Page images
PDF
EPUB
[ocr errors][ocr errors][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors]

garōen rijst, zeven bohan toespijs, voor wie verzameld moet worden zeven vat palmwijn 14).

Wel, toen de rijst en de toespijs gaar waren, en de palmwijn er was, bereikten ook de vijftig min twee gezanten 't gebied van Toewan di Agoeni. Men gaf hun te eten. Toen ze gegeten en gedro ken hadden zeide Toewan di Agoeni tot hen: „welk nieuws brengt ge?"

"Wij, o vorst, we zijn gezanten van onze meesters Datoek Roebija Gande, en Radja Kětěngahĕn; Radja Kětěngahěn zeide: „Mijne moeder hier is zeer oud, ,ze is niet meer in staat naar de lesoeng te gaan rijststampen, ze is niet meer bij machte met het watervat op 't hoofd naar de rivier to gaan; mijn „impal” 15), „zeide hij. die mijn oom en tante in 't land van Toewan di Agoeni verwekt ,hebben, is volwassen," [zoo] sprak Radja Kětěngahěn, o, vorst; dat is de reden dat we hier komen."

"

„Zijn „impal" hier, die ik en zijne tante verwekt hebben, is inderdaad volwassen. Niet mij heeft men te vragen, noch zijre tante, dat moet met het kind zelf uitgemaakt worden."

Wel, toen de zon al hoog stond, kwam de dochter van onzen vorst te voorschijn uit een ijzeren kist. Zij ging zitten, zij kauwde een sirih pruimpje, men kon het kauwsel in haar keelholte op en neer z en gaan, haar vingers waren als de bĕroelo kahekěn, haar voorkomen als de ochtendzon, haar haar als de jonge vruchttros van den rimanpalm, hare tanden als de zaadjes van aroem se. ding gantoeng; zij heette siběroe Dajang Měhoeli Katana („die mooie woorden spreekt"). Toen ze van boven naar beneden kwam, gebruikte ze een stok als steun, omdat haar eene been dikker was dan het andere.

De gezanten keerden naar Kětěngahěn terug, de zaak werd verder niet meer besproken. Toen ze in Kětěngahěn waren aangekomen, zeiden Datoek Roebija Gande en Radja Kětěngahěn: "Welke tijding brengt ge?" "Wij hebben te berichten, o vorst, dat de zaak niet ter sprake is gebracht, omdat de dochter van onzen vorst Toewan di Agoeni, sibĕroe Dajang Měhoeli Katana genaamd, haar eene been dikker was als 't andere" 16).

14) Een meer algemeen bekend voorteeken, dat er gasten op de komst zijn, is bij de Bataks het zich als slangetjes kronkelen van kleine vonkjes om de kookpot, een gevolg natuurlijk van 't gaan gloeien van het zwarte roetachtige aanbaksel.

15) Impal is een onvertaalbaar woord, al heeft het dikwijls den zin van nicht (dochter van den mama = moeders broeder) of neef (zoon van de bibi = vaders zuster). Een jongen en een meisje zijn elkaars ,,impal" als ze naar Batak-adat met elkaar mogen trouwen.

16) Ofschoon hier niet verhaald, is mij van elders bekend, dat ze het geheele rijtje der windstreken afgingen, doch op ieder der overigens schoone prinsessen was iets aan te merken. Eerst te Poerba bleek de vorstendochter aan de hooge eischen te beantwoorden.

Toen ging Radja Kětěngahěn heen op den heuvel Sibolangit; daar kwamen drie zouthalers voorbij.

[ocr errors]

n

[ocr errors]

[ocr errors]

n

,0, zwager, waar gaat gijlieden heen?" zeide Radja Kětěngahěn. Wij, we gaan naar de benedenlanden, zwager!" zeiden de drie zouthalers. „Wat is dat voor een manier van ulieden, om naar de benedenlanden te gaan?" zeide Radja Kětěngahĕn; anderen, als die zeiden: „,,ik ga naar de benedenlanden"" droegen, zag ik, hun draagstok op den schouder, hun leeftocht in een doek op den rug, het geld in hunnen gordel; jelui: ik ga naar de benedenlanden" zeggen jelui, jelui draagstokken draagt ge niet op den schouder; [en als] ik de dertig dagen tel, de acht windstreken raadpleeg, de vijf mamis, de drie katika onderzoek, dan draagt ge zelfs uw leeftocht niet op den rug, noch uw geld in uwen gordel." -- Wel, wat de dagen, die gij gelezen hebt, zeggen, is niet onjuist, het zien van uw oogen is niet mis We hadden de rijst al uitgemeten, het geld al klaargelegd, de draagstokken al in orde gebracht, toen (lett. omdat, maar de zin loopt eigenlijk zoo niet af) de dochter van onzen vorst Toewan Dibata in Poerba, si beroe Sindar Mata-niari geheeten, voorbijkwam, wier voorkomen precies is als de ochtendzon, wier voorhoofd als het zevengesternte, wier gelaat als gebold spinsbek, wier vingers als de běroe lo-kahekěn, wier tanden als de zaadjes van aroem sěding gantoeng, wier haar als de jonge vruchttros van den riman palm. Wel, zij wandelde in Poerba, vertoonende hare bekoorlijkheden 17), vijftig min twee in getal. Wel, we zagen tersluiks naar links, en naar rechts. Eindelijk gingen we op weg, en (merkten) niet, dat de draagstokken die al klaar waren, achterbleven, dat het geld, dat al klaargelegd was, achterbleef, dat de rijst, die al uitgemeten was, achterbleef *), dat is 't, dat dus blijkbaar wat ge verteldet, juist is, zwager."

Toen zeide Radja Kětěngahěn tot de drie zouthalers: keert gijlieden naar Poerba terug. Ik zal later voor je leeftocht zorgen, ik zal je van geld voorzien ; hier zult ge later uw draagstokken krijgen, neemt dezen mijn ring sarirawang mede, laat gij dien straks vallen in den pot met indigo van de dochter van Toean Dibata ni Poerba, sibĕroe Dajang Sindar Mata ni ari 18) geheeten.

Toen keerden de drie zouthalers naar Poerba terug Zij lieten den ring vallen in den pot met indigo van de prinses.

17),,Vertoonende hare bekoorlijkheden" is de wel wat vrije, doch tamelijk juiste vertaling van i-odakkénna pengodakna. Eigenlijk is ngodak,,met de handen slingeren bij 't gaan". Pengodak dus: de wijze waarop dit geschiedt, langzamerhand uit. gebreid tot iemands gang, wijze van loopen, en nu komen juist iemands gratie en bevalligheid, als hij die heeft, 't best tot haar recht bij 't gaan, vooral voor den Batak, die let op lenigheid der bewegingen en rankbeid van postuur.

*) Er staat letterlijk dat die dingen uit zichzelf achterbleven.

18)

Deze naam is zeer doorzichtig. De beteekenis is:,,Glans der zon".

Toen het donker werd, ging de prinses blauw verven. Ze nam het deksel van den pot; daar werd het daghelder!

Sibĕroe Dajang Sindar Mata-ni-ari werd bang, ze snelde naar huis, en zocht hare moeder op, de gemalin van den vorst Toewan Dibata ni Poerba, de goeroe simbaso Boenga 'mboeloe.

Hoe (is dat met) jou, moedertje?" zei haar moeder. „Je kunt, dunkt me, je te verven goed nog niet geverfd hebben, daar kom je al weer thuis!" -,,Ik was bang moeder!" zeide ze; „ik nam het deksel van den pot, (daar werd het) helder als de dag. Toen snelde ik naar huis, naar U." "In dit land van Poerba is niets te vreezen, moedertje. Neem de lamp mee (lett. draag de lamp op je hand), 't mag niet dat het te verven goed niet geverfd worde, en (de verf) misschien omvalle."

„In

Toen nam ze, zegt men, de lamp in de hand, en deed het deksel van den pot. Wel, half Poerba was verlicht alsof 't dag was. Wel, ze stak haar hand in den pot, zegt men, (en zie) de ring sarirawang paste juist om den wijsvinger van de dochter van onzen vorst Toewan Dibata ni Poerba, sibĕroe Sindar Matani-ari. Deze (ring) was haar nu tot lamp, naar huis gaande naar hare moeder, de vrouw van Toewan Dibata ni Poerba, de goeroe simbaso Boenga 'mboeloe. „Dit is 't nu van daar straks moeder," zeide de prinses tot hare moeder. Als het dat is, moedertje, dan zal ik de dertig dagen tellen, de acht windstreken raadplegen, de vijf mamis, de drie katika lezen".

n

„Er zal een koning komen, wiens koningschap buitengemeen is, een kunstenaar, wiens kunstvaardigheid buitengemeen is, een goeroe, wiens wetenschap buitengemeen is."

=

Wel, toen dit zoo was, zegt men, zeide Radja Ketengahěn tot zijne moeder: „O moeder, verschaf me toch beras, beras van si-arang-rijst 19), om ongunstige Voorteekenen af te weren (narang), beras van si serangsang rijst 19a), om on. gunstige droomen los ( krachteloos) te maken (nangsangkěn), om ramp en ongeluk krachteloos te maken *), verschaf me beras, bĕras van si pande lěkětrijst 196), van si-sampe toewah 19c) rijst, opdat er bestendig veel zonen en dochteren zijn, opdat er bestendig veel rijkdom en zegen zij (lěkět kleven, blijven bangen)."

19) Page si arang is eene zwarte kleefrijstsoort (page poeloet), die inzonderheid gebezigd wordt tot het maken van een tamelijk bedwelmend gerecht (tape), welke bed welmende werking veroorzaakt wordt door de alcoholische giststof (ragi).

19a) Page serangsang is eene rijstsoort, waarvan de korrels wijd uit elkaar staan, en lijkt zeer veel op onze haver.

*) Men kan ook vertalen: die ongunstige voorteekenen afweert, booze droomen krachteloos maakt, enz.

196 en c) Als rijstsoorten ken ik deze niet. De ,,kracht" der vier soorten zit in den naam dien ze dragen, gelijk uit de woordspelingen van den Bat. tekst blijkt.

Wel, er werd beras verschaft, er werd uitgemeten, zeven toemba, zeven gan. tang, zeven tjoepak, zeven lajap, zeven kělih, zeven djěmpoet (vingergreep), zeven korrels 20). Dat werd fijn gestampt, zegt men, en vier nachten in de week gezet; hiervan maakte hij een si-tjaboer bintang vogel (of kip) 21), hij maakte dien vleugels, die ramp en ongeluk verdrijven [lett. wegwaaieren], bij maakte hem pooten, tot pooten had hij krabbers die booze droomen verdrijven [lett. wegkrabben], tot nagels de sporen van een vechthaan; hij maakte hem een kop, tot kop had hij den kop van een tenggeling [Stenops Tardigradus]. Hij maakte hem een hals, tot hals had hij een slanken berg 22), tot oogen een paar saga-vruchtjes 23), tot kam een boenga-boenga (Hibiscus Rosa Sinensis), tot sneb een Kelingsche notenkraker 24) in den vorm. van een nijptang. Tot ingewanden had hij een ankertouw, tot hart de bloesemknop van de si tabar-pisang, tot lever een gladde wetsteen, tot gal[blaas] [een vrucht van] de boengke rimbang 25), tot staart een plumeau (wand-afstoffer, -veger), die ramp en ongeluk wegvaagt, die booze droomen wegvaagt.

Toen blies hij hem den adem [ziel] in; zoo werd het een tjaboer-bin

tang-vogel.

„Als gij inderdaad een tjaboer-bintang vogel zijt, vlieg dan in kringen

20) Ter bepaling van de hoeveelheid diene, dat een toemba ongeveer 2 liter is. Verder is: 1 toemba = 4 gantang, 1 gantang = 2 tjoepak, 1 tjoepak = 2 lajap, 1 lajap2 kelih.

21) Manoek si-tjaboer-bintang is de naam van kippen met veel witte spikkels. De letterlijke beteekenis is: .,met sterren bestrooid", en waar we hier met eene mythe te doen hebben, is hier ongetwijfeld sprake van den nachtelijken sterrenhemel. Men vergelijke hierbij 't verhaal van Beroe Dajang (Sarindoe toeboeh). De overeenkomst der beelden is onmiskenbaar en wijst wel op samenhang der mythen, dunkt mij.

22) Genting is eigenlijk: smal, dun in 't midden.

23) Zóó heb ik kandoe na saga meenen te moeten vertalen, hoewel de constructie zeer vreemd is. Doch misschien is 't geheel een verbasterde Tob. of Timoersche uitdrukking; kandoe beteekent zooveel als makker. De saga is de abrus praecatorius L. bekend om de fraaie zaden. O. a. gebruiken de Bataks deze veel als voor de op de tooverstaven, pěrminakan en derg. voorkomende menschen- en dierenfiguren.

[ocr errors]

24) De gewone Bataksche notenkraker of juister notensplijter is een werktuigje, dat wel iets gelijkt op het snijmes der drogisten. Het mes, waarmede men de noot snijdt, is dus een hefboom van de tweede soort. De hier vermelde Klingsche" zou op een nijptang (of schaar) moeten lijken, dus bestaan uit hefboomen der eerste soort. De vraag is nu of de Klingsche" volksstammen een werktuig van die constructie bezigen, wat ik niet weet te beantwoorden.

[ocr errors]

25) Een doornige struik, afgaande op de bloemen, tot de familie der Solanieën behoorende. De vruchtjes lijken wel iets op die der aardappelplant en hebben een bitteren smaak, die evenwel niet belet, dat de Bataks ze soms in kleine hoeveelheden als toespijs nuttigen.

zwevende, ga zitten op den droogstok 26), waarover men 't [geverfde] garen uithangt, klop met uw snavel, klep met uw vleugels, krab met uw pooten."

Wel, hij klopte met zijn snavel, ['t was] als 't geluid van een gĕrantoeng met vijf staafjes, hij klepte met de vleugels, 't was als trommelgeluid, waarbij de klarinet geblazen werd; hij krabde met zijn pooten, 't was als „de pas van drie, vijf met de „kinderen” 27).

De menschen in huis gingen dansen, sommigen dansten met de boesan [bamboekoker, waarin men rijst of dergel. bewaart, om het dadelijk bij de hand te hebben], anderen met den rijstlepel. Toen de menschen genoeg gedanst hadden, sprak hij het roep-formulier uit, en de vogel keerde naar huis terug. Hij werd weer] vier nachten in de week gezet, om booze droomen krachteloos te maken [noelpatkěn; rijmwoord op empat vier], toen werd hij de Nanggoer-dawadawa-vogel 28).

=

Wel, als ge heusch de nanggoer dawa-dawa-vogel zijt, vlieg dan kringen beschrijvende, en ga dan weer zitten op den droogstok, waarop 't garen wordt uitgehangen."

Toen ging de vogel vliegen, kringen beschrijvende en zette zich op den droogstok, waarop 't garen wordt uitgehangen.

Wel, „klop met uw snavel, klep met uw vleugels, krab met uw pooten!" Wel, toen klopte hij met zijn snavel, als de gérantoeng met vijf staafjes, hij klepte met zijn vleugels, als gendang spel, waarbij de klarinet geblazen wordt; hij krabde met zijn pooten, als de pas van vijf, zeven met de kinderen ""

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

26) Of die droogstok ook eene mythische beteekenis heeft, durf ik niet zeggen, hoewel ik zulks vermoed. Aan het water van den droogstok" (laoe lantaren) schrijft men nl. de kracht toe, van, in iemands oogen gedruppeld, hem het vermogen van het tweede gezicht" (pengenehenen doe wa lapis) te geven, zoodat hij dan begoe's kan zien. 27) Hoe men zich dien dans" juist heeft voor te stellen, kan ik niet zeggen, daar ik hem nooit heb zien uitvoeren.

n

[ocr errors]

Naar de beschrijving, die men mij gaf, moet het een waar kunststuk zijn, dat veel behendigheid vereischt. De danser heeft slechts drie kleine plekjes ter beschikking, die bij met zijne voeten mag betreden, behalve nog twee (de kinderen") waarheen bij mag uitwijken, als de nood dringt. Onder het dansen werpt men met speren naar hem, die hij al dansende moet ontwijken, of liever moet trachten op te vangen, onder de armen, en ze daar vast te klemmen, door de armen tegen het lijf te drukken.

28) Later wordt van dezen vogel gezegd, dat hij een groene kleur heeft, als bladeren. Doch met hetzelfde woord (měratah) duidt men ook de lichtblauwe kleur van den hemel aan, zoodat in verband met het vorige de onderstelling niet te gewaagd is, hierin het blauwe hemelgewelf te zien. De naam (gesteld dat deze niet verbasterd is) geeft geen licht. Nanggoer is in West-Karo de naam voor de plant, die hier katĕmba heet (een soort van lelie); dawa-dawa, om de gelijkenis met dawa-korreltjes, zekere korensoort, aldus genoemd, zijn kleine bolletjes metaal, die bij 't smelten en uitgieten gemorst worden,

« PreviousContinue »