Page images
PDF
EPUB
[ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small]

Kind, Papoe-s.

Klein meisje, Kieva-sòm.

Groot meisje (maagd), Wàhoe-koe. Verloofd meisje, Kieva-sòm iewò-gě. Volwassen vrouw, lewò-gě, iewà-gě. Oude vrouw, Mi-s iewò-gě. Knaapje, Pàtoe-rě (Patoe-rkě). 3) Jongen, Moe-kràvie-dě. Jongeling, Ewà-tie.

Verloofde jongeling, Miàkie-n. Volwassen man, die het toezicht houdt op de jongens, Otievělie-kě.

Man, in de kracht des levens,
No- oni-m àmna-ngga.

Vader, Eva-i (spreek uit evaa-i.)
Moeder, Aně, avoe-, wà-.

Van kleins af samen op gegroeid, Ga ie-sě.

Hij

e n ik zijn samen opgegroeid, E-pě nòk ga ie-skě.

De oudste, Maha-i oni-m.
Middelste, Ie-n oni-m.
Jongste, Hè-se oni-m.
(Eigen) kind, Metò-k.

Kinderen, van één gezin, Wànà-ngga.
Zoontje, Nòk anà-mbě pàtoe-rě. 4)
Dochtertje, Nòk anà-mbě kieva-som. *)
Voorouders, Màndie-n oni-m.
Nieuwelingen, (pas aange-
komen sta m), Nama re-koni-m.

1). Zooals uit talrijke voorbeelden blijkt, gaat in samenstellingen het bepalende woord aan het bepaalde vooraf. Wij zouden daarom geneigd zijn, cfm. den heer Schultz, aan te nemen. dat hier eene verschrijving heeft plaats gehad, en gelezen moet worden: sàha-m moe-i; sàha-m aja-n; såha-m roe-rë.

Tot adstructie van het bovenstaande kan bijv. gewezen worden op: kie-ndě poet (lett. oogharen) voor wenkbrauw", sò-k oni-m (lett. snij-menschen) voor (Inl.) vijand”, basie-k oni-m (lett. varken-mensch) voor „flinke kerel" en såha-m oni-m (lett. kangoeroe-mensch) voor „lafaard".

2). Wordt betwijfeld.

3). Vgl. noot (4) op pag. 4.

4). Met nok, het pers. en bez. voornaamw, van den 1en persoon, geconstrueerd, zal dit zeker wel beduiden: „mijn zoontje” „m ijn dochtertje”.

Red.

Vriend, Namie-t kě. 1)
Broeder, Namie-kě.
Zuster, Namoe-kě.

Jongere Broeder, Hèsě namie-ke,

(namie-kě hèse onim).

Oudere Broeder, Maha-i namie-kě.
Schoonzoon, Naba-?
Zwager, Mànda-?

(Mijn) man (echtgenoot), (Nòk
anà-mbě) nàsà-m, àsa-m.

De man is al opgestaan, 0-
nim e-pe mi-ndab watie-n.
Sta op! Awatie-n, akwatie-n! 4).
Word wakker! Atiemie-n! ).
Lo open, Mi-nggè, me-ngg.
Vèr loopen, Mahoe-tě mi-nggě.
Liggen, Noe (lange oe; noeë).

op den rug, Se-wtě noe.
op den buik, Hànda-m noe.
op de zijde, Ambà-m noe.

(Mijn) vrouw (echtgenoot), (Nòk Zitten, Ambie-dě, bàkana-vě!

anà-mbě) oesoe-m.

Na a m, Iegie-sě.

Hoe heet gij? Tò (Te) kàsàp wò
iegie-sě. 2)

Hoe heet dat dorp? Miera-vě e-pe
tò kàsa-p (iegie-sě).
Voedsel, Tamoe-.
Water, Dàka-.

Eten, Tamoe- ahie-m (ahie-ĕm)
Drinken, Dàka- ahie-m (ahie-ěm).
Slikken, Kowà-ddě.

Wati(3) (bedwelmend middel)
gebruiken, Wà-tie kowà-ddě.
Dronken, (bedwelmd door
wati), Wà-tie dahie-bě.
Slapen, Noe (lange oe; Noeě).
Staan, Watie-n.

Opstaan (uit den slaap), Tiemie-n.
De man is (al) wakker gewor-
den, O-nim e-pe mi-ndab tiemie-n.

1). Ook wel kà-j(a) oni-m, lett. goed-mensch.
2). Ook: Ierie-se to kasa-p.

Ga zitten! Abàmbie-dě, akwàmbie-dě! *)
Sluipen (op handen en voeten),

Ròrò-sĕ.

Voetsporen, Iesà-sě.
Dragen, (pikoelen), Vieke-vě.

(onder den a r m), Tanie-n.
(met band om 't hoofd),

Voeï, sienie-k.

Dragen (in de hand), Hànie-zě.
Baden, Oedoe-gě, honà-ddě.
Zwemmen, duiken, Kòsà-n.

| Die is naar den overkant
gezwommen, O-nim e-pe mi-ndab
kòsà-n ra miet. 5)
Spreken, Mehà-n.

Zeg aan, Mehà-n awahie-m.
Samen spreken, overleggen,
Mehà-n ra.

Een andere taal spreken, Ho-
rà-k meha-n.

3). Dit schijnt een struik te zijn, waarvan de schors gekauwd wordt. De vòòrkauwer (s.v.v.) spuwt het kauwsel in een halven klapperdop, waarna deze den kring rondgaat voor verder gebruik.

4). Als imperatief-exponent treedt op een gepraefixeerde a. en soms daarnaast nog een suffix im, en dit, blijkens de voorbeelden, zoowel bij den subjectieven (intransitieven) als bij den objectieven imperatief. De heer Schultz kon geene nadere inlichtingen verstrekken, welke tot het vinden van een bepaalden regel zonden kunnen leiden. Men moge dus volstaan met de aandacht te vestigen op enkele voorbeelden als: dåka- arowà-de = gooi er water op! a-ogibi-m o-nim e-pe= begraaf dien man! a-iedie-im = kijk uit! do-nde akama-n breng touw! ahasie-de bàsie-k = bindt 't varken! a-cha-k papi-s bàsie-kě ehe- maak dit varkentje los!

5). „Ra miet" schijnt letterlijk te beteekenen: „den overkant gegaan". Evenzoo: ik ga naar Kombě nok kombě miet; naar den tuin gaan = maraukě miet.

Red.

[blocks in formation]

Niezen, Asie-.

Snot, Moe-mbě.

Hoesten, Kàpoe-rě.

Die man hoest (is zwaar verkouden), O-nim e-pe kàpoe-rě ie» rie-rě.

Zingen, Zie (2) lange ie; Zieë).
Hooren, Gau-ně.

Wat is dat? Tò ka-sàp?
Hebt ge hooren schreeuwen?
Wò mi-ndab gau-ně o-nim esò-rě?
Ginds zingen vele menschen,
Epindě o-nim otie-vě zie.

Zien, Iedie-, hiepò-gě.

[blocks in formation]

Die man zal straks dood zijn,
A-de o-nim e-pe damie- kahie-vdě.
Lucht, Iemoe-.

Stank, Dò-m iemoe-.
Dooden, Wazie-hě.

Krijg voeren, Nasà-k, nasak, nasa-kě. Die menschen komen deze dooden, O-nim ehà-n damie-mě wazie-hě o-nim ehe-.

Slaan (met knuppel), Oesà-k. Met den knots slaan, Pà-nggě oesà-k.

De groote kerel heeft den kleinen geslagen, Jà-bani-m3) mi-ndab oesà-k papì-s oni-m.

Een kleine behoefte doen, Kò-nò. Na, *) groote

[ocr errors]

hànda-m.

[ocr errors]

4)

Ik ga enz. Nòk na, nòk hàndà-m, (mà-kie kazie-m?).

Begrijpen, weten, Miha-i, meha-i. Zie k, Ierie-rě.

[blocks in formation]

2). „Zie" is de benaming voor een feest met zang en dans. (Vgl. ook lager).

3). Ook somb(e) oni-m?

4). Na faeces.

Red

[blocks in formation]

chaam), Mi-ndab wien; wòhà-nie ninggi-p, mi-ndab wien. Masseeren van borst en buik, Bowà-rě.

I d. van armen en beenen, Kewahie-bě.

Bezweren (v an den regen, van eene w on d), Wagoe-m. Id. (van eigendom, opdat de dief getroffen worde; dit geschiedt bij klappers, varkens enz.), Gamo-. Bezweer mijne wonde, Nok

aroe- awagoemi-m, (awagoemie-m). Toovenaar (bez weerder), Misa-vě. Gonggong is een

Gonggong misa-vě.

toovenaar,

[blocks in formation]

Zingen, van een klein gezel

schap, in het dorp, Onggà-t zie. 1) Zingen van velen, van heinde en verre gekomen, Jà-ba zie, jà-bě zie.

Geest geworden (van de ziel, die het lichaam verlaten heeft), Mi-ndåb wien ha ie-sě. Priester (eig. hij, die het Pemali-zijn begrijpt), Dem oni-m. Pemali (verboden), Dema-. Heilige plaats (eig. verzamelplaats van geesten), Ha ie-s miera-ve. Pemali-bamboe (2) Soe-bě dema-. -hout (2) De dema-. -steen (2) Katà-re dema-.

Graf, Patàrě.

Begraven, Wògie-bě.

Lijk feest, Zie; jamoe- awe-. Huwen, Amnànggie-bě.

Hij kan bezweren, Gonggong gamo- Die jongeling is nu gehuwd,

meha-i.

Geest, Ha ie-sě.

Kwade geest, Dò-m ha ie-sě.

hij is thans man, Ewà-tie e-pe mi-ndab àmnànggie-bě, nama- àmnà-ngga.

1). Vgl. noot (2) op pag. 7.Letterl. klapa-fuif, wellicht omdat deze zonder meer onder de palmen plaats vindt, terwijl bij het „Jà-ba zie" een plaats voor het feest in gereedheid wordt gebracht.

2). In verband met het Nederlandsch taaleigen zou men bij de Hollandsche equivalenten liever de volgorde der samenstellende deelen omgekeerd zien, daar het hoofdbegrip in dezen blijkbaar het pemali-zijn is, met betrekking tot de genoemde zaken. Vgl. noot (1) op pag. 5. Red.

[merged small][ocr errors][merged small][merged small]

Bruidschat (lett. »Dienende

voor eene vrouw;" de verloofde maagd zit op een stapel vruchten, aangebracht door haar aanstaanden man en bestemd voor hare ouders.), lewògě àmbie-dě nà-nggoek. 1) Verloven (geschiedt door het ruilen van »ie hierre" 2) met »sa mòddě 3) en »basiekě goei" ), Parane-. Inkervingen (o p buik en borst bij de maagden; bij het heelen der wonden kunnen zij trouwen), Gari-vě. Bevallen, Feně, 5) ievoe e-ně. Die vrouw is pas bevallen,

Boe-btie e-pe na-mare-kě fe-oene. Dat kind is pas geboren, Papoe-s e-pe na-mare-kě.

Het kind is (al) geboren, Papoe-s mi-ndab ievoe-n.

Die vrouw zal morgen beval

len, Apa-pě boe-btie- e-pe damie-
ie-voe-ně papoe-s.

Bevallen, Ewà-rě (?), worà-m (?)
Zwanger, Siepà-r.

Huisje, waar de vrouwen bevallen, Worà-m sava-.

Hoog zwangere vrouwen gaan naar dat huisje, Boe-btie jà-bě siepà-r worà-m sava- miet. Overspel (lett. een andermans vrouw nemen) ,A-bně boe-btie ie-sie o-nim kòmbě. 6) Fluitje (van klapperdopje), Borà-bě,

Fluitje om de honden mede te roepen (lett.,,voor de honden"), Borà-bě gòt nà-nggoek. Trom, Kěnda-ra.

[blocks in formation]

1). „Na-nggoek" wijst een doel. een persoon of zaak aan ter wille waarvan eenig instrument gebezigd wordt. Vergelijk het gebruik van „kanggo" in het Javaansch. Zie lager pag. 17 links.

2). (Oor)ringen.

3). Wellicht het lager genoemde samò-nde halsketting van pitten.

4). varkensstaart.

5). Of Ve oe-në"?

6). „ko-mbe" komt m,m. overeen met het Maleische „poenja" als possessief-exponent. Nok

ko-mbe

van mij, het mijne.

7). Vgl. noot (2) op pag. 7.

Red.

« PreviousContinue »