen zien.

Eene in bijzonderheden juiste verklaring zal eerst dan met vrht Runne beproefd worden, als men den oorsprong van het verhaal kan aanwijzen;

Zooals het hier ligt, is het, evenals met de andere, ontwijfelbaar overgenomen verhalen het geval is, naar vorm en inhoud volkomen Bataksch geworden. en mag dus terecht tot de Karo'sche letterkunde gerekend worden.

Toch zijn er aanwijzingen, dat het zijn oorsprong op vreemden bodem heeft, of, wat ook zeer goed mogelijk is, eene samensmelting is van vreemde en oorspronkelijke, doch ongeveer gelijksoortige, elementen.

De naam van den in 't slot genoemden grooten roofvogel: manoek si Goerdi? (of si Goerda2; men hoort beide even dikwijls) wijst op 't Skrt. 1).

1) Welke is de etymologie? Aan 't Kar. goerda beantwoordt het Tob. gorda en dit

brengt v. d. T. in verband met skr. gredhra een gier. 't Mal. wdb. van Pijnappel en
Verh. Bat. Gen. LVI, 1ste st.

1

2

De Bataks verklaren dien naam met koelikin, den kiekendief, een vrij grooten roofvogel, die in vele verhalen voorkomt, en dan meestal als onheilvoorspellende vogel. Er was dus in de Bat. verhalen plaats voor eene goerda figuur.

Nu is dit verhaal door den geheelen Ind. Archipel verbreid. Ik behoef o. m. slechts te herinneren aan het door Dr. N. Adriani uitgegeven verhaal van Sese nTaola (Verhandel. Bat Gen. Dl. LI, 2de stuk, en Inleiding en vertaling, Dl. LV 1ste st.), waar tal van varianten worden opgegeven, uit het O. deel van den Archipel. Dat het evenwel ook dáár, althans in zijn tegenwoordigen vorm, geïmporteerd is, blijkt m i. onweerlegbaar uit een schrijven, dat ik van Dr. A. ontving. Zooals bekend, stak Sese nTaola de zee over op een waringinstam. Zeker een zonderling vaartuig! Doch de heele oplossing zit in den naam van dien boom in 't Barée, nl. nunu.

Daar ik hiertoe vrijheid heb, deel ik hier het op die zaak betrekking hebbende uit dien brief mede.

Dr. A. schrijft:

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

,,Zoo is mij ingevallen dat de waringin „(Bar. nunu) die in het Galelareesche verhaal de visch Nunu is, misschien niets „anders is dan de „walvisch" van Jonas. Visch" is in 't Arab.,nun' (5) en „Jonas (Junis) heeft dan ook den bijnaam,, (dzu 'nnun) „de man ,,van den visch". Het letterteeken Hebreeuwsch, is oorspronkelijk zoo genoemd, ,,omdat het de afbeelding van een visch was

[ocr errors]
[ocr errors]

ن

„In de Mal. profetenverhalen wordt van „ikan nun" gesproken, en ,,is het dus de visch Nun geworden, m. a w. Nun is eigennaam geworden. Dit is zeker de Galelareesche visch Nunu". visch Nunu". Nu kan dus het verhaal, uit ,,het oosten ingevoerd door de Barée sprekers, die in „nunu" waringin hooren tot ,,een in zeedijvenden waringin zijn vervormd."

[ocr errors]
[ocr errors]

Mij zij vergund hier in 't kort mede te deelen een verhaal, dat mij in mijn jeugdikwijls als sprookje werd verteld, en dat bij alle verschil in in•kleeding, en zelfs van bijzonderheden, toch in den grond eene zeer treffende overdenkemst vertoont met de hier behandelde vertelling. Ik weet niet of het in eene of andere uitgave van Eur. folklore voorkomt. In ieder geval kan het hier meegedeelde dan dienen om dergelijke verhalen op 't spoor te komen, en is de kans niet uitgesloten, dat daardoor meer licht opgaat ook over de in den Ind. Archipel voorkomende.

Een uit den dienst ontslagen soldaat, niet wetende waar een bestaan te vinden, trekt een groot bosch in, „op wild avontuur" uit. Niet lang is hij in

het Jav. van Roorda wijzen op 't skr. garoeda, het voertuig van Wisnoe, en vertalen garoeda (gerda) en garoedå met griffioen. Verder vindt men in v. d. T. nog galoedoe2, nm. van een fabelachtigen vogel met zeven koppen, en in 't bijvoegsel garoedo2 (Men. Mal. ,,, griffioen), nm. v. e. fabelachtigen vogel.

3

't bosch of hij hoort een verschrikkelijk gekraak. Bij onderzoek blijkt dat veroorzaakt te worden door iemand, die met reuzenkracht boomen ontwortelt, en die alsof ze veertjes waren, wegdraagt.

Na over en weer praten sluit de Boomenontwortelaar zich bij den soldaat aan. Na eene dagreis komen ze aan een open plek, waar een huis staat op welks nok een man zit in erg onbehoorlijke houding, nl. met afgestroopte broek. Op hunne vraag wat hij daar uitvoert, wijst hij hun op 't omliggende land, dat onder water staat. Hij zal nu, daar het windstil is, op eene niet nader aan te duiden wijze het land van 't overtollige water bevrijden.

Ook de Windmaker sluit zich, daar hij evenals de Boomenontwortelaar vrijgezel is, bij den soldaat aan.

Weer een dag later ontmoeten zij een jager, die op de loer ligt. Maar 't wild zien zij niet. Geen wonder, want hij mikt op eene vlieg, die een half uur ver weg is, om haar 't linkeroog uit te schieten! De Scherpschutter voegt zich ook bij hen.

Een ander maal ontmoeten zij iemand, die zijn muts op zonderlinge wijze op 't hoofd draagt. 't Blijkt dat hij in die muts het middel bezit om 't warm of koud te maken. Trekt hij haar over zijn ooren, dan wordt het onuitstaanbaar koud; zet hij ze heel luchtigjes op, dan wordt het onverdragelijk warm. Ook de Mutsedrager voegt zich bij 't gezelschap.

Eindelijk ontmoeten zij een man, die, hoewel op één been loopende, toch behoorlijk snel voortkomt. 't Blijkt dat hij 't andere op zijn rug draagt. Gespt hij dit aan, dan loopt hij met de snelheid van den storm. De Hardlooper sluit zich ook aan. Men bereikt eindelijk den rand van 't bosch en komt aan eene groote stad. Voor de poort verdringt zich veel volk, want er is eene bekendmaking des konings aangeplakt, waarin zijne dochter tot vrouw beloofd wordt aan hem, die harder kan loopen dan zij.

Natuurlijk meldt onze hardlooper zich voor den wedstrijd aan. Den volgenden dag wordt deze gehouden op eene groote vlakte. Aan 't andere einde is eene bron. De deelnemers moeten daar eene kruik gaan vullen en wie het eerst met de gevulde kruik terug is, zal de prinses huwen. In een oogwenk is de hardlooper bij de bron en laat de prinses ver achter. Hij neemt dus zijn gemak, vindt er 't geraamte van een paardekop, overblijfsel uit een daar geleverden veldslag, gebruikt dien als kussen, en is weldra in diepen slaap. De prinses rept zich wat zij kan, vult hare kruik en is reeds op den terugweg. Nu wordt de zaak toch bedenkelijk! Doch daar treedt de scherpschutter op. Een goed gericht schot treft den paardekop. De slaper schrikt wakker, bezint zich even, ijlt dan voort en is nog 't eerst aan den eindpaal.

De prinses wil echter van dezen gemaal niets weten. De koning weet echter raad. Hij deelt den soldaat den tegenzin der prinses mede, en men neemt nu genoegen met eene betaling in geld, zooveel als één man kan dragen. Vooraf wil de koning hem echter onthalen, doch heeft heel andere bedoelingen. Hij brengt hen in een vertrek, waar een rijk maal is toebereid en sluit dan de deur. De

4

kamer is boven een oven gebouwd, dien de vorst nu duchtig laat stoken. De man met de muts is nu de redder uit den nood! De koning is dan ook totaal uit 't veld geslagen, als hij hen na eenigen tijd springlevend aantreft Om maar gauw van hen af te zijn, zal hij hun 't beloofde geld geven. Maar de boomenontwortelaar is met geen paar zakken tevreden. Weldra torst hij al wat de schatkamer bevat op zijn rug.

De vorst is wanhopig. Hij zendt echter de vertrekkenden een heel leger achterna, om de schatten te heroveren. Maar nu vertoont de windmaker zijne kunsten, en doet alles terugstuiven, kogels en kanonnen incluis. De vorst, uit het venster toeziende, wordt door een terugkeerenden kogel gedood. Ongemoeid trekken nu de lieden verder, 't overige van hun leven rustig genietende van de verworven schatten.

't Karo'sch verhaal dat ik hierachter in Bat. tekst zal laten volgen, vond ik in de nalatenschap van wijlen J. K. WIJNGAARDEN. Slechts een paar geringe verbeteringen van den tekst, alleen van taalkundigen aard, heb ik mij veroorloofd. Met slechts geringe afwijkingen heb ik het zoo eenige malen hooren vertellen. Eens echter hoorde ik een variant, aanmerkelijk afwijkende van de hier gevolgde lezing. Te zijner plaatse zal ik dat gedeelte meedeelen, en dan zal blijken de groote overeenkomst met het correspondeerend gedeelte van Sese nTaola.

Wat den naam van den held van 't verhaal betreft, de beteekenis is duidelijk genoeg. 't Woord laga komt niet veel voor, maar men heeft prkis loemaga katjirěngga, een venijnig-bijtende miersoort, en een enkele maal hoort men mělaga merawa= woest, wild. Laga Man is dus de geweldige eter". De loop van 't verhaal is in 't kort aldus:

=

[ocr errors]

Bij zijn geboorte gaf zijn vader hem den naam van den geweldigen eter 2), opdat hij in 't leven zou blijven, daar toch zijne voorgangers telkens

stierven.

Nu, hij deed zijn naam eer aan. Hij was mooi op weg zijne ouders door zijn geweldigen eetlust te gronde te richten. Zij besloten dus eindelijk, zich van hem te ontdoen. Eerst liet men een grooten banjaan op hem vallen 3), maar hij bracht dezen thuis; later beproefde men het met een groot rotsblok, dat van boven van een berg op hem neerplofte, doch eveneens zonder gevolg. Door een en ander had hij evenwel de plannen zijner familieleden doorzien. Hij deelt hun dit onbewimpeld mee, eischt van ieder eene vergoeding en gaat dan het

oerwoud in.

2) Een ander voorbeeld van geweldigen eetlust vind men in 't verhaal van Doenda Katekoetan bij Westenberg, Aanteekeningen omtrent de godsdienstige begrippen der Karo-Bataks.

3) Soortgelijk geval in 't verhaal van Radja kelewět. Meded. Ned. Zend. Gen. Deel 47, 2de stuk.

« PreviousContinue »