Blz. 80 Dubbele rij, 't zij van huizen lees: 't zij van huizen 't zij van boomen. Naromak lees: Maromak. (Staat tegenover ate: kruisjak) lees: ate kissak. 91 Nakdokko, schudden enz. lees: onz. (= onzijdig). 97 Naweek, nat, dun, aangelengd lees: dun aangelengd. 98 Anin ketta lokit lees: likit. 102 Makerik oï salan bout lees: makerik oï salan, bont. 103 R. laron, dag, bij dag lees: loron. Rai falin lees: folin. 104 Hadi lilin lees: hodi. « Toela rik, iets in staande houding leggen lees: iets in staande houding 112 Limau sikoen lees: liman. 114 Soeoe het been, den arm uitrekken lees: intrekken. Toes soeta lees: tais. « |