Page images
PDF
EPUB
[blocks in formation]

ATOREMMIN

JUN 25 128

NIJHOF

INHOUD van DEEL LVI.

(Dit Deel bestaat uit vijf stukken.)

M. JOUSTRA, Karo-Bataksche vertellingen. (le stuk.)

A. MATHIJSEN, Tettum-Hollandsche woordenlijst met beknopte spraakkunst

(2e stuk.)

J. ALB. T. SCHWARZ en N. ADRIANI, Het verhaal van den gulzigaard in het Tontembo ansch, Sangireesch en Bare'e. Tekst, vertaling en aanteekeningen. (3e stuk.)

J. SEIJNE KOK, Het Halifoersch zooals dit gesproken wordt ter Z. O. kust van Ned. Nieuw-Guinea. (4e stuk.)

R. C. VAN

DEN BOR, Nederlandsch-Sasaksche woordenlijst (Prajaasch dialect). (5e stuk.)

411402

KARO-BATAKSCHE VERTELLINGEN.

1.

SI LAGA MAN.

INLEIDING.

Dit verhaal wordt veel aan kinderen verteld, en heeft geheel het karakter van onze kindersprookjes als Klein Duimpje en dergelijke.

Evenals van de meeste volkssprookjes, zoo niet van alle, kan men ook van dit verhaal verzekerd zijn, dat het eene bijna onkenbaar geworden mythe is Voor de vertellers is het een verhaaltje zonder meer, en 't is dus geheel onbewust dat ze hier en daar een trekje geven, waarin de mythische beteekenis nog doorschemert. Omdat men evenwel den oorspronkelijken zin niet kent, zijn er allicht trekken aangebracht, die geen mythische verklaring toelaten, en mag men evenzeer aannemen, dat de oorspronkelijk mythische bestanddeelen hier en daar van hunne zuiverheid hebben ingeboet. 't Is dus eene gewaagde onderneming, dubbel gewaagd voor iemand, die zich niet bij voorkeur op dit terrein beweegt, eene in bijzonderheden afdalende verklaring te geven. Ik wil daarom slechts dit zeggen, dat naar mijn oordeel het geheel den indruk wekt van een mythe te zijn van de elkander bestrijdende elementen (wind, water, vuur, licht) en duisternis, en dan zou ik in Laga Man de zon willen zien.

Eene in bijzonderheden juiste verklaring zal eerst dan met vrucht kunnen beproefd worden, als men den oorsprong van het verhaal kan aanwijzen.

Zooals het hier ligt, is het, evenals met de andere, ontwijfelbaar overgenomen verhalen het geval is, naar vorm en inhoud volkomen Bataksch geworden en mag dus terecht tot de Karo'sche letterkunde gerekend worden.

Toch zijn er aanwijzingen, dat het zijn oorsprong op vreemden bodem heeft, of, wat ook zeer goed mogelijk is, eene samensmelting is van vreemde en oorspronkelijke, doch ongeveer gelijksoortige, elementen.

De naam van den in 't slot genoemden grooten roofvogel: manoek si Goerdi? (of si Goerda2; men hoort beide even dikwijls) wijst op 't Skrt. 1).

1) Welke is de etymologie? Aan 't Kar. goerda beantwoordt hot Tob. gorda en dit

brengt v. d. T. in verband met skr. grědhra een gier. 't Mal. wdb. van Pijnappel en Verh. Bat. Gen. LVI, 1ste st.

1

« PreviousContinue »