Page images
PDF
EPUB
[merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed]
[blocks in formation]

poswhich t had

em.

[graphic]

essed are they which do hunand thirst after righteousness: r they shall be filled.

7 Blessed are the merciful: for they shall obtain mercy.

8 Blessed are the pure in heart: for they shall see God.

9 Blessed are the peace-makers: for they shall be called the children of God.

10 Blessed are they which are persecuted for righteousness' sake: for theirs is the kingdom of heaven.

11 Blessed are ye when men shall revile you, and persecute you, and shall say all manner of evil against you falsely, for my sake.

12 Rejoice, and be exceeding glad for great is your reward in heaven: for so persecuted they the prophets which were before you. 13 Ye are the salt but if the salt have where with shall

dat Johannes overgeleverd was, is hij wedergekeerd naar Galilea ;

13 En Nazareth verlaten hebbende, is komen wonen te Kapernaüm, gelegen aan de zee, in de landpalen van Zabulon en Nefthalim;

14 Opdat vervuld zoude worden 't gene gesproken is door Jesaja, den profeet, zeggende :

15 Het land Zabulon en het land Nefthalim, aan den weg der zee, over de Jordaan, Galilea der volken;

16 Het volk, dat in duisternisse zat, heeft een groot licht gezien; en dengenen, die zaten in den lande en schaduwe des doods, denzelven is een licht opgegaan.

17 Van toen aan heeft Jezus begonnen te prediken, en te zeggen: Bekeert u, want het koningrijk der hemelen is nabij gekomen.

18 En Jezus, wandelende aan de zee van Galilea, zag twee broeders, namelijk Simon, gezegd Petrus, en Andreas, zijnen broeder, het net in de zee werpende (want zij waren visschers);

19 En hij zeide tot hen: Volgt mij na, en ik zal u visschers der menschen maken.

20 Zij dan, terstond de netten verlatende, zijn hem nagevolgd. 21 En hij, van daar voortgegaan zijnde, zag twee andere broeders, namelijk Jakobus, den zoon van Zebedeüs, en Johannes, zijnen broeder, in het schip met huunen vader Zebedeüs, hunne netten vermakende, en heeft hen geroepen. 22 Zij dan, terstond verlatende het sch p en hunnen vader, zijn hem nagevolgd.

23 En Jezus omging geheel Galilea, leerende in hunne synagogen en predikende het evangelie des koningrijks, en genezende alle ziekte en alle kwale onder den volke.

24 En zijn gerucht ging van daar uit in geheel Syrië; en zij bragten tot hem allen, die kwalijk gesteld

that John was cast into prison, ne departed into Galilee;

13 And leaving Nazareth, he came and dwelt in Capernaum, which is upon the sea-coast, in the borders of Zabulon and Nephthalim;

14 That it might be fulfilled which was spoken by Esaias the prophet, saying,

15 The land of Zabulon, and the land of Nephthalim, by the way of the sea, beyond Jordan, Galilee of the Gentiles:

16 The people which sat in darkness, saw great light; and to them which sat in the region and shadow of death, light is sprung up.

17 From that time Jesus began to preach, and to say, Repent; for the kingdom of heaven is at hand.

18 ¶ And Jesus, walking by the sea of Galilee, saw two brethren, Simon called Peter, and Andrew his brother, casting a net into the sea; for they were fishers.

19 And he saith unto them, Follow me, and I will make you fishers of men.

20 And they straightway left their nets, and followed him.

21 And going on from thence, he saw other two brethren, James the son of Zebedee, and John his brother, in a ship with Zebedee their father, mending their nets: and he called them.

22 And they immediately left the ship, and their father, and follow

ed him.

23 And Jesus went about all Galilee, teaching in their synagogues, and preaching the gospel of the kingdom, and heal.ng all manner of sickness, and all manner of disease among the people.

24 And his fame went throughout all Syria: and they brought unto him all sick people that were

waren, met verscheidene ziekten | taken with divers diseases and torments, and those which were possessed with devils, and those which were lunatic, and those that had the palsy; and he healed them.

en pijnen bevangen zijnde, en van den duivel bezeten, en maanzieken en geraakten; en hij genas dezel

ve.

25 En vele scharen volgden hem na, van Galilea, en van Ďekápolis, en van Jeruzalem, en van Judea, en van over de Jordaan.

HOOFDSTUK V.

Eeklow, eenen berg, en Jezus, de scharen ziende, is

als hij nedergezeten was, kwamen zijne discipelen tot hem.

2 En zijnen mond geopend hebbende, leerde hij hen, zeggende: 3 Zalig zijn de armen van geest; want hunner is het koningrijk der hemelen.

4 Zalig zijn die treuren; want zij zullen vertroost worden.

5 Zalig zijn de zachtmoedigen; want zij zullen het aardrijk beër

ven.

6 Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de geregtigheid; want zij zullen verzadigd worden.

7 Zalig zijn de barmhartigen; want hun zal barmhartigheid geschieden.

8 Zalig zijn de reinen van harte; want zij zullen God zien.

9 Zalig zijn de vreedzamen, want zij zullen Gods kinderen genaamd worden.

10 Zalig zijn die vervolgd worden om der geregtigheid wille; want hunner is het koningrijk der hemelen.

11 Zalig zijt gij, als u de menschen smaden, en vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken om mijnentwille.

12 Verblijdt en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen; want alzoo hebben zij vervolgd de profeten, die vóór u geweest zijn. 13 Gij zijt het zout der aarde: indien nu het zout smakeloos wordt, waarmede zal het gezouten wor

25 And there followed him great multitudes of people from Galilee. and from Decapolis, and from Jerusalem, and from Judea, and from beyond Jordan.

CHAPTER V.

AND seeing the multitudes, d

went up into a mountain: and when he was set, his disciples came unto him.

2 And he opened his mouth, and taught them, saying,

3 Blessed are the poor in spirit: for theirs is the kingdom of hea

ven.

4 Blessed are they that mourn . for they shall be comforted.

5 Blessed are the meek: for they shall inherit the earth.

6 Blessed are they which do hunger and thirst after righteousness: for they shall be filled.

7 Blessed are the merciful: for they shall obtain mercy.

8 Blessed are the pure in heart : for they shall see God.

9 Blessed are the peace-makers: for they shall be called the children of God.

10 Blessed are they which are persecuted for righteousness' sake: for theirs is the kingdom of heaven.

11 Blessed are ye when men shall revile you, and persecute you, and shall say all manner of evil against you falsely, for my sake.

12 Rejoice, and be exceeding glad: for great is your reward in heaven: for so persecuted they the prophets which were before you.

13 Ye are the salt of the earth: but if the salt have lost his savour wherewith shall it be salted? it is

en Abiad gewon Eljakim, en Eliakim gewon Azor;

14 En Azor gewon Sadok, en Sadok gewon Achim, en Achim gewon Eliud;

15 En Eliud gewon Eleazar, en Eleazar gewon Matthan, en Matthan gewon Jakob;

16 En Jakob gewon Jozef, den man van Maria, uit welke geboren is Jezus, gezegd Christus.

17 Alle de geslachten dan, van Abraham tot David, zijn veertien geslachten; en van David tot de Babylonische overvoering zijn veertien geslachten; en van de Babylonische overvoering tot Christus, zijn veertien geslachten.

18 De geboorte van Jezus Christus was nu aldus: Want als Maria, zijne moeder, met Jozef ondertrouwd was, eer zij te zamengekomen waren, werd zij zwanger bevonden uit den Heiligen Geest.

19 Jozef nu, haar man, alzoo hij regtvaardig was, en haar niet wilde openbaar te schande maken, was van wille, haar heimelijk te verlaten.

20 En alzoo hij deze dingen in den zin had, ziet de engel des Heeren verscheen hem in den droom, zeggende: Jozef, gij zone Davids! zijt niet bevreesd Maria, uwe vrouw, tot u te nemen; want hetgene in haar ontvangen is, dat is uit den Heiligen Geest.

21 En zij zal eenen zoon baren, en gij zult zijnen naam heeten JEzus; want hij zal zijn volk zalig maken van hunne zonden.

22 En dit alles is geschied. opdat vervuld zoude worden 't gene van den Heere gesproken is door den profeet, zeggende:

and Abiud begat Eliakim; and Eliakim begat Azor;

14 And Azor begat Sadoc; and Sadoc begat Achim; and Achim begat Eliud;

15 And Eliud begat Eleazar; and Eleazar begat Matthan; and Matthan begat Jacob;

16 And Jacob begat Joseph the husband of Mary, of whom was born Jesus, who is called Christ. 17 So all the generations from Abraham to David are fourteen generations; and from David until the carrying away into Babylon are fourteen generations; and from the carrying away into Babylon unto Christ are fourteen genera tions.

18 Now the birth of Jesus Christ was on this wise: When as his mother Mary was espoused to Joseph, before they came together, she was found with child of the Holy Ghost.

19 Then Joseph her husband, being a just man, and not willing to make her a public example, was minded to put her away privily.

20 But while he thought on these things, behold, the angel of the Lord appeared unto him in a dream, saying, Joseph, thou son of David, fear not to take unto thee Mary thy wife: for that which is conceived in her is of the Holy Ghost.

21 And she shall bring forth a son, and thou shalt call his name JESUS: for he shall save his people from their sins.

22 Now all this was done, that it might be fulfilled which was spoken of the Lord by the prophet, saying.

23 Ziet, de maagd zal zwanger 23 Behold, a virgin shall be with worden, en eenen zoon baren, en child, and shall bring forth a son, gij zult zijnen naam heeten Em- and they shall call his name Emmanuel, hetwelk is, overgezet zijn-manuel, which being interpreted de, God met ons. is, God with us.

24 Jozef dan, opgewekt zijnde van den slaap, deed gelijk de en

24 Then Joseph, being raised from sleep, did as the angel of the

gel des Heeren hem bevolen had, | Lord had bidden him, and tock en heeft zijne vrouw tot zich ge- unto him his wife:

nomen,

25 En bekende haar niet, tot dat zij dezen haren eerstgeboren zoon gebaard had; en heette zijnen naam JEZUS.

HOOFDSTUK II.

OEN nu Jezus gebo.en

te

25 And knew her not till she had brought forth her first-born son: and he called his name JESUS.

CHAPTER II.

Jesus born in

Bethlehem, in Judea, in de da N Bethlehem of Judea in the

gen des konings Herodes, ziet eenige wijzen van het Oosten zijn te Jeruzalem aangekomen,

2 Zeggende: Waar is de geboren Koning der Joden? want wij hebben gezien zijne sterre in 't Oosten, en zijn gekomen, om hem te aanbidden.

3 De koning Herodes nu, dit gehoord hebbende, werd ontroerd, en geheel Jeruzalem met hem.

En bijeenvergaderd hebbende alle de overpriesters en schriftgeleerden des volks, vraagde hij van hen, waar de Christus zoude geboren worden.

5 En zij zeiden tot hem: Te Bethlehem, in Judea; want alzoo is geschreven door den profeet:

6 En gij Bethlehem, gij land Juda! zijt geenszins de minste onder de vorsten van Juda; want uit u zal de Leidsman voortkomen, die mijn volk Israël weiden zal.

7 Toen heeft Herodes de wijzen heimelijk geroepen, en vernam naarstig van hen den tijd, wanneer de sterre verschenen was;

8 En hen naar Bethlehem zendende, zeide hij: Reist henen, en onderzoekt naarstig naar dat kindeken, en als gij het zult gevonden hebben, boodschapt het mij, opdat ik ook kome en hetzelve aanbidde.

9 En zij, den koning gehoord hebbende, zijn henengereisd; en ziet, de sterre, die zij in 't Oosten gezien hadden, ging hun voor, tot dat zij kwam en stond boven de plaatse, waar het kindeken was.

days of Herod the king, behold, there came wise men from the east to Jerusalem,

2 Saying, Where is he that is born King of the Jews? for we have seen his star in the east, and are come to worship him.

3 When Herod the king had heard these things, he was troubled, and all Jerusalem with him. 4 Ánd when he had gathered all the chief priests and scribes of the people together, he demanded of them where Christ should be

born.

5 And they said unto him, In Bethlehem of Judea for thus it is written by the prophet,

6 And thou Bethlehem, in the land of Juda, art not the least among the princes of Juda: for out of thee shall come a Governor, that shall rule my people Israel.

7 Then Herod, when he had privily called the wise men, inquired of them diligently what time the star appeared.

8 And he sent them to Bethle hem, and said, Go, and search diligently for the young child; and when ye have found him, bring me word again, that I may come and worship him also.

9 When they had heard the king, they departed; and lo, the star, which they saw in the east, went before them, till it came and stood over where the young child

was.

« PreviousContinue »