Page images
PDF
EPUB

Wel, na vijf maanden was 't geluid van lachen luider, het geluid van spreken nog levendiger; toen lachte Toewan Mandileka Soeri weer, er brak een der groote eieren, en werd hagedissen, de aardhagedis, de waterhagedis, de boschhagedis, de veldhagedis, de vliegende hagedis.

Na weer een maand werd het geluid van 't lachen nog luider, 't geluid van spreken nog levendiger; toen lachte Toewan Banoewa Koeling, en brak weer een der groote eieren, waaruit ontstonden: krabben, slangen, sibakoet-visschen, itik-visches, riviervisschen, bruine hagedissen, cameleons, padden.

Na weer een maand werd 't geluid van lachen nog luider, het geluid van spreken nog levendiger; toen lachte Toewan Mandileka Soeri, en brak er weer een der groote eieren, en hieruit ontstond de rijst, de gierst, het dawa-koren, de mais, de djambe (lagenaria), de goendoer (benincasa), de lange boontjes, de komkommer, de spaansche peper.

Na weer een maand werd het geluid van lachen nog luider, het geluid van spreken nog levendiger; toen lachte Toewan Banoewa Koeling, en weer brak een der groote eieren, en hieruit ontstonden paarden, buffels, koeien, geiten, varkens, hondeo, kippen. Toen waren al de eieren stuk.

„Wel, nu hebben we hier huisdieren, vee, nu hebben we allerlei spijzen (maar) als wij tweeën die spijzen moeten eten, als wij tweeën die huisdieren moeten verzorgen, dan zul'en we 't altijd wel eenzaam vinden hier in 't Rijk van 't Midden," zeide Toewan Mandileka Soeri tot Toewan Banoewa Koeling.

„Zie, er is een woord van onzen grootvader, Datoek Roebija Gande, die onze haren, onze vingers gespleten heeft, die ons tot levende zielen, tot menschen gemaakt heeft, die ons neergelaten heeft nidden in 't luchtruim": „„als gij later een of anderen onvervulden wensch (lett. een onrijpen wensch) mocht hebben, vraag gij dan, verbrand dan de vezelstof van een groene klappernoot; als de rook er van boven komt en ik die zal ruiken, dan zal ik de deur openen aan den kant van vorst Kima-kima 52), en zal ik een touw van koperdraad neerlaten aan een zwartzijden, aan een groenzijden draad, dat zal het touw zijn waarlangs gij naar boven zult klimmen, en dan zal ik U nog meer voorschriften voorschrijven, nog meer leering leeren,' ,,zoo heeft onze grootvader Datoek Roebija Gande gesproken."

[ocr errors]
[ocr errors]

en zouden alle wel honigboomen mogen heeten, daar de bijen op al deze soorten gaarne hunne nesten maken. Dit moet dan ook wel de beteekenis zijn van de uitdrukking, dat ze de speelplaats zijn van de vorstendochter, si béroe Gandarijah". En die naam is met het oog daarop zeer goed te verklaren; immers gandarijah laat zich ontleden in ganda: -dubbel, -voud, verdubbelen, en rijah, vroolijk; volkrijk, een zeer goed gekozen naam voor een bijenzwerm.

52) Een naam, mij van elders ook niet bekend, en welks beteekenis mij duister is. Kan het iets met het Ar. khaimah () = tent, te maken hebben? Gewoonlijk hoort men als plaats waar de verbinding tusschen hemel en aarde mogelijk was, de rots nanggar djati noemen.

1.

Wel, toen verbrandden ze, zegt men, de vezelstof van een jonge klappernoot. [De rook] ging, zegt men, recht naar boven. Toen die midden in 't luchtruim gekomen was, zegt men, sloeg, omdat, zegt men, het woord van Datoek Roebija Gande niet waar was (d. i. omdat zij 't niet voor waar gehouden, het niet gehoorzaamd, en gelachen hadden) de rook van de groene klappernoot neer en rook Datoek Roebija Gande boven die niet.

Vier jaren waren er verloopen, nog steeds hing geen touw van koperdraad naar beneden.

"Wel, wat zullen we er nu nog op bedenken ?" zeide Toewan Mandileka Soeri.lk, 'k weet er niets meer op," zeide Toewan Banoewa Koeling. -,Ik, 'k weet er nog wat op," zeide Toewan Mandileka Soeri. „Als het juist is (d. i. als ge 't goedvindt) zegt ge, zal ik het zeggen": „,heb vleeschelijke gemeenschap met de paarden, met de buffels," zeide hij, „heb gemeenschap met de koeien," zeide hij, „met de geiten en de varkens," zeide hij; heb gemeenschap met de kippen en de honden."

Wel, toen hield Toewan Banoe wa Koeling, zegt men, gemeenschap met hen, en het kroost daarvan dat zijn wij menschen. De nakomelingschap der varkens [zijn hieraan kenbaar]: zoodra ze gegeten hebben, strekken ze de pooten uit naar de trog (d. i. gaan onmiddellijk slapen); de nakomelingen der kippen: die krabben (wroeten); van de honden: die vechten als ze eten; van de karbouwen: die zoodra 't licht is, naar de tuinen gaan, en als 't donker is naar 't dorp terugkeeren; van de geiten; die laat op den dag naar de tuinen gaan en spoedig naar 't dorp terugkeeren 53).

53) Ook elders vindt men iets dergelijks, dat menschen door hunne wijze van doen hunne afstamming verraden. Naar Bataksche opvatting zijn de afstammelingen der buffels „modelmenschen", daar ze den heelen dag werken (in hunne tuinen zijn). Doch die afstammelingen zijn dan zeker weinig talrijk! Geiten worden omstreeks 3 of 4 uur in den namiddag al weer naar den stal gebracht. Dit tijdstip van den dag heeft daaraan zelfs zijn naam te danken, nl. „karang kambing".

[ocr errors]

-

[blocks in formation]

Het Tettum (zoo noemen de inlanders hunne taal) wordt gesproken in de volgende rijkjes der onderafdeeling Beloe (Nederlandsch Timor): Doeliloe, Fialaran, Lidak, Naitimoe, Mandeoe, Wehali en Waiwikoe; in Bebokki, waar velen het Tettum verstaan, begint het zoogenaamde Dawan..

Ook wordt het Tettum gesproken in vele rijkjes van Portugeesch Timor, echter met vele afwijkingen van het Tettum zooals het hier gesproken wordt, hetgeen blijkt uit een Diccionario de Portuguez-Tetum por SEBASTIÃO DA SILVA, Missionaris portuguez (Macau Typographia do Seminario 1889).

« PreviousContinue »