Page images
PDF
EPUB

het koppensnellers-feest mede; gekomen in het dorp van een ander dorpshoofd, vierde hij er evenzoo het feest over. Zijn vader antwoordde:

Zoo hoort het, als men een verslagene als buit thuis brengt, dan viert men er het lobo-feest voor.

De Zoon antwoordde:

Al zou

u het niet gezegd hebben, ik zou er wel degelijk het lobo-feest voor hebben gevierd.

Toen het lobo-feest gedaan was, nam hij het hoofd opnieuw mede en bracht het in de verschillende dorpen, en dit zeide weder:

Zoo past het een rechtgeaarden zoon, het hoofd van zijn vader rond te brengen. Niet lang daarna vernam zijne vrouw: De Gulzige Jongen komt aan. Zij had het slechts gedroomd, drie dagen daarna hoorde zij het werkelijk. Roep het balu-balu over mij uit, zoo hoort het als men een verslagene als buit thuis brengt.

Toen hij kwam feestvieren, kookte zij kleefrijst voor haren man. Zijn vader zeide:

Als men hem dien men vader noemt als krijgsbuit thuis brengt, dan moet men er het lobo-feest voor vieren.

De Zoon antwoordde :

Al zou u het niet gezegd hebben, ik zou toch de lobo beklommen hebben.
Nadat eenigen tijd voor hem de trommen waren geslagen, zeide de Vader:
Als men gaat eten, sla dan voor mij op de trom.

Als gij gedaan hebt met eten, dan moet gij een toespraak houden.
De Zoon antwoordde:.

Al zou

houden hebben.

u het niet hebben gezegd, ik zou toch zeker eene rede ge

De Vader antwoordde:

Als gij gedaan hebt met trommelen, hak mij dan in stukken.

De Zoon antwoordde:

Al had u het niet gezegd, ik zou u toch zeker hebben in stukken gehakt.
Na eenigen tijd gingen de menschen uiteen en zeide hij: Nu gaan wij
uiteen, want wij hebben vader en moeder gedood, zij zijn beiden dood.
Nu moet gij eene rede houden, uwen vader hebt gij doodgeslagen.
De Moeder zeide:

Nu moet gij eene rede houden, uwe moeder hebt gij doodgeslagen.
De Vader antwoordde :

Zoo behoort het ook, als men den dood van zijn vader zoekt.

De Zoon antwoordde:

Laat ons uiteengaan en laat ons hen vergeten.

Juist, laat ons ophouden onze vaders en moeders te snellen, laat ons nog

slechts bij de To Kinadoe gaan snellen.

AANTEEKENINGEN.

Natima wea papitu ogu; in de Toradja'sche verhalen komt het vaak voor, dat de held op reis gaat, met geen andere proviand dan zeven korrels rijst, die hij in eene bamboe-fluit verbergt. In de Strand-Bare'e-verhalen en ook in de Sangireesche verhalen, worden gewoonlijk ketupat's (Bar. kotupa, Sang. ĕmpihise') genoemd, maar de echte Toradja's kennen dit artikel nog niet.

Mampepali asi-asi, eig. »medelijden zoeken", d. w. z. menschen zoeken die medelijden met mij hebben, nu mijne ouders mij verstooten.

Ndidonge bambarinja; dit zijn onheilspellende woorden. Als een Toradja beleedigd is en nog geen kans ziet om wraak te nemen, beheerscht hij zich en neemt eerst in de vormen afscheid, maar laat daarbij tevens merken dat hij over eenigen tijd denkt terug te komen. De andere partij begrijpt dan dat hij makkers en wapenen gaat halen, om aan zijne eischen tot schadevergoeding klem bij te zetten of om met zijne beleedigers te gaan vechten.

Moguma nunu »gebruikte een waringin-stam als ware het eene zwaardscheede", d. w. z. hij gordde dien om zijn middel.

Deze trek komt in bijna alle Toradja'sche lezingen van dit verhaal voor en ook in de Galelareesche overlevering, door den Heer M. J. VAN BAARDA bekend gemaakt, waarover op bl. 8 der Verh. Bat. Gen. Dl. 55, le stuk is gesproken. In dat verhaal heet de visch die door den jongen reus wordt aangetroffen terwijl hij met zijne makkers de zee oversteekt, nu nu. Op de aangehaalde plaats is het vermoeden uitgesproken, dat de naam van den waringin, nunu, in het Galelareesche verhaal op den visch zou zijn overgegaan. Maar het woord nunu is verder in het Galelareesch niet bekend; het ligt dus voor de hand om aan te nemen dat in dit Gal. verhaal, dat oorspronkelijk in het Ternataansch tot de Galelareezen is gekomen, de visch Nun van Nabi Junus is geplaatst voor het zeemonster dat in dit verhaal eene rol heeft te spelen. >>Het Ar. j zegt Dr. SNOUCK HURGRONJE, komt alleen in den Qoerán en de gewijde overleveringen voor, vooral waar sprake is van Joenoes en van de schepping en plaatsing der aarde (1). Het wordt dan verklaard als » visch in 't algemeen", maar het is voor de Arabieren steeds een vreemd woord geweest en alleen gebruikt voor wondervisschen. De Maleiers kennen het uit bewerkingen der Profeten-verhalen." Of er verder nog verwarring met het woord

حوت

(1) De naam Nun is de gewone voor den visch die indirect de aarde draagt, zooals ook de Maleische woordenboeken vermelden.

[ocr errors][merged small][merged small]

nunu, dat op Midden-Celebes, en ook in het Sangireesch en Bentenansch het gewone woord voor »waringin" is, heeft plaats gehad, zal eerst met zekerheid kunnen uitgemaakt worden, wanneer de plaats van oorsprong van dit verhaal bekend is.

Naka jaku mamponanguka komi »opdat ik met u-lieden voortzwemme". In het PmB. dialect wordt na k a reeds als voegwoord gebruikt, in de bet. »opdat". Het Bar. heeft om wenschende, toelatende en redengevende zinnen te stellen, den alouden causatieven vorm behouden, nl. pa voor transitieve, ka voor intransitieve werkwoordstammen. Ook vele echte causatieven worden nog op deze wijze gevormd, maar het achtervoegsel - aka heeft reeds voor een groot deel de vorming der causatieven tot zich getrokken. Men zou dus den causatieven vorm in wenschende, toelatende en redengevende zinnen als een afzonderlijke wijs kunnen beschouwen, bijv. als een conjuctief. Voorbeelden zijn: eu se'i kukenika siko nupa waika gambe »deze spinazie breng ik u, dat gij er mij gambir voor moogt geven"; ne e melindja ri wengi, da nasoko angga siko. Na pantjoko! >>loop niet in het duister, dan pakken u de spoken. Laat ze (mij) pakken!" nipesawiri gumaku, kupamponangka komi >> klimt op mijne zwaardscheede, dat ik met ul. voortzwemme". Deze laatste zin is de overzetting van den PmB.'schen zin in het Bare'e dat ten N. van het Meer wordt gesproken. Voorbeelden met intransitieve werkwoorden: waikaku kina'a, kukatuwu »geef mij rijst, opdat ik leve"; kojo basomu takalo'u, »neem je draagmand op, dat wij kunnen heengaan"; sei ali pai tambangoni, nikajore »hier is eene mat en een hoofdkussen, dat gij kunt slapen"; tej oro edja, be da manawu tau? Nakana wu! »als de trap is omgekeerd, vallen de menschen dan niet? Laat ze vallen!"

[ocr errors]

Bij adjectief-stammen wordt steeds na ka voorgevoegd, waarin na dan als een versteend pron. praef. 3e pers. moet worden beschouwd, wanneer feitelijk een 1e of 2e persoon zijn bedoeld. In dat geval moet dan ook nog een voornaamwoord van den 1sten of 2den persoon volgen is de 3e pers. bedoeld, dan behoeft dit niet. Voorbeelden: waikaku sabu nakabuja jaku »geef mij zeep, opdat ik wit worde'; se'i sabu kuwai nakabuja siko »hier geef ik je zeep, opdat je wit moogt worden"; n aperapi sabu, nakabuja „zij vraagt zeep, opdat zij wit worde". Zoowel bij deze stammen, als bij de intransitieve werkwoordstammen wordt na ka, ook in het echte Bare'e dikwijls tot een afzonderlijk voegwoord, zoodat dan het adjectief zijn voorvoegsel ma-, het werkwoord zijn persoonlijk voornaamwoord moet hebben, bv. se'i kina'a, naka tuwu siko »hier is rijst, opdat gij moogt leven", se'i sabu, naka mabuja siko »hier is zeep, opdat gij wit moogt worden". Nog verder gaat het PmB. met zijn: na kajaku mamponanguka komi.

Zie verder Tijdschr. Bat. Gen. Dl. 41, bl. 535.

Kinoni, PmB. »eten, voedsel, gekookte rijst", van koni »eten", Bar. kina'a, van kina' (van ka', voor ka n), met infix in en suffix - a n. Het Par. heeft alleen het suffix, in zijn woord konis a. In de synonieme vormen linoro (voor rinoro) en roroa »gebraad" zijn in het Bar. ook het infix in en het suffix - a gelijkwaardig.

[ocr errors]

Dio, een klanknabootsend woord, voor »schel, bel"; kleine koperen klokjes worden door de Toradja's soms aan hunne zwaardscheeden gedragen, uit ijdelheid.

Over de Pajowi, zie de meermalen aangeh. Inleiding op de vertaling van Sese nTaola, bl. 12.

Pola, PmB. voor dua ta »slang". Met pola wordt soms in 't algemeen >>slang", soms meer in 't bizonder de python bedoeld.

Moonge-ong e, PmB. »leven maken", Bar. ka woo-woo.

Mantu'uri, PmB. »zien, kijken", Bar. me ole, mampeole.

Totoka, wisselwoord voor tau, in den zin van »een ander, een vreemdeling" en linggo na »gast, vreemdeling". Het is samengesteld uit to en toka, Jav. tě k å, Loindangsch toka »komen", in het Bar. nog in gebruik in toka, hetz. als gana »alles wat noodig is, al de ingredienten", en mompatoka »verschaffen, bijeenbrengen, leveren wat noodig is", bijv. het noodige voor het sirih-pruimen.

Epa, PmB. voor Bar. nepa, Str. Bar. de pa.

Tonga, PmB. voor Bar. montjo »echt, eerlijk, waar, flink, oprecht", vgl. Boeg. tongeng, Mandarsch, Rongkonsch tongan, Tag. tingir, Bis. tongod, Bent. tungar, Sang. tě ngade'.

Se'emo kuto'o - to'o owi, enz., de bedoeling is: dat heb ik vooruit al gedacht of gezegd, toen ge met me wildet meegaan, dat ge nog wel eens lastig zoudt zijn, maar toen wildet ge daar niet van hooren spreken.

Dongka, PmB. djela, Bar. »komen", vgl. Soend. dongkap, Jav.

dungkap.

Du'a, PmB. voor tu'a »grootmoeder", verkorting van ine tu'a. Evenals in bue, PmB. pue, Parig. »grootmoeder", is hier de tenuis-beginner tot media geworden.

Me'as e, PmB. voor mokali wongo, Bar. »leven maken".

Pai naka tuwu kami, hiervoor kan men in het Bar. ook zeggen: pai kakatuwu.

Wantjenja ewa totua ka ba en ja, de foeja-klopplank, waarmede hier de sporen van den vogel worden vergeleken, heeft gemiddeld de volgende afmetingen: Lengte M. 1.25, breedte 0,2, dikte 0,06.

Opi, Nap. ope, Par. opu, Lalakisch, id., Tog. Saoes. Bada'sch, Boengkoesch, Tontolisch upu, Lole'sch opus, Koelaw. Tontemboansch a p u, bet. »op, ten einde, tot den laatste toe weg, klaar, gedaan, enz." In de W. Toradja'sche talen omschrijft naopu, naupu het perfectum, in het Bar. beteekent opi >> tot den laatste toe dood, uitgestorven".

Adjalimu m Palaburu; adjali is »het door God bepaalde stervensuur"; de Moh. strandbewoners gebruiken het woord ook in dien vorm. In het PmB. moet het uit het Z. (Loewoe) zijn gekomen; Dr. MATTHES geeft in het Boeg. Woordenboek alleen den vorm a djalěng op. De vorm adjali is evenwel regelrecht van adjal afkomstig.

Voor >>God" is hier de Toradja'sche benaming Palaburu behouden. Deze combinatie is niet zoo vreemd als zij wel lijkt. De woorden adjali, djandji en wat verder »het noodlot, het vooraf bepaalde stervensuur” aanduidt, mogen van de Mohammedanen afkomstig zijn, de Toradja vat dit denkbeeld terstond en is het er geheel mee eens, het is hem oorspronkelijk in 't geheel niet vreemd. Hij behoeft er dus nog niet toe te zijn overgegaan om den Toradja'schen Pue mPalaburu met den naam Ala ta'ala aan te duiden, om reeds van djandji en adjali te spreken.

Palaburu is de nominale vorm van malaburu »vormen, kneden", Pue mPalaburu is dus »de Heere Schepper". Nadere verklaring omtrent den vorm van dit woord kan ik nog niet geven.

O de telenja, enz. Dit is eene spreekwoordelijke uitdrukking om iemand aan te duiden die er in geloopen is, die het door hem niet geziene of niet getelde gevaar nu ziet genaken. Tele »meisje" is een bijvorm van tile, Parig. Kail. talen » vagina", afwisselende met tele (Goront. Rongkongsch), sele (Boengkoesch, Morisch). tilo (Bada'sch) en leti (Bare'e), lesi (Boeg.), lei (Oemala'sch), terwijl kede een bijvorm is naast kedje, Bar. »penis".

Kuajangi tengko; wat de combinatie dezer twee vogelnamen beduidt, is niet duidelijk. De teng ko is de meest gewone omineuze vogel bij de Toradja's. Men hoort zijn geluid op alle tijden van den dag en houdt er, zelfs

« PreviousContinue »