Page images
PDF
EPUB

acht windstreken (de kompasroos) raadpleeg, de vijf mamis en de drie katika 5) onderzoek, dan heeft onze vorst van Sahaloeren 3) bier, van Toeding si noe Poerba hier wel veel koeien om te drijven, veel paarden om te stallen, veel buffels om er mee te ploegen, veel geld om te bewaren, veel rijst om te eten, maar die ze moeten eten zijn er m i. te weinig, die 't vee moeten drijven, die met de buffels moeten ploegen zijn er, naar ik zie, niet, die de paarden moeten stallen, de paarden hier, zijn er niet

ontmoeting der goeroe's met de geitenhoeders plaats op 't schiereiland Sibolangit, een fraai voorgebergte aan de N. zijde van het Toba-meer, ongeveer halfweg het eigenlijke Poerba en 't bedoelde gebergte.

Iets verder heet de landstreek Sahaloeren Toeding si noe Poerba. Ik durf slechts gissen wat sahaloeren beteekent. Ik vermoed dat het synoniem is met het zuiver Karo'sche singaloer, het gansche gebied, nl. stroomgebied. Singaloer Lo Bijang b. v. beteekent: stroomgebied van de Lo Bijang. Dit ngaloer moet wel samenhangen met malěr, vloeien, en dan is aloer hetzelfde woord als 't Gajō aroel, klein riviertje, daar toch als len in één woord voorkomen, de volgorde in 't Gajō juist omgekeerd is; voorb. gelar, K. geral G. naam, eigennaam.

=

4) Sapo sendi gading, eig. een sapo (tuinhuis, rijstschuur) met ivoren verbindingsbalken tusschen de stijlen, een in de verhalen omtrent huizen enz. veelvuldig gebruikt epitheton ornans.

5) 't Is misschien niet ondienstig hier de namen der dagen, desa's enz. op te geven. Men zal dan zien dat na iedere week van 7 dagen feitelijk dezelfde namen terugkeeren, op een paar uitzonderingen na, en er dan nog twee aan toegevoegd worden.

[blocks in formation]

De acht desa beginnende bij het Oosten, door het Zuiden zijn: Poerba, Agoeni, Daksina, Nariti (soms Narita), Poestima, Mangabija, Oetara (soms Boetara), Irisən.

De vijf mamis zijn: mamis, kala, soeri, boerma en bisnoe. Men telt ze veelal af op de vijf vingers, gelijk men dan de katika aftelt op de drie leden van een vinger.

[ocr errors][ocr errors][ocr errors][ocr errors]

Een geitenhoeder had zitten luisteren. Hij snelde naar het dorp en zeide tot de vorstin 6): O, vorstin, daar ginds in de sapo sendi gadang is, naar 'k verneem, een goeroe."

De vorstin bracht haar sirihmandje in gereedheid, een kampil toemba, ging het huis uit naar hem toe, en maakte zeven sirihpruimpjes gereed. „Als gij met sirihkauwen klaar zijt, laten we dan naar 't dorp gaan om te eten; de rijst heb ik al in de soempit gedaan, en den wijn in de kitang.” De goeroe ging in 't dorp eten.

-

[ocr errors]
[ocr errors]

Toen hij verzadigd was van eten en drinken, maakte de vorstin weer zeven sirih pruimpjes gereed. Wat mij betreft, vorstin, zeide haar oom" (d i. de goeroe): ik geloof dat gij met die sirih die gij gereedmaakt, eene bedoeling hebt." Dat heb ik inderdaad, goeroe, er kwam een wensch in me op, goeroe. Ik moge eerst rijst te leen vragen voor ik kan koken, ik moge eerst aan 't naaien, vóór ik kleeren zal hebben; daarom, dat we het middel maken om kinderen te krijgen, dacht ik, goeroe! Wat behoort alzoo tot de benoodigdheden, goeroe ?"

[ocr errors]

Men neme een niet meer gebruikt wordende palmwijnkoker, o vorstin, een dito palmwijnklopper, en een dito rijststamper. ,,Alles is er, goeroe."„Men legge deze vier dagen in 't natte gras" Toen had de bamboe van den palmwijnkoker scheuten gekregen, de oude rijststamper had takken, de oude lopper bladeren.

„Het middel kan nu, dunkt me, bereid worden, goeroe," zeide de vorstin. „Nee, laten we nog eens een toetsingsmiddel beproeven, vorstin!" zeide hij.

Veelvuldiger gebruikt men de katika si-angkoep-angkoep (angkoep-angkoep is tangetje), zoo genoemd, omdat men duim en wijsvinger op elkander legt en weer opent, net als eene tang. Staan duim en wijsvinger open, dan heet dit katika ngangngang = gapende, openstaande katika. Dit is de eenige naam, dien ik ooit hoorde van een katika. De k. ngangngang is ongunstig. Het ,,werken" mèt de mamis en katika is zóó ingewikkeld, (omdat van allerlei omstandigheden af hangt, bij welken vinger men aanvangt), dat ik er geen duidelijke beschrijving van kan geven. Dit zij hier nog medegedeeld, dat iedere vinger één der vijf hoofdmerga's vertegenwoordigt. De duim is de merga van hem, ten wiens behoeve de wichelarij plaats heeft.

6) Kembĕrahěn, met dezen titel noemt men de vrouwen der hoofden. 't Woord bestaat blijkbaar uit ke + 'mberah + en. Dit 'mberah kan mocilijk een ander woord zijn dan het Tob. mora, hoewel dit beteekent man van eenc vrouw, husband. Het Mand. aequivalent hamoraon beteekent vorstelijke waardigheid. De Karosche beteekenis van: de persoon (d. i, eigenlijk de plaats), die de waar ligheid draagt, vindt een tegenhanger in het Timoer (Simeloengoen) woord: haradjaon, dat vorst be'eekent.

In 't Gajō is merah een titel. In Atjeh geldt die als algemeene titel van hoofden vóór 't ontstaan van geregelde staten (Dr. Sn. H., Het Gajōland, pag. 99 noot).

„Laten we eens met een stok in 't gat van een koeroeng si toeka-tocka 7) steken ; als er in zitten met oneffene (puisterige) huid, dan behoeven we geen nieuw toetsingsmiddel te beproeven; als er in zitten met gladde huid, moeten we nog een proef nemen."

Er werd nu met den tooverstaf in een koeroenggat gestoken, er zaten heusch in met oneffen huid!

"

Nu werden de benoodigdheden bijeengebracht, honderd en twintig soorten tooverkrachtige bladeren, en deze werden tot medicijn fijngewreven, tot het beroemde kinderverwek-middel. Toen het middel fijngewreven was, zeide de goeroe: ,,Ik keer terug Als gij, die ik nu verlaat, over een jaar kinderzegen geniet, houd het er dan voor, dat dit het werk is van den goeroe 8) Pakpak Pěrtandang en zijn zes reisgenooten, die bij zich dragen den toengkat mangalekat, de pěrminakan ambat toewah na bolon en de poestaka djati. Maar als er twee of drie jaren verloopen zijn, ook al wordt ge dan met een kind gezegend, houd het er dan voor, dat het niet mijn werk is, o vorstin."

Na verloop van een jaar smaakte de vorstin den kinderzegen. Diep in den nacht werd boven den nok van het huis een geluid als van neuriën vernomen. 9) Als men naar dat geneurie luisterde, was het boven den nok van 't huis. Luisterde men er naar op de toere benedenstrooms, dan kwam het van de toere bovenstrooms, luisterde men er naar op de toere bovenstrooms, dan kwam het van de toere benedenstrooms. Ging men weer in huis er naar luisteren, dan was het boven den nok: Richt mij een pantangen 10) sendi gading op, met zeven verdiepingen, slaat zeven stel muziekinstrumenten, slacht zeven runderen, neemt vier en twintig

[ocr errors]

7) De koerorng is een insect, niet ongelijk aan de veenmol. Op de Hoogvlakte geldt zij als lekkernij en 't veld is daar vol gaten, ontstaan door 't met een stok uitgraven dier beesten.

[ocr errors]

8) Het werk van den goeroe." Letterlijk staat er: het werk (gevolg, spoor) van de woorden en de tooverkunst van den goeroe. De Batak drukt zich bij voorkeur op dergelijke wijze uit, den persoon vervangende door iets dat van den persoon is, of een deel van hem uitmaakt, of van hem uitgaat. Hij drukt zich dus omslachtiger, maar nauwkeuriger uit dan wij.

"

9) Dit neuriën is eigenlijk het opdreunen van een litanie" c. d., 'ndjaga-djagaï bijv. beteekent bij de huisinwijding,,over het huis eene litanie opdreunen".

Ook in andere verhalen, bijv. dat van Anak laki si Onun katana, wordt de geboorte van een bijzonder kind op dergelijke wijze aangekondigd. Ik geloof te mogen beweren, dat het oorspronkelijk een my.hische trek is, en ons verhaal geeft ons de aanwijzing er het geluid in te zien, dat aan een tropisch onweer met hevigen regen voorafgaat. De Bataks geven dat,,deinende" (Couper us zou zeggen,,aandonzende") geluid weer met so, so, en hiervan is gevormd erdeso, ruischen van aankomenden regen.

10) Een pantangen is een huisje op één paal. of hij die voor gceroe studeeren wil (erladjar goeroe).

Hier zondert de goeroe zich af,

Men zou het des noods met kluis

[ocr errors]

garoewen 11) gekookte rijst, vier en twintig bamboekokers met palmwijn en roept de vorsten der omliggende dorpen bijeen 12).

[ocr errors]

Alles was klaar, ook de [lieden der] onderhoorige dorpen waren bijeen.

[ocr errors]

Morgen, overdag", zei hij tot een oudje (er was een oudje, die geen kracht meer had om naar de toere te gaan), „morgen zal ik de pantangen bestijgen". Wel, als gij goed vindt morgen de pantangen te bestijgen, morgen dan", zei ze. „Om hoe laat 13) zal ik ze bestijgen?" zeide 't vorstenkind. — „Ze bestijgen, vadertje, wel als gij ze bestijgt, laat het juist op den middag zijn 14)", zeide ze. 's Middags hingen er zeven kains, lagen er zeven matten en waren er zeven citroenen aan één steel, zegt men, Het geneurie was steeds in de pantangen, maar een mensch zag men niet. Zoo verliepen vier dagen, zegt men. Toen werd het kind geboren. Er werden geboren: één jongen, één meisje, zeven honden, ééne slang. De hemel plofte neder, de vloer werd afgerukt, de steenen neuten scheurden, de aarde kreeg een gat 15). De goeroe Pakpak Pěrtandang werd nu van Poelo Tjimtjiměn gehaald. Toen de goeroe gekomen was, zeide hij: „Wat verlangt gij, vorstin? 16),Niets bijzonders, 17) goeroe; den dag „lezen" 18), waarop de kinderen geboren zijn."

kunnen vertalen. Een ladder, die opgehaald kan worden geeft den toegang. De goeroe kan zich dus tegen ongewenscht bezoek, dat hem zou kunnen afleiden, vrijwaren.

11) Een garoewen (garōen) is vier toemba = ± 8 Liter. 't Woord moet afgeleid zijn van 'nggaroe, indigo-verfstof bereiden, hetwelk men in groote steenen potten (koedin) doet. Tegenwoordig raken deze breekbare dingen hoe langer hoe meer in onbruik en worden vervangen door de haast voor alles te gebruiken ledige petroleum-blikken.

[ocr errors]

12) De omliggende dorpen. De Bataksche uitdrukking, woordelijk vertaald luidt: Welker gierstwortels tegen elkaar komen, welker rijstaren elkaar beruiken. Dit wijst er op dat de tuinen aan elkaar grenzen. De djaba (gierst) wordt steeds aan den kant geplant. De uitdrukking wordt soms nog aangevuld met: si pesawen sawen oerat noe djambe = welker laboe-wortels door elkaar groeien.

13) Om hoe laat katawari. Ik houd dit voor eene samentrekking van: „koega matawari hoe [staat] de zon? omdat het antwoord is: „bagé matawari," aldus de zon, terwijl men dan met de hand den stand der zon aanwijst.

14) Tiger alleen beteekent reeds middag." Etymologisch is het verwant met rechtop staan. Pantek is ook recht overeind staan. Pantek tjiger kal is dus eigenlijk een pleonasme, daarom weergegeven met juist op den middag."

=

teger

15) Hierover is 't noodige in de Inleiding gezegd.

[ocr errors]

16) Kesikel wensch, verlangen. Dit is een der weinige woorden in 't Karo'sch die alleen 't prefix ke-(ka) hebben. Merkwaardig dat de meeste dezer woorden beantwoorden aan Maleische met eveneens slechts 't voorvoegsel ka: késikěl = kahěndak; kěsajang = kăkasih. 17) Kai pe seja, kai pe lahang (läng), lett.,,wat ook niet" het stereotype antwoord van een Karo op een dergelijke vraag, ook al blijkt uit zijn onmiddellijk volgende woorden dat hij wel wat op z'n hart heeft.

=

18) Lezen ngoge, dat is hier: nagaan, onderzoeken wat de dag omtrent het lot van den pas-geborene, of ook van zijne bloedverwanten voorspelt.

[ocr errors]

Ik, o vorstin, 'k heb de dertig dagen geteld, de acht windstreken geraadpleegd, de vijf mamis en de drie katika si-angkoep-angkoep gelezen. De jongen moet spoedig aan eene vrouw, 't meisje spoedig aan een man geholpen worden 19), dat is wat de dag, dien ik gelezen heb zegt, o vorstin; ik keer terug, ga weer naar mijn vader en mijne moeder 20) in Poelo Tjimtjiměn", zeide hij. Toen keerde de goeroe terug.

Toen er twaalf jaar verloopen waren, begonnen de jongen en het meisje oog voor de andere sekse te krijgen 21) Ging het meisje naar de lěsoeng rijststampen, dan liep de jongen achter haar aan; ging 't meisje naar 't water met het watervat op 't hoofd, dan ging de jongen achter haar aan naar 't water. Al waren er veel meisjes in Poerba, in zijn oog was alleen zijn zuster een meisje; zoo ook het meisje, al waren er veel mannen in Poerba, haar broer alleen was in haar oogen een man.

[ocr errors]

Ging haar broeder jagen, dan ging het meisje achter hem aan. ,Ga gij toch niet met je broer mee jagen, moedertje," zeide de vorstin, dat loopt op bloedschande 22) uit, dan mocht het droog weder blijven," zeide de vorstin, „dan mochten eens al de cultuurgewassen sterven, de koeien, de buffels, de menschen honger en dorst lijden, de aarde scheuren krijgen, het bosch ontbladerd worden, hier in Poerba, moedertje."

Ging dan de jongen bij de benedenstroomsche toere naar beneden, dan deed het meisje dat bij de bovenstroomsche.

19) Voor het trouwen, resp. v. e. man en v. e. vrouw gebruikt men een ander woord. Van een man, die trouwt zegt men ngempo. Merkwaardig dat het etymol. gelijkwaardige Toba-woord èmpo (èppo) of èmpe (èppe) gebezigd wordt van een meisje, dat door op klaarlichten dag het huis van den jongeling te betreden, die met haar eene amourette heeft gehad, dezen dwingt met haar te trouwen. Ik vermoed daarom dat empo eigenl. beteekent: dwingen, met geweld in bezit nemen.

Van een meisje dat trouwt bezigt men: tersereh, wat moeilijk iets anders kan beteekenen dan: overgeleverd, toevertrouwd (vg. Mal. serah).

20) De woorden hier voor vader en moeder gebruikt zijn de Toba'sche.

21) Letterlijk staat er ,,dat ze gingen weten wat mooi was". Eene andere uitdrukking voor ,,groot" worden, van een meisje is: ĕrladjar mědjele. Van een jongeling bezigt men vaak: měna ngena beginnen te houden, nl. van de meisjes.

=

Zijn ze nog een stapje verder op dezen weg, dan heet het: „enggo i ètehna bitjara manoesija", wat men eenigszins vrij zou kunnen vertalen met: „ze weten, hoe 't bij de menschen toegaat."

22) Soembang = bloedschande heet elke verbinding van man en vrouw, die indruischt tegen de op dat punt heerschende adat. Veel gevallen kunnen met eene boete (pěngaroesi = eig. 't middel dat maakt dat het „aroes' gepast, is) worden goedgemaakt. Zoo'n huwelijk wordt dan verder geheel als wettig erkend en men vreest ook niet meer de kwade gevolgen.

« PreviousContinue »