Page images
PDF
EPUB

in tegenstelling van het mistrouwen dat Hy in zig zelven stelde. Deeze Zyne laetste gesteldheyd, zal vreemd moeten voorkomen aen alle die de toejuyching weeten, welke Hem niemand heeft konnen weygeren in de Vergaderingen, waer in Hy dikwils geleegenheyd heeft gehad te spreeken. Men heeft in dezeive altoos verwonderd geweest over. Zyne ongemeene vaerdigheid in 't begrypen der zaeken, en over Zyn verheeve en nadrukkelyke wyze van die te uyten: Gaven, welke gepaerd met Zyne minzaemheyd, alle harten t'hemwaerds trokken.

Een Vorst zodaenig toegejuicht, hadt zo veel te meer recht om een hoog gevoelen van zyn Perzoon te hebben, wanneer Hy in zig zelven gaende, bevond een gantsch zuyvere en standvastige bereydwilligheid om wel te doen, gepaerd met groote en edelmoedige gevoelens, waer aen Hy terstond, zonder eenige moeite, al Zyn eygen belangen gewillig opofferde.

Zyne geneygdheyd strekte tot het prachtige, en te gelyk tot mildaedigheyd, en de overweeging alleen, konde Hem daer van doen wederkomen tot spaerzaemheyd. Hy stelde Zyn vermaek in het doen van Mildaedigheden, en deelde dezelve uyt als iemand die met de behoeftigheyd van anderen, ten hoogsten was aengedaen.

Gevoelig zynde aan de aengenaemheden der zaemenkomsten, bragt Hy alles by, om dezelve aengenaem en vrolyk te doen zyn, en vermits de goedaerdigheyd den grondslag van Zynen inborst uytmaekte, zo was zyn grootste behaegen, al de geene die zig by Hem bevonden, volkomene vryheyd te doen hebben.

Geduurende de laetste jaeren van Zyn leven, heeft hy veel gearbeyd, hoe zeer ook het Hem zwaerder viel dan een ander, uyt hoofde van Zyne onpasselykheeden, die dagelijks meer en meer toenamen; Dog niets viel Hem te zwaer, wanneer hét aenkwam op zijn plicht en liefde voor het Vaderland.

Hy was oprecht Godvruchtig, een ieverig Protestant, en verdraegzaem, zodanig als 't Bestier van de Republicq het vereyschte. Een vyand van alle heyligschendinge, ongebondenheid en een aenstotelyk leven, altoos groote achting betoonende voor Deugden en Verdiensten.

Hy was een goed en gelukkig Echtgenoot, goede Vader, goede Zoon, en een goede Meester.

Hoewel, aen de eene kant Zyne volslaege Onderwerping aen de beveelen der Voorsienigheyd, aen verscheyde beproevingen bloot gesteld is geweest, zyn egter Zyne Deugden, aen de andere zyde, luysterryk in dit leven vergolden. Hy heeft het Land gered, den weg geopend die men vervolgen moet, om den Staet wederom te brengen tot Zyn vorigen luyster, en heeft in Zyn Huys, benevens Zyn Voorbeeld, overgelaeten, het waerdig Pand van de Vryheyd en 't geluk des Gemeenen bests."

4.) In die Zamenspraken (No. 1.) wordt bl. 50, 51 tot lof van Prins Willem IV bijgebracht: dat hij op de Academie zijnde, den Professor DRAKENBORGH verzocht had, dat hij hem, beide de deugden en ondeugden zijner Voorouders zonder eenig achterhouden voor oogen stelde." (Heeft DRAKENBORGH, zoo als de Schrijver gist, daar aan niet volkomen voldaan, dan was dit de schuld van den Prins niet: maar de vrijmoedige" d. i. hatelijke en brutale toon van P. BURMAN Secundus, die zelfs aan verstandige, ofschoon echt Aristocratische, Amsterdamsche Regenten mishaagde, behoeft zeker niet tot voorbeeld gesteld worden.)

D

5.) De smaad, dien de Prins, vóór zijne verheffing, voornamelijk in Holland, ondergaan moest (BILD. bl. 160), was, naar ik meen, meest negatif; door weigeren en verbod van uiterlijk eerbewijs, en zoo weinig mogelijk notitie van hem en zijne doortochten of verblijf aldaar te nemen. Stelliger was het in Friesland" (ald.); alwaar (en in Groningen) de Prins Stadhouder, in verschil met de Staten geraakt, uit het veld geslagen werd, zoodanig zelfs dat hij zich voor een tijd lang naar zijne Duitsche Staten verwijderde. Doch hoe hatelijk en argwanig men in Holland reeds vroeg tegen den jongen Friso was, blijkt mede hier uit, dat toen de Leidsche Predikant L. STEVERSLOOT het Vorstelijk verjaren van Z. D. Hoogl. W. K. H. Friso (enz.) twaalf

[ocr errors]
[ocr errors]

jaren geworden d. 1 van Herfstmaand 1723," met een warm en krachtig vers, 'in druk uitgegeven, bezongen had, een ongenoemde dit gedicht herdrukken liet met een er tegen overgeplaatste weergalm en parodie van smaad en schimp tegen den Dichter (1).

6.) Hoe ver in den woeligen tijd van 1784-1787 de hatelijkheid tegen het Huis van Oranje ging, blijkt mede uit het geen men in eene andere Zamenspraak in het Rijk der Dooden (2), den Prof. BURMANNUS Sec. laat vertellen, dat de geheele inval der Franschen in Staatsvlaanderen (die tot beroerte en opschudding in de Republiek, en ter verheffing van Willem IV, aanleiding gaf) door zijne Creaturen aan het Fransche Hof aangestookt en bewerkstelligd was om dit effect te weeg te bren

(1) (Op het Elfde verjaren van den Prins d. i. Sept. 1722, was een geheele bundel dichterlijke zegenwenschen, waar onder van Cl. BRUYN, P. LANGENDIJK, en P. MERKMANS JR.,. uitgekomen te Amsterdam, bij Jo. OOSTERWIJK, in gr. 4'.), (2) Doch zeker niet van MATT. TEMMINCK, den schrijver van No. 1. ofschoon het er op toegelegd schijnt te zijn geweest, om deze samenspraak (tusschen wijlen den Burgem. W. HEEMSKERK van Amsterdam, Jr. J. D. VAN DE CAPELLEN TOT DE POLL, JOH. V. OLDENBARNEVELT, J. en C. DE WITT, en Prof. P. BURMANNUS) als een tweede stuk van die eerste te doen voorkomen. Maar deze tweede heeft een geheel anderen toon, meer declamatie, meer hatelijkheid, en minder kennis van zaken, dan de eerste. Ik vind ook een ingewikkeld desavou van deze tweede, in de Tweede Zamenspraak (tusschen W. C. H. Friso (etc.) Mr. J. Hop, P. Burman Prof., den Baron v. Schwarzenberg, en Mr. J. de Witt van Jaarsveld; die het waar vervolg der eerste is) op bladz. 51.

Er is nog eene 't Zaamenspraak in 't Rijk der Dooden, tusschen W. C. H. Friso, Daniel Raap, en Hendr. Cannegieter, gedrukt in Holland 1783; zeker even min van den kundigen en geleerden TEMMINCK, als No. 6, maar geheel in denzelfden trant als die andere, hier vermelde. XI DEEL.

17

gen. Voorzeker, ook hier is het fecit cui prodest te ver uitgestrekt. Maar men mag hier zeggen: »naar de Waard is, vertrouwt hij zijne gasten;" en zij die zulke aantijgingen doen en verspreiden, hebben zich niet te beklagen over onbewijsbare hatelijke vermoedens die BILD. somtijds op hen werpt. - Die geheele Samenspraak ademt enkel 'gal en vergif tegen de nagedachtenis van den voortreffelijken Prins Willem IV.]

7.) Ter plaatsvulling nog dit versjen, dat ik, van eene andere hand, onder de papieren van BILD. vinde:

Ses opmerkende [d. i. opmerklijke] Vrijdagen.

O Bataviers, dat elk dit in gedagte houde,

't Was Vrijdag, toen de Vorst (a) voor eerst het ligt aanschoude, (6) 't Was Vrijdag, toen hij nam tot echte Gemalin,

't Juweel van Engeland, de schrandere Kroon-Vorstin, (c)

't Was Vrijdag, toen hij wierd tot Neerlands Hoofd verkoren, (d)

't Was Vrijdag, toen hem wierd een Helden-soon geboren, (e)

't Was Vrijdag, toen hij ley het dierbaar leven af, (ƒ)

't Was Vrijdag, toen hij daalde in het graf. (g)

(a) W. K. H. FRISO.

(6) Geboren den 1 September 1711.
(c) Getrouwt den 23 Maart 1731.
(d) Verkoren den 4 May 1747.
(e) Geboren Willem de Vijfde.
(f) Gestorven den 22 October 1751.
(9) Begraven den 4 Februarij 1752.

NALEZING.

VII DEEL.

Bladz. 197, r. 15. » oorveeg."

[Dit wordt verhaald in een pamflet van 't jaar 1673, ter vergelijking van J. de Witt met J. v. Oldenbarneveld geschreven, en getiteld den Witten Barnevelt, bladz. 6.]

Ald. (Slag van Nieupoort.)

[Verzamelde Berigten omtrent de Krijgsbevelhebbers bij Nieuwpoort, 2 Julij 1600. Te Utrecht, 1836, 116 bladz. gr. 8°. Een werkjen waarbij Prof. J. BOSSCHA Zich

[ocr errors]

wel had mogen noemen.]

VIII DEEL.

Bladz. 85, 103. (Hogerbeets.)

[De waarde van Rombout Hogerbeets, als Mensch en Christen: geschetst uit Brieven van Loevestein door hem geschreven; door den Hoogl. SIEGENBEEK, in deszelfs Redevoeringen en Verhandelingen over onderwerpen, tot de Vaderlandsche Geschiedenis en Letterkunde behoorende, Dordr. 1836, No. XI, bladz. 285-310, en de

« PreviousContinue »