Page images
PDF
EPUB

7

En nu de tekst. Wat taalkundige aanteekeningen betreft, zal ik me tot zeer enkele bepalen. 't Is niet wel doenlijk, de gansche Karo'sche grammatica in de aanteekeningen ter sprake te brengen; er naar verwijzen kan ik niet, omdat er nog geen spraakkunst bestaat. Trouwens, voor den beoefenaar van de M. P. talen zullen er niet veel moeilijkheden zijn, nu de vertaling er bijgegeven wordt. Waar deze vrij is, zal er op worden gewezen. De aanteekeningen betreffen dus de niet al te zeer voor de hand liggende gevallen.

TOERI-TOERİN SI LAGA MÃN.

Maka sekali līt sada bapa. Tceboeh anakna, tapi mate roesoer. Djadi anakna sada i-gělarina si Laga Mān, maka pět 1) mãn, nina.

I-oekatna nakan sinokat 2), mintes kĕri! „Enggo 'nggěloeh anakta enda!" Pěpagina i-oekatna doewa nokat, e pe langnga běsoer, enggo kĕri.

Maka ĕnggo kĕri ěmpat nokat, sigantang, sitoemba doewa toemba, empat toemba, sinalih 2), langnga běsoer si Laga Man.

1) Pět = houden van; gaarne lusten; willen hebben (misschien hetzelfde woord als O. J. pet?,,De grondbeteekenis van pet schijnt: zoeken, naar iets trachten, willen hebben." Kern, Kawistudiën pag. 55).

[ocr errors]
[ocr errors]

De ě van pět is lang, zou dus eigenlijk ook nog het teeken — eischen gelijk mān, līt enz. Ik liet het weg om geen verwarring te veroorzaken. Trouwens men zou boven de eenlettergrepige woorden desnoods het teeken kunnen missen, daar ze alle, ook gesloten, een langen klinker hebben, uitgezonderd de enclitische woordjes en partikels.

De uitspraak der is als de Atj. eu. Men komt zeer dicht bij de goede uitspraak als men tracht te zeggen met de mondstelling van de i, waarmee dan ook nog al eens afwisselt. Zoo staat lit ook voor lět, blijkens locale uitspraak, en het Dairische lot. 2) Nokat lepel (vol), klaarblijkelijk hangt het samen met oekat rijstlepel. Hoe den vorm te verklaren? Ongetwijfeld is deze ontstaan uit sada oekat, dat vlug uitgesproken sadokat (sedokat) moest worden en de d is in de haar verwante n overgegaan. In sanokat of sinokat werd toen, naar valsche analogie sẽ (si) van nokat gescheiden, en dit laatste als grondwoord beschouwd. Op dezelfde wijze is sinolih = ééne vracht, doewa nolih, twee vrachten ontstaan uit sada oelih, wat men in één keer haalt of krijgt, een haalsel (vg. het Hollandsche gang in ,,een gang water, d. i. twee emmers)."

Mogelijk is ook nalih zoo te verklaren, doch dit is niet zeker. Ook in 't Atjesch en Gajo'sch namelijk vindt men dit woord als rijst maat voor eene hoeveelheid van 10 toemba (Gajo: are = toemba). Voor 't Karo'sche gantang hoort men in de doesoen ook wel čkal, 't zelfde woord dus als het Gajo kal. (Zie Not. Bat. Genootschap 1902 de lijst der door Majoor van Daalen verzamelde Gajo'sche voorwerpen No. 126).

De juistheid der boven vermelde afleidingen (sinokat, sinolih) wordt treffend bevestigd door het in 2a behandelde woord.

8

"La nai terasoehi anakta ende koe-akap", nina bepana; „ěnggo kĕri nakan

sinalih!"

I-soelang sekali, i-pantěm sěkali babi, i-běrekěn, sisá ija mantja i-běrekěnna. E pe kĕri, ras babi ras nakan, la nai kenan bapana. „Bage gija, gělah lampas 'mbělin anakkoe",

Gělgěl i-boewatna sekali nari lemboe, raskěnna 3) kěrina. Sěkali ija noetoengsa lěmboe, ras seninana 2a). Enggo tasak, dilona anakna i-běrekěnna, i panna běngkaoe 'ndai, kĕri kěrina, lěmboe ras nakan; la nai kenan bapana ras nandena. „La nai terasoehi kita, asakai těrboewat kita, i-pānna kĕri”, nina bapana. Lawěs ja koe kěrangen; lawěs ija doewana, ras anakna. „Idje ko koendoel, ngijani kampilta e, ola bĕne, ola ko lawěs lawěs.

I-tabah bapa kajoe boewah, i-oesoer-oesoerna, langnga 'mboelak sada oewari. „Ota, anakkoe, koe roemah; ben mě❞4).

Těmpina 3), lawěs ija, man ka i roemah, měděm ija. Arih-arih bapa Laga

(2a) Senina. Ook in 't Bat. woordenboek van Van der Tuuk komt sẽnina voor, en wel als een Dairisch woord, welks beteekenis wordt weergegeven met het Tob. aequivalent: dongan sa marga iemand van denzelfden staan. Maar van der Tuuk geeft geen verklaring van het woord als zoodanig. Toch is de etymologie in verband met de in de vorige aanteekening behandelde woorden duidelijk aan te wijzen. Dat ze mij zoolang verborgen kon blijven ligt daaraan, dat de tegenwoordige beteekenis in tegenspraak is met de afleiding. Mijne oogen werden geopend door noot 33 van het verhaal van,,Pětěri Idjo', eene bijdrage van Dr. Snouck Hurgronje aan het Album-Kern (pag. 46). Deze noot betreft het woord sarinö = sara inö = van eene moeder, tegenwoordig evenwel ge

bezigd van agnaten.

Stuk voor stuk stemt het Kar. woord senina daarmede overeen, zoodat het dus staat voor sada ina. Wel merkwaardig dat ina tegenwoordig geen Karo'sch woord is, terwijl het Tob., dat wel ina heeft, daarentegen het woord senina niet bezit, doch er eene omschrijving voor bezigt.

Ook uit een ander oogpunt is senina een merkwaardig woord. 't Kan nl. slechts als verwantschapsterm dienen, als de verwante personen tevens van dezelfde kunne zijn. Twee mannen kunnen dus elkaars senina zijn (ĕrsēnina), even zoo twee vrouwen, maar nooit een man en een vrouw; dan is 't woord toerang (ertoerang) in gebruik.

Senina zou men dus kunnen vertalen met: broeders broeder of zusters zuster, en toerang met zusters broeder of broeders zuster.

Als mijn geheugen mij niet bedriegt, bestaat er in het Fidji iets dergelijks, althans afgaande op de vertaling door Hazlewood, en vond Prof. Kern meen ik, in zijn: de Fidjitaal enz," dit niet veel meer dan nonsens. Trouwens zonder nadere toelichting kan dergelijke vertaling moeilijk een anderen indruk maken.

(3) Raskenna voor i-raskenna. Deze weglating geschiedt dikwijls met dezen passieven (of wil men: ,,verbogen") vorm. Begint de substantief-vorm met i, of ook gaat het voorafgaand woord op i of e uit, dan is die weglating regel. Heel dikwijls valt ook het pron. suffix 3den persoon = na af.

9

[ocr errors]

Man ras toekoermasna: 'Ndai koe-tabah kajoe boewah si galang a, langnga 'ndai 'mboelak, oentoengna langnga mate; pěpagi rětap boewah 'ndai koe-tabah 1; si-boenoeh anakta enda 'ndai".

-

,,Boenoeh" nina dibĕroena. -Oewe!" nina. Pěpagina mān ka. tabah boewah 'ndai mahan ranting".

„Pěpagi lampas dagé kam ĕrdakan".

"

Ota, těmpi kampilta e" nina bapa, „gělah
Enggo ka ija sěh ibas inganna 'ndoebe,

nina bapa „Idje kam koendoelkěn ngijani kampilta e, ola ko lawěs; labo 'mbijar, idas oeroek e ng 4) akoe, ola ko kari 'mbijar".

[ocr errors]

n

Kai pe labo akoe 'mbijar bapa" nina si Laga Mãn Bage mě da ge 'ndo koe-oesoer-oesoer kajoe 'ndai tabah, e maka 'mboelak".

Bĕn mě matawari, 'mboelak kajoe, enggo i-doempan na si Laga Mān, ma ne tĕridah pe. „Énggo me mate si Laga Man" nate bapa. „Enggo mate anakkoe e; ras seninana ndoebe" nina bapa.

Lawes ja koe roemah. „Enggo mate anakta 'ndai nakė 5) nina bapa. „Lěgi manoek koetĕroeh, gělah empat a!" E maka i-lěgina.

[ocr errors]

Enda manoek 'ndai" nina dibĕroena. I-ělboeh silihna 6) arah djaboe kendjahe. Kai silih" nina. „Gělěhi manoek enda, enggo mate permainndoe 7) si Laga Man."-Oewe" nina. I-gělěhina manoek 'ndai kĕrina

Sangana ĕnggo doeng, i katakěnna: „kekeken lěbe 8) silih! man ita." Man ja kĕrina.

4) mě en nge zijn nadrukwijzers, meestal onvertaalbaar, en daarom vaak door 't leggen van den nadruk weer te geven. Het verschil tusschen beide is niet altijd even duidelijk, en wordt ook wel uit het oog verloren.

Globaal genomen beantwoorden ze resp. aan de Tob. woordjes ma en do (zie Bat, Sprk. v. d. Tuuk).

Dikwijls smelten ze met een voorafgaand of een volgend woord samen.

5) naké, vertrouwelijk woordje, vooral door man en vrouw jegens elkaar gebezigd,

v. d. T. verklaart het als samentrekking van kalaké.

=

6) silih zwager. Zie voor de etymologie van dit woord het,Persilihi 'mbělin (Meded. Ned. Zend. Gen. Deel 46; 1ste stuk pag. 2 en 3. Op pag. 3 reg. 2 leze men voor (een ander) (Hd. einander).

7) Permain. Aan het Karo'sche woord is de afleiding niet meer te zien, of liever het kan onmogelijk in dezen vorm een Karo'sch woord zijn, maar moet uit het Tobasch zijn overgenomen, en toen verbasterd zijn.

het Tob. woord is paroemaen, „de in huis te brengene" en dus 't woord voor schoondochter. Dit beteekent het ook in 't Karo'sch, doch niet uitsluitend.

Daar ze haar schoonvader bengkila noemt, d. i. man van vaders zuster (bibi), [wat hij ook meestal is, bij een normaal gesloten huwelijk], wordt ieder, die krachtens die familieverhouding tot iemand bengkila moet zeggen, van dien bengkila de permain, en dus kan dit woord ook neef of nicht beteekenen.

=

8) Lebe eerst, volgt dikwijls op een woord, dat een bevel uitdrukt. Een enkele maal zou men het met vooreerst, voorloopig, kunnen vertalen, doch in de meeste gevallen dient het, om het gebod te verzachten, er het gebiedende aan te ontnemen, geheel analoog dus met het Maleische dehoeloe, in djangan dehoeloe e. d.

10

I-oekat nakan, mān kĕrina ras silihna, ras toerangna. I-daboehkěn toerangna 2a) nakan koetĕroeh karang, simpoekoel, ras bengko manoek.

Enggo kĕrina ĕlah mãn: „,'ndo, ngisapkěn silih! koega kin bantji bahan pěngindota kin nge silihkoe," nina bengkila si Laga Man Ngisap ija. 'Ndo kampilndoe 'ndai silih," nina bapa.

[ocr errors]

Rělboeh 9) itĕroeh nari: „O, bapa!" Nina bapa: Kai nge ndija silih ?" -„Bagi sora si Laga Man koe-akap," nina silihna.

[ocr errors]

‚O, bapa! idja koe-tjibalken ranting enda 'ndai?" nina si Laga Mān noengkoen. Tersenggět bapana, poelkana 3) pintōen, idah enggo rongga kěrina ibas kěsain 10), ampekěnna 3) kajoe 'ndai ibás toerena, toere pe roentoeh.

„Koegalah e naké! ĕnggo i-babana kajoe 'ndai kěrina, ĕnggo toere a pe roentoch. Mate ningen 11), labo kěpe mate! Natekoe 'ndai mate ija. Koega děnga gělah ninta taresa! nina bapana.

„Labo 'mbijar silih" nina bengkila si Laga Mān, „akoe gija 'ndilosa koe

roemah."

9) Relboeh. Hier komt duidelijk de algemeene, onbepaalde beteekenis uit, die soms de werkwoorden met het praefix er (r, rẻ) hebben, zoodat ze, gelijk in dit geval, soms 't best met eene onpersoonlijke uitdrukking: er wordt geroepen, enz. worden weergegeven. 10) Kesain, dorpsplein, eigentlijk de heele ruimte in het dorp, die niet bebouwd is. In de dorpen in Toba vormt de alaman kesain, inderdaad een soort plein, doch in de Karo'sche dorpen is er geen regelmaat te bespeuren in de plaatsing der huizen.

Het woord kesain acht v. d. T. waarschijnlijk afgeleid van hasaja, dat in de uitdrukking tonga ni hasaja= hoeta (dorp), Mandailingsche andoengtaal, voorkomt, maar anders specerijen, ingrediënten enz beteekent. De Dairische spelling kesejan geeft hieraan wel eenigen steun. Toch lijkt mij de afleidiing van sai (měsai) = zonder onkruid, schoon, onbegroeid enz. waarschijnlijker; kesain is dan cene onbegroeide plaats, wat een dorpsplein uit den aard der zaak is.

11) Ningen, een afgeleid woord, dat door zijn vorm aan een passief-verbaal substantief doet denken, en ook zoo kan vertaald worden, zoodat men het eigenlijk zou moeten weergeven met: wat behoort gezegd te worden", gelijk bijv. dahin werk, veldarbeid, eigenlijk beteekent:,,wat behoort nagekomen te worden", van 'ndahi.

[ocr errors]

Toch bestaat er geen werkwoord ning of ningi.

=

Ook ning is zelfst. nw., maar 't komt niet meer op zich zelf voor; men heeft het nog in ningkoe, nindoe (voor ning-ndoe), nina (eig. ning-na) enz. = ik zeg, gij zegt, hij zegt, of letterlijk: mijn, uw, zijn woord, gezegde.

Terecht stelt v. d. T. ning = O. J. ling.

=

echo,

Ook de vorm ling komt in 't Bat. voor in de woorden aloeling, oeliling letterlijk:,,die antwoord geeft op (aloe), die herhaalt (oelih), het gezegde. De 1 voor n is misschien ook te verklaren uit invloed van de voorafgaande 1. Ook aloling (nm. v. e. dorp) welks klemtoon op de ultima voor v. d. T. duister was, is, dunkt mij, hierdoor verklaard.

[merged small][ocr errors]

11

„Enggo baba ko kěrina koe roemah ranting 'ndai, toere pe roentoeh! Arah batang kajoe enda ko koedās," nina běngkilana, maka ko man."

I-běrekěnna ngisap. nastasi dahan-dahan kajoe.

[ocr errors]
[ocr errors]

Bapana enggo 'mbijar. I-katakěnna kĕrina koeta
I-tastasina kĕrina djadi ranting.

I-kataken bapana : Boewatlah kěrbo sada gělah bere man ija, anakkoe. Raskěn kěrina, nasak běngkona, enggo akapna latih, i babana rantingta enda kĕrina, gělah 12) e si-bĕre man". Enggo tasak, i-atoer kĕrina, i-dilo si Laga Mãn mãn. „Mānkěn, anakkoe, enggo kam latih," nina bapana Kĕri kěrbo sada i-pānna, ras bĕngkaoe kěrina, ras nakan La nai kěnān sada pe!

I-běreken bapana amak, nina: „to, měděmkěn koe djamboerta." Lawěs ija. Toendoeh, si Laga Man, arih arih kĕrina bapana ras silihna, ras giněmgěmna kĕrina. „Koegalah pĕrbanta 'ndija, arih arih kita kĕrina," nina kata giněmgěmna.

"

Měsěra me si akap kěrina roekoer; bagé galangna kajoe si tabah 13) kam 'ndai, 'ndoempangsa, i-bábana koe roemah, e maka koe-akap soesah roekoer," nina kalak.

[ocr errors]

Lit kap sada dělěng batoe galang, těnahkěn sěkali nari ija i běrněh.” - "Bage, bage," nina bapana, silih mabaisa koe běrněh, kita 'ngkoeroeksa kĕrina, idās."

[ocr errors]

Baba 3) bengkilana si Laga Man koe běrněh. Maka ĕrdalin ja ras běngkilana, těgoena 3) sada kambing. Sěh i běrněh, i-tambatkěnna kambing. „Ijani kambingta enda, akoe moewat roedang kapijas; ola tadingkěn kam, ola kari i-pan arimo," nina bengkilana

„Lang! ola akoe tadingken. Di langnga kam rěh, labo koe tadingkěn, nina si Laga Man.

[ocr errors]

Maka seh idas dělěng bengkilana, i-raskenna 'ngkoeroeksa kĕrina, ras ginĕmgěm, sada koeta kěrina. Enggo me sitengah batoe idah i-koeroek, e maka i-ongkilna.

kotip!"

Mělawěn akapna rěh béngkilana, i-elboeh si Laga Man: „Bengkilá, běngkilá,

„Kotip ongkil" nina běngkila, „līt sorana i-běrněh." E, maka i-kotipna kĕrina, mintěr ĕrdelang batoe si 'ndai. E maka i-doempangna si Laga Man, pělnat!

12) 't Gebruik van gelah is hier vreemd. De vertaling eischt,,daarom", doch dit wordt gewoonlijk weergegeven met sabap-e. Gelah beteekent,,opdat". Zonder volgende e, zou men hier ook een goeden zin hebben. Gelah achter een zin, die dan ook hoofdzin kan zijn, is dikwijls te vertalen met ,,laat".

Lawes akoe gelah laat ik gaan; dat ik ga.

[ocr errors]

Heel dikwijls wordt gelah verkort tot lah en 't is zelfs waarschijnlijk, dat het enclitische lah in 't Karo'sch, dat evenals het Mal. lah gebruikt wordt, eene verkorting van gělah is.

« PreviousContinue »