Page images
PDF
EPUB

voor mij zoude geen plaisier hebben voor de Stulp Ploy te pleyten, dewijl ik die slimmer achte, dan die lauwe Laodicensers, die noch kout noch heet zyn, en evenwel water in d'eene en vuur in d'andere hand dragen, en heet en kout uit eene mond blaazen, altijd de huik na de wind hangende.",

Bladz. 26. na reg. 17.

[Hier volgt in BILDERDIJK's Handschrift zijner lessen nog eene uitweiding over de twisten en opschudding over de regeering, na het overlijden van Willem III. in de Steden van onderscheiden Provincien. Bemerkende dat hij hier in herhaling van een gedeelte vervallen was van het gene hij hierover bov. bl. 4—14 reeds gezegd had, had B. dit afgestreept als overtollig. Doch het behelst eene nadere ontwikkeling van eenige punten, die mij toeschijnt ter aanvulling van het vorige hier geplaatst te mogen worden; en tevens om er nog eenig bijvoegsel van mij-zelf aan te kunnen hechten:]

De oude Regenten in Gelderland die van het bewind ontzet waren, konden niet rusten. Zich-zelven niet hebbende kunnen redden, en bij de Provinciale Staten geen herstel kunnende vinden vervoegden zij zich bij de Staten Generaal. Deze waren met de zaak verlegen, en zeker! naar 't begrip, dat men nu van de Staats-constitutie had, moesten zij 't zijn. Het verstaat zich van zelfs, dat, terwijl de Ouden de Unie daar in halen wilden, de nieuwen beweeren moesten, dat de Unie daar niets mee te schaffen had. Provinciale Souverainiteit domestique zaken, en al wat wij in Holland zoo fraai hebben zien uitstallen, kwam hier zeer te stade: én quod ad merita causae [wat betrof de zaak-zelve], bracht men van wege de nieuwe Re

-

genten voor; dat al wie door Willem III aangesteld was, onwettig was: dat het recht om de Regenten ⚫ aan te stellen aan de Gemeente behoorde," enz. enz. De Staten Generaal wilden gaarne de zaak plooien, en vroegen ten dien einde een Kommissie uit de Gelderschen; maar dezen wilden niet. Nu zonden zij een bezending naar Gelderland, maar die werkte ook niets uit. De oneenigheid duurde in de Provincie, en deze oneenigheid maakte dat de verpachtingen der gemeene middelen ophielden, en met deze de Provinciale inkomsten; en hier mêe dan ook de mogelijkheid om 't contingent te betalen.

De Geldersche wijsheid bleef volstandig om van geen conferentien met of ten overstaan van de Staten Generaal te willen hooren: want dit (zeiden zij) streed tegen 't jus de non evocando. Nieuwe en gewapende opschuddingen hadden er thans plaats te Harderwijk, waar de Burgers nieuwe en de Regenten oude plooi boven! riepen, maar de Burgers boven dreven. Elders namen de Regenten ruiters in tot hun bescherming. Intusschen was het gedrag der Staten Generaal niet zonder wezendlijke aanmatiging, die men recht had kwalijk te nemen (1).

(1) Quaer. wat recht hadden de Staten Generaal?

[blocks in formation]

als buren en vrienden, die als 't aangelegen huis in brand of oproer staat, blusschen en slissen komen. Hiertoe konden zij 't geen de zaak vereischte; zelfs geweld van wapenen gebruiken; maar niet, de partijen voor zich ontbieden enz.

Maar voeg er bij:

dat de vraag was: of de Unie met de Regenten, dan met de Gemeente gesloten was? Zoo 't eerste; zoo moesten

Wendden nu de afgezette Regenten zich tot de Staten Generaal; 't was consequent dat de nieuwe zich bij de Staten van Holland vervoegden, ten einde hun tegenparty ter Generaliteit te doen afwijzen. Dit viel wel in het Hollandsch systema, maar 't belang der financie haalde over, en wilde dat men quovis meliori modo zoo goed mogelijk de geldmiddelen van Gelderland weer aan den gang bracht, en dus de Regeering daar vestigde, al ware 't door geweld van wapenen. Zoo was dan ook Hollands gevoelen, en dit werd door de Generaliteit aangenomen ; schoon in weerwil van Zeeland en Groningen, die hier zeer sterk tegen waren. En natuurlijk! want Zeeland had even zoo met zijn regeering omgesprongen als Gelderland, en moest dit derhalven wel wettigen; of gelijke bemoeiingen van de zij' der Unie verwachten.

Ondertusschen namen de twee partijen in Gelderland troepen tegen elkanderen aan, zetten die van hun wederpartij gevangen enz., en de zaak was zoo verr' gekomen, dat Holland, nu ziende dat de nieuwe partij machtig genoeg was, om zich staande te houden, en deze begunstigende, afzonderlijk een bezending tot hereeniging deed; die dan ook van uitwerking was, en waardoor

zij de Regenten wel handhaven, die wezendlijk en jure Regenten waren; zoo 't laatste; integendeel. In voege dat het gedrag der Staten Generaal moest gemotiveerd worden door 't punt van quaestie-zelf. En dit maakte 't moeilijk en netelig.

Zij beschouwden de zaak als quaestieus en wilden ten behoeve der oude Regenten de deugdelijkheid der nu vi geschonden possessie ten grond leggen, tot de onwettigheid van hunne aanstelling bewezen zou zijn: en drongen dus op 't pracálabel herstel der afgezet tenen. Maar dit was dezen gain de cause geven, en deed alle poging mislukken.

de nieuwe Regenten aanbleven en de zaak gebracht werd op den voet van vóór 1672 (1).

Nu verbonden zich de nieuwe Regenten onderling om zich te handhaven, gelijk naderhand in Holland onder de regeering van Prinses Anna werd nagevolgd; en deze verbintenis hield mede uitsluiting van 't Stadhouderschap, en van 't Kapitein-Generaalschap in, en 't bezweeren van deze uitsluiting. Echter dit verbond was te zeer in 't oogloopende bij de Gemeenten en Gilden, die er een volstrekte Aristocratie in zagen, om het door te zetten. Het kreeg dus zijn laatste beslag niet, maar bleef niet te minder in kracht en werking, schoon men 't niet algemeen teekende.

[ocr errors]

Deze verbintenis ondertusschen kon niet nalaten, daar ter plaatse, waar men de oude regeering meer toegedaan was, de burgerijen in beweging te brengen; waartegen de nieuwe zich met wapens en beulen (onder invloed van Holland en inzonderheid van Zeeland) handhaafde. Zoo was het te Arnhem, te Nymegen, te Doesburg, te Wageningen, en de zaden van verdeeldheid werden meer en meer wortelvast.

In Zeeland was het echter ook verr' van dat de nieuwe Aristocratie ongestoord bleef. Men stelde daar nu Wethouderschappen aan zonder de kiezers, waar over die zich vergeefsch beklaagden en bij den Hoogen Raad handhaving zochten. Te Middelburg trok men gewapend tegen elkander op, doch de gewapende Burgerij wilde 't bevel der Regenten om op hun medeburgers te schieten niet gehoorzamen. Het Hof van

(1) Zie daar den Hollandschen Geest! het tijdperk van het Stadhouderschap van Willem III, als een wederrechtelijke tusschen-regeering, uit te lichten. En daar leende zich Heinsius aan!

Holland werd daar in getrokken; de regeering der Stad bleef verdeeld en er was eene amnestie noodig.om de rust eenigermate te herstellen.

[Onder de nagelaten handschriften van wijlen den Hoogl. A. KLUIT bevindt zich een van zijne hand, aldus getiteld: De Volksregeering ontmaskerd: Of vergelij-. king van 't gebeurde na den dood des Stadhouders in 't jaar 1702, met de gebeurtenissen onder den Stadhouder Willem V. sedert 1780 ten aanzien der pogingen tot eene zoogenaamde Grondwettige Herstelling of invoering eener Volksregeering in Nederland." Het is van 108 Bladz. folio, doch heeft op den kant nummers van 1 tot 92 of 93. Ik denk dat deze de bladzijden aanwijzen van het gedrukte. Immers, bladz. 1 onder aan, staat de volgende aanteekening: De Lezer houde vooral in 't oog, dat dit stukje reeds geschreven en uitgegeven is in het jaar 1784; en dus alleen maar spreekt en spreken konde van het gene sederd vier jaren, gerekend van 't jaar 1780 af, in deze Republiek gedaan, gehandeld, geschreven, en gelasterd is, zonder dat al het later van 1785-1787, en 1795, 1796 in aanmerking hier gebracht is."-Nog vindt men deze nadere aanwijzing, bladz. 3, 4 van dit MS.: » Van die beroeringen na den dood van Willem III. zie de beginsels, den voordgang, en het uiteinde, bij wAGENAAR, D. XVII. bl. 132-147. 231-246, en 298-305; doch vooral, met de authentique stukken, bij DE LAMBERTI, T. 3 p. 424 sv. T. 12 p. 215 sv. T. 13 p. 47 sv. T. 14 p. 38 en Append. p. 1-110." De geest van dit stukje is antidemocratisch, en zoo als men van KLUIT, en een vriend van hem wiens werk hij overnam en commentarieerde, kan verwachten.

D

De bovenstaande aanmerking van Prof. KLUIT, alwaar de jaren 1795, 1796, genoemd worden, XI DEEL.

14

« PreviousContinue »