Page images
PDF
EPUB

Prinsdom te verheffen onder den naam van Oranje. Hij stond dit recht naderhand in 1732 af aan Prins Willem IV, en in 1754, als Fredrik II aan Prins Willem V, toen minderjarig, alle de goederen die hij uit vorige verdeeling in Holland en de Republiek bezat, voor f 1700,000 verkocht, deed hij tevens afstand van alle recht, alleen 't gebruik van den tijtel zijn leven lang behoudende; en sedert dien tijd (namelijk na de dood, van Fredrik II,) erkenden de Franschen het Huis van Oranje en Nassau in dezen tijtel weêr, en niet eerder. [Z. de Bijvoegs.]

[ocr errors]

Zoo veel van de bijzondere opvolging in 's Konings nagelaten goederen en rechten. Wat die in zijne openbare hoedanigheden betreft; op den throon van Engeland, Schotland en Ierland volgde hem (als gezegd is) Prinses Anna, die gehuwd geweest was aan den reeds overledenen Prins van Denemarken. Het was een vrouw van een vrij twijfelbaar karakter, en niet gemaakt om een Koninklijken zetel met waardigheid te vervullen. Haar verstand was bekrompen, haar geneigdheden waren laag, en zoo ook was de tournure van geest die zij altijd aan den dag gelegd had; vol van COMMÈRAGES en nietige intrigues, en licht meê te sleepen door wie maar wilde. Deze trempe van ziel had haar al vrij spoedig in de ongenade van Koningin Maria gebracht, en van Koning Willem zelf, die haar door haar nietsbeteekenendheid als eenigzins gevaarlijk aanmerkte, maar zich spoedig na de dood zijner Gemalin met haar verzoende, en haar ongemerkt in het oog wist te houden. Zij was echter steeds aan die onmin gedachtig, en van daar

[ocr errors]

dat zij, zoo dra zij 't slechts vermocht, al wat de gunst van Koning Willem gehad had van ambten en invloed ontzette en zelfs vervolgde. Geen Koning van Engeland heeft zoo veel openbare standbeelden ter zijner eer verkregen als zij, en niemand heeft ze ooit minder verdiend. Bij haar komst tot den throon, waren de Whigs in 't bewind; naderhand bracht zij de Torry's in de regeering, en van daar dat zij toen met de geregelde opvolging van het Huis van Hanover te onvreden was, en zelfs naar den Praetendent begon te neigen. In haar toenmalige gesteltenis, door den drank zeer verzwakt van hoofd, deed men haar alles doen, door middel van een vrij gemeen wijf, dat met haar beurtelings dronk, keef, verzoende, en haar tot alles wist te brengen.

Doch brachten weinige jaren haar tot dezen verachtelijken toestand, bij Willems dood was zij verre van zoo vervallen te zijn, en zelfs had zij toen nog energie; zoo niet van een Heldin of Koningin, ten minste van een vrouw, bij wie stijfhoofdigheid een der hoofdtrekken maakt. Zij geliet zich gezind te zijn, en zij was het in dat oogenblik ook inderdaad, om de maatregelen van haar voorganger te volgen en door te zetten. Hier van verzekerde zij onzen Staat, en zij bevestigde den Hertog van Marlborough en zijne aanstelling kort voor Willems dood gedaan, tot Generaal over de Britsche krijgsmacht; die ook eenige jaren haar gunsteling werd door middel van zijne Gemalinne, die bij de Koningin uitermate WEL stond.

1

Dat Willems waardigheden hier te lande afgeschaft werden, en besluit viel om zonder Stadhouder te

regeeren, vloeide uit den aart der zaak voort, en behoeft ons derhalve niet op te houden, daar wij toch al het gene daarover ter Hollandsche Staatsvergadering, in de stedelijke Vroedschappen en tusschen de Provincien voorviel, niet ophalen kunnen, hoe belangrijk ook, om de karakters en wijze van denken in de toen regeerende personen te leeren kennen.

Dit ging echter niet toe, zonder alle opschudding, waartoe in verscheiden steden het bestel op de Regeeringen, nu door de Stadhouderloosheid vervallen, gelegenheid gaf, doch waarin de Staten als Souverain tusschen beide kwamen. Om den voortdurenden geest der stedelijke Regeeringen te leeren kennen, heeft men slechts noodig op te merken, dat die genen, die onder Willems bewind uit de Regeeringen gezet waren, voor zoo verre zij nog bestonden, dadelijk weder in hun Regentschappen hersteld werden, zelfs de veroordeelde gebannen en geschandvlekte personen, als Westerwijk van Goes, niet uitgezonderd. 't Geen deels door de Stedelijke regeearingen-zelve sen met goedvinden van hun Ed. Gr. Mog., deels (quasi) door de Schutterijen geschiedde, die men daar toe wist op te maken, en nu aan het fabeltjen van vrijheid zonder een Vorst aan het hoofd, geloof gaven.

Maar hadden de opschuddingen in Holland niet veel te beduiden; in Gelderland inzonderheid borsten zij tot volkomen opstanden uit, die met de vreeslijkste gevolgen dreigden." De Staten van Gelderland gaven daar aanleiding toe door de Magistraals-bestelling in de Steden aan die Magistraten zelven te geven.

[ocr errors]

Dit bracht tevens Prins- en Tegenprins-gezinden in roer. De Prinsgezinden, door dat dezen, van zulk een verfoeilijke perpetueering van heerschzuchtige en door niemand in toom gehouden Kollegien, niet dan de verstgaande onderdrukking en willekeurigheid te gemoet zagen: de Tegenstadhoudersgezinden, omdat zij zich voorstelden, dat de genen, die door Willem III uit de Regeering geschopt waren (zoo noemde zij 't) nu even als in Holland, dadelijk weêr op 't kussen zouden geraken; hetwelk door een eigen regeerings-bestelling, waarin natuurlijker wijze ieder der nu Regeerenden zijn vrienden, verwanten, en aanháng zou brengen, en waarin niemand zijn vijanden brengen zou, volstrekt afgesneden wierd, en ook al de genen die lang te vergeefs op de Regeering gevlamd hadden, en de werkelijke Regenten getracht hadden den voet te lichten, noodwendig van alle verwachting vervallen deed. Daar kwamen ter wederzijde bijzondere sustenuen bij. De eene partij béweerde, dat aan Willem III geen macht tot aanstelling der Magistraten gegeven was geweest dan voor eens, terwijl hij het echter jaarlijks en dus zonder concessie, en derhalve nulliter [onwettig en nietig] gedaan had. Anderen begrepen, en trachtten dit begrip met alle kracht te doen gelden en door te drijven, dat alle regeering door de dood van Willem III ontbonden en te niet was, dewijl zij slechts uit krachte van zijn aanstelling en mandaat bestond, en 't mandatum morte mandantis perimitur (1); zoo dat geheel Gelderland wedergekeerd

1

**

[ocr errors]

(1) alle lastgeving van zelve ophoudt door den dood des lastgevers. Hotti

.!

8

was tot den primitiven staat van regeeringloosheid, en alle en een ieder nu gerechtigd, ja verplicht was, om met de overigen in massa te vergaderen, en zich een regeerings-form, en regeerings-personen te kiezen. In 't Kwartier van Nymegen begon dit weldra. De Gemeentslieden in de eene Stad, de Gilden in de andere, en elders de massa der Burgers of Gemeenten, kwamen samen, zetten Burgemeesters en Schepens en Raden, en hoe 't heeten mocht, af, kozen en stelden anderen aan.

[ocr errors]

Dat dit niet met de andere Kwartieren geconcerteerd was, bedierf dit Democratische spel. De Wethouders in de andere Kwartieren beriepen den Provincialen Landdag te Arnhem, om nu door het Souverain gezag der geheele Provincie (1) déze trou→ blen te sluiten. Maar die van het Nymeegsche Kwartier, en de Stad-zelve, waar de Landdag moest ger houden worden, die men willekeurig en, tegen de wet, naar Arnhem beriep, protesteerden tegen al wat te Arnhem geschieden zou, en verklaarden het wetteloos en nul.

[ocr errors]

Niettemin zonden de Arnhemsche Staten Gemachtigden met een bende Ruiters naar het Kwartier van Nymegen, bezetten Nymegen zelf, en herstelden de oude regeeringen. Maar de Regenten door of van wegen de Gemeenten of Gilden aangesteld, hadden de Burgerijen zich bij geschrifte doen verbinden om hen te handhaven, 't geen het herstellen en bewa

(1) Want ieder Kwartier is daar Souverain op zich-zelf: maar op den Landdag is die Vergadering alleen Souverain, en smelten de particuliere Souverainiteiten zich in een.

« PreviousContinue »