Page images
PDF
EPUB

Andere geschiedenissen van Palembang zijn te vinden:
Leiden, cod. 2276o, (CCLXV), Catal. bl. 251-252.

's Gravenhage, HSS. XXVII, XXVIII, XXIX, XXX en XXXI.

CCCLXXI.

TJARITERA ASAL SOELTAN ATJEH.

Bat. Gen. 221, 34 × 21 cM., 52 bl. 39 r. Latijnsch schrift, gedat. 3

October 1877, Edi Besar.

Dit abrupt eindigend en modern geschrift, welks volle titel is: „Tjaritěra Asal Sultan jang sakarang ini poenja bangsa dari Boegis Atjeh besar" heeft geen verwantschap met de Hikajat Atjeh, onder no. CCCLXVI beschreven. De Arabische uitdrukkingen zijn geheel verbasterd.

In het begin wordt melding gemaakt van Mansoer, diens zoon Abdul Rahim zijn en zoon Zainoel Abidin, die den titel aannam van Maulana Sultan Djama Lullei (sic). Daarna volgen ook uit andere geschriften bekende namen; nu en dan worden bijzonderheden over handel en bedrijven vermeld.

Jaartallen komen niet voor.

Als hoofdpersoon treedt op: Djindral Rapalie, die later vollediger Sir Thomas Astampar Rapalie genoemd wordt.

CCCLXXII.

EERSTE ATJEH-EXPEDITIE.

Bat. Gen. 98, 34 × 21 cM., 3 bl. 36 r., gedateerd 1290.

Notulen 11 Sept. 1877, II i en 16 Oct. 1877, IV b.

Een zeer kort relaas, annex eene vertaling van L. W. C. v. d. Berg.
Inliggend; hetzelfde geschrift op één vel, 44 × 36 cM.

CCCLXXIII.

SOERAT TJARITA GOEPËRNEMENT WOLANDA

PËRANG NEGERI ATJEH.

Bat. Gen. 271, 341⁄2 211⁄2 cM., 15 bl. 45 r.

Handschrift-Holle.

Deze geschiedenis van den Atjeh-oorlog is gedateerd: Koetaradja, 10

April 1884.

CCCLXXIV.

GESCHIEDENIS VAN PASMAH.

Bat. Gen. 234, 34 X 21 cM., 18 bl. 34 r. Latijnsch schrift, gedateerd 28 November 1898.

Notulen 1899 Febr. I m en April II, 20 cc.

Voorin »Uit de doesoen Tanah Pilih, Marga Benoea Kling (Palembang Pasemah). . ."

De titel is: Salinan dari boekoe orang jang mandjadikan djagat Pasemah disalin dari Kitab orang tanah pilih marga Soembay Oeloe loera Benoea Kaling jaitoe Pangeran nama Samadil doesoen Tanah pilih disalin oleh saja Mohamad Tajib magang di kantoor bandar Pasemah 25 Januari 1882.

Het geschrift is eene copie van een afschrift.

CCCLXXV.

ASAL DJAGAT PASOEMAH.

Collectie Br. 157, VIII. 5 bl.

Achtste stuk van eene portefeuille met copieën van Palembangsche

geschriften.

De volle titel is: Asal orang mendjadiken Djagat Pasoemah.

CCCLXXVI.

GESCHIEDENIS VAN TAMBOESI I.

Bat. Gen. 100 a. 21 X 16/2 cM., 48 beschrevene en vele onbeschre

ven bl., 16-18 r.

Notulen 16 Juni 1878 Ila en 17 Sept. V.

كتورونن رجا رمبه سرة شكل رعيتن 10 ؟ فصل یخ قرتما قد میتاکن اصل کتورونی رجا

[ocr errors]

Afstamming der vorsten van Tamboesi van Radja Paga Roejoeng; vermeld worden: Jangdipěrtoean Toca, zijne zuster Toe Permajsoeri, eene dochter Sitti Dawâlim en twee zonen Tengkoe Radja Moeda en Jangdipěrtoean Achir Zaman; verder familie aangelegenheden en contracten.

فصل يشكدو قد میتاکن اصل کتورونن رجا مندغ کوتا رجا (18) 2 :en vier kinderen فنجبار نبارو usterوشبووان Begint met vorst رجا امفوت تنجقاتناغمون چندي هالوس رجا سندي توا رجا لتيمند شنا

verder genealogie.

فصل یخ کتیک قد میتاکن اصل کتورونن رجا كفانوهن (121) .

رکن

Komst van Radja Poerba uit Djohor, met elf kinderen; hij vertrekt naar

en komt bij den vorst van Tamboesi Soeltan Abdallah. Deze paragraaf is verdeeld in verscheidene kleine afdeelingen, waarvan de laatste handelt over Marhoem Achir Zaman van Tamboesi.

فصل يغ امقة قد ميتاکن اصل کتورونن رجا كوانتا (44) 4

Over oorlogen met Atjeh, met lacunes.

Eindigt abrupt; veel Minangkabausche woorden.

CCCLXXVII.

GESCHIEDENIS VAN TAMBOESI II.

Bat. Gen. 100 b, 33 X 21 CM. 58 beschrevene en vele onbeschrevene bl. 18-20 r. Gedat. 1272.

اينله سورة كتاراغن ترومبا يغ تورون درفدا فشار رویوغ یغ دباؤ : Begin: يغ مهاجودين فترا سلطان فشار رویوغ انت چچو سلطان سکادار ذور كرنين سلطان مهجودين راج تمبوسي يع تورون تمورون منجادي راج ديدالم فولو فرج اني ايتوله فكائن راج سه دغن پاتن

De inhoud is:

Verleiding van Adam en Eva; zij krijgen 99 kinderen, de laatste is Sjis. Een widadari ontdekt Langapoeri en het Hindoeland, waar de vogel Warna Níla woont; de widadari wordt door Gabriël aan Sjis gegeven; eene reeks van profeten, tot Nôel, Jackôeb, Ezau (e), deze gewint Iskandar Dzôe'l-Ķarnajn, deze Alif Djipang, Darâdj en Limpat. Strijd met Jadjôedj wa Madjôedj. Hij ontmoet de lieden die het goede nastreven; dezen spreken met hem over den dood van zijn jongsten zoon en bekeeren hem; hij laat eene vloot bouwen, waaraan Asaf () medehelpt. Die vloot bezoekt Indië, Atjeh, dat toen nog onbewoond was, Bangka Hoeloe, Priangan. Gesprekken van Darâdj met den Datoek Katoemenggoengan en Perpatih Sabatang, Datoek Seri padoeka en Seri Maharadja; kennismaking met verschillende kleine landstreken aldaar. Zonderlinge verdwijning van zijne dochter, die na veel moeite teruggevon

den wordt.

Alle eilanden van den Archipel genieten rust en vrede. Darâdj wordt vorst van Atjeh onder den naam Seri Pada berpangkat Rahim; Loewoek Rěkan krijgt tot vorst den zoon Mandjôedin.

Op bl. 54 eene soerat Siri ter bevestiging der afkomst van de vorsten van Tamboesi.

Genealogie: Madjhôedîn; Zajnal; Ahmad; Tengkoe Besar Soeltan Abdallâh; Sajfaddîn; Abdarraḥmân; Doeli Jangdipertoear Toea; Doeli Jangdipĕrtoean Achir Zamân; Sajjid al-Makâmil; Doeli Jangdipěrtoean Sakti; Radja Lela Mamat; Jangdipěrtoean Achir Zamân; Djamâl al-câlam van Tamboesi; Abdalwâhid de thans regeerende vorst.

[ocr errors]

CCCLXXVIII.

SALASILAH KOETAJ.

Collectie Br. 513, 35 X 23 cM., 138 bl. 38 r. Latijnsch schrift.

Gebrekkige copie van de geheele kroniek, en wel niet de tekst van het Berlijnsche handschrift waarover Dr. C. Snouck Hurgronje handelde in zijn opstel in de Bijdragen van het Kon. Inst. v. d. T. L. en V. K. v. N. I. 5, III, 109-120, maar die van wijlen S. W. Tromp (zie Bijdragen 5, III, 1-108). Het in de Bijdragen uitgegevene gedeelte loopt hier tot bl. 23, juist één zesde van het geheel dus.

CCCLXXIX.

SJADJARAH KA'ADA'AN NEGERI BANDOENG.

Collectie v. d. W. 199, 312 X 20 cM., 10 bl. 21 r.

Voorin staat: Miss. Res. Preanger Reg. 25 Sept. 1857, no. 3340. Eerst eene genealogie van de regenten van Bandoeng, van Adam, over de vorsten van Padjadjaran tot den laatsten regent.

[blocks in formation]

Bat. Gen. 165, 22 X 17 cM., 8 bl. 19 r.

De geschiedenis begint met de schepping; daarna handelt zij over Padjadjaran, den strijd met de Compagnie, den aanleg van enkele kampoengs bij Bogor; dan over Coen en de grooten die hem aanhingen in 1613, Anthony van Diemen, iets over kapitein Jonker, over de openkappingen in de wouden bij Tjimahi, Tjipelang en Pělaboean Ratoe en de koffieleverantie.

Het gevocaliseerde, maar zeer slecht gespelde handschrift eindigt abrupt. in het verhaal van het bestuur van Van der Parra.

CCCLXXXI.

GESCHIEDENIS VAN BLÉDOEG, NGEMBAK EN DJONO.

Bat. Gen. 211, 34 X 211⁄2 cM., 14 bl. 30 r. Latijnsch schrift.

De titel is: Dari adanja Tjaritaän moelainja adanja Bledoeg di Koewoe dan Ngembak district Poerwodadi, Djono district Selo. Tjrewek Karanggeneng, Djati dan Mendiki ija itoe asal moelainja dari bekasnja Oeler nama Djokoliloeng. Het geschrift is opgesteld volgens het verhaal van eenige desalieden.

CCCLXXXII.

GESCHIEDENIS VAN JAVA.

Bat. Gen. 80, 35 × 22 cM., 526 bl. 28 r. Latijnsch schrift. gedateerd 18 April 1842

Geschiedverhaal in den trant van den Babad Tanah Djawi, slecht Maleisch met vele Javaansche woorden.

Achteraan staat: Inie Boekoe Tjarieta Jawa Toeroon To . . . . Raya Raya die Tanah Jawa.

Darie Bockoe jawa die translat, tjara . . . . Dârie Kangyeng Sinochoon Soeltan Tjakra . . . . Ningrat, Komandeur der orde njang darie Nederla . . . . Neeuw Terdoedook Karayahan dan Kabezaran . . . . kraton Poelo Negrie Madura. 1)

Een geheel ander werk dan Cod. Leid. 1756, zie Catal. 248–250.

CCCLXXXIII.

SADJARAH WANGSAGOPRANA SAGARA HERANG.

Bat. Gen. 268, 35 X 22 cM., 10 bl. 38 r. Latijnsch schrift.

Handschrift-Holle.

Over de oude regenten van Tjiandjoer; de bedoeling van het (zeer gehavende) geschrift blijkt voldoende uit de aanvangs-woorden:

Adapoen tjrietanja jang bermoela memasok kapada agama islam toeroen menoeroen jang memasok die kabopaten Tjiandjoer, ieja itoe hinga darie Arijja

1) De puntjes wijzen de gescheurde plaatsen aan.

« PreviousContinue »