Page images
PDF
EPUB

LV.

BOESTAN AS-SALATIN III.

Bat. Gen. 286 D, bl. 161 - 221, 29 r.

Verhalen uit den Boestân, ul. het verhaal van Taif (Niemann's Bloemlezing, I, bl. 208) en verhalen over Ibrahim ibn Adham.

In het begin staat echter het begin van de Kalilah dan Daminah, welker voortzetting op bl. 181 gevonden wordt; een vreemd slot en eene vermaning besluiten dit gedeelte dat gedateerd is 19 Moeharram 1289.

Bl. 221263 zijn ledig.

LVI.

BOESTAN AS-SALATȚIN IV.

Bat. Gen. 310, 20 × 12 cM., 129 bl.. 15 r.

Notulen 23 Dec. 1901, I, d 1o. en bl. CXLIX sqq.

In het begin het verhaal van een vorst die aan vijf geneesheeren een middel vraagt om de pijn van den doodstrijd niet te voelen.

Op bl. 5 begint § 4 van het zevende boek, over het huwelijk en de vrouwen, op bl. 36 § 2 over de gelaatkunde, op bl. 58 § 3 over de 'ilm tasjriḥ en de 'ilm tibb. Na bl. 92 eene lacune. Het einde is abrupt.

Andere handschriften:

Leiden: cod. 1971, 1694 (6o boek), 1973 (6o boek), 1974 (6o boek),

1918(2), (7o boek), 2199(1), (7° boek), 3234(1), (7o boek).

Londen, Royal Asiatic Society, no. 2.

Brussel, Bibl. Royale, no. 21514 (7o boek).

LVII.

HIKAJAT KALILAH DAN DAMINAH I.

Bat. Gen. 29, 35 X 22 cM., 322 bl., 22 r., Latijnsch schrift.

Notulen 30 Juli 1867, II, g.

Dit HS. in eene copie van II, het eindigt midden in eenen zin in het verhaal van den ongeduldigen koning van Jemen.

LVIII.

HIKAJAT KALILAH DAN DAMINAH II.

Bat. Gen. 135, 31 X 221⁄2 cM., 109 beschr. bl. (aan één kant), 31 r.

Net handschrift met titels en verzen in rood.

Voorin staat: „Jang a(m)poenja Gouvernement di kantoor Algemeene Secretaris di Batavia."

Na bl. 51 eene lacune van 17 bl.

Het HS. eindigt abrupt.

Over dit HS. handelt Brandes in zijn in Prof. De Goeje's feestbundel op bl. 79-110 voorkomende verhandeling Het onderzoek naar den oorsprong van de Maleische hikajat Kalila dan Damina ingeleid, en wel op bl. 81 en 91 sqq. Daar leest men dat dit HS. op een belangrijk punt afwijkt in indeeling van de andere bekende HSS. en dat het in dit HS. voorkomende beantwoordt aan bl. 28-179 en 249-397 van Gonggrijps uitgave, zoodat het,,raamverhaal” en de inleiding ontbreken, behalve voorzoover het eerstgenoemde verder in het boek nog vermeld wordt. Na over het abrupt eindigen van het HS. (ul. aan het begin van het verhaal van den koning van Jemen) gehandeld te hebben, zegt Brandes: Hier dus zou men een tekst van den 13- verhaligen vorm hebben gehad, die veel meer beantwoordt aan wat men verwachten kon, dan nu met Gonggrijps uitgegevenen het geval is. Toch stelle men zich niet voor dat het HS. overigens bizonder veel verschil vertoont met de door dezen gebruikte. Het tweede gedeelte ervan, om een voorbeeld te geven, begint midden in het slot van de geschiedenis van den Arabier en zijne vrouw, die slechts in de Maleische teksten voorkomt, en bij Gonggrijp op bl. 23 aanvangt".

Zie verder sub IV.

LIX.

HIKAJAT KALILAH DAN DAMINAH III.

Bat. Gen. 229, 20 X 14 cM., 14 bl., 13 r.

Twee verhalen die ook in cod. Leid. 2010 (CCXXIX) voorkomen nl. de tjarita saorang bodoh dan saorang tjérědik: zie ed. Gonggrijp, 1o ed. bl. 123. en het verhaal van den koopman Barzaghân die beweerde dat 100 kati's ijzer door muizen waren opgegeten.

Een versje besluit het HS.

LX.

HIKAJAT KALILAH DAN DAMINAH IV.

Collectie Br. 146, 34 X 22 eM., 82 bl., 29 r.

Dit handschrift is eene copie van II.

Voorin heeft Brandes geschreven:,,Het begin ontbreekt daar het Hds. dadelijk met het eerste hoofdverhaal aanvangt. Op bl. 47 een groote lacune, nl. Gonggrijp, 2o ed. bl. 157-218. Iets lager op diezelfde bladzijde vermoedelijk geen leemte, maar een uitbreiding in 't Hds. van De Hollander en anderen (?), die men bij Gonggrijp, ibid. 220-224 overgenomen vindt. Op bl. 53 mist men echter weer Gonggrijp bl. 242-249. Het slot is het begin van het verhaal van den koning van Jemen.

Van het Pantjatantra-raamverhaal hier geen spoor. Tot en met het 7o hoofdverhaal; de radja singa, en daarna in 8 nog mérgadipati Gonggrijp, 2o dr. 162, 176 en 288 moeten bijvoegsels van den uitgever zijn; hier vindt men ze niet".

LXI.

HIKAJAT KALILAH DAN DAMINAH V.

Collectie Br. 321, 34 X 21 M., 222 bl., 26 r., gedat. 5 Juni 1893.

Dit HS. is eene copie van een manuscript in het bezit van Dr. C. Snouck Hurgronje, vroeger eigendom van De Hollander, waarover men zie bl. 16 van de uitgave van Gonggrijp. Daar dat handschrift door Gonggrijp tot grondslag voor zijne editie genomen is, behoeft over de caracteristica van zijn. inhoud hier niet gehandeld te worden.

LXII.

HIKAJAT KALILAH DAN DAMINAH VI.

Collectie. Br. 510, 34 X 21 CM., 299 bl.. 24 r.

Afschrift van een HS. van Van der Tuuk, nu cod. Leid, 3195 (CCXXVI). Achterin eene inhoudsopgave en deze aanteekening van Brandes: „De volgorde der ingeschoven verhalen in het eerste hoofdverhaal is als in het HS. van De Hollander en dus geheel afwijkend. De drie door Gonggrijp in zijn uitgave aan de Kalila dan Damina toegevoegde verhalen worden hier natuurlijk

gemist, zie 2 ed. bl. 162, 176 en 288. Ook vindt men hier niet ibid. 220-224, voorkomende in het HS. van De Hollander, maar naar alle waarschijnlijkheid eene uitbreiding van den tekst, men vergelijke slechts het daar op bl. 200 voorkomende verhaaltje, in dit HS. bl. 153. Van het Pantjatantra-raamverhaal hier geen spoor. Tot en met het 7° (zie ook 8a) hoofdverhaal radja singa".

LXIII.

HIKAJAT KALILAH DAN DAMINAH VII.

Collectie v. d. W. 184, 34 X 21 CM., 94 bl. 17 r.

De tekst van den Tamil Pantjatantra (pañjatandiram) volgens de Maleische bewerking van 'Abdallah ibn 'Abdalķadir Moensji, gelijk die is uitgegeven door H. N. v.d. Tuuk en heruitgegeven als zesde stuk van het Maleisch Leesboek voor eerstbeginnenden en meergevorderden", en te Singapoera, o. a. in 1825, en vertaald door Klinkert in 1871.

་་

De tekst verschilt niet van dien der uitgave- Van der Tuuk. Alleen staat in den aanvang niet 1281--1835 H. maar 1251- 1835 H., met dezelfde datums, in plaats van 3:23 at en meer dergelijke afwijkingen en fouten, zooals de spelling van Kalilah en van Daminah met een alif op het einde.

en r.

,3 n in stede van (zie bl. e rبول فرتاسی بولن فرتامي

Alle bladzijden zijn omlijst, en de afzonderlijke verhalen zijn door in cirkeltjes geplaatste cijfers aan den rand aangewezen.

Eene lijst van de vijf boeken en de verschillende verhalen komt achteraan 256

ترجمله چتراء يعددالم حكاية فنجا تندران voor, besloten met de woorden این یخ فصل تيك فوله توجه چتر يترسبوة ددانم این سکلینن دمكينله ادان

[merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small]

Collectie v. d. W. 185, 33 X 20 CM, 106 bl., 19 r.

De inleiding (uitgave bl.) ontbreekt.

Ook hier zijn enkele afwijkingen, meest door schrijffouten.

Ook het slot met den datum der uitgave ontbreekt hier.

Van de omvangrijke litteratuur over dit boek is hetgeen op de Maleische versie betrekking heeft vermeld in den catalogus van Juynboll, bl. 221 en 222, waarnaar verwezen moge worden.

Andere handschriften:

Leiden, cod. 1729, 1757, 3195, 1989, 1992, 2010, 1931 (Nos. CCXXIV—

CCXXX).

Londen, Royal Asiatic Society, Nos. 38, 59 en 71.

Brussel, Bibl. Royale, No. 21508.

LXV.

HIKAJAT BAJAN BOEDIMAN I.

Collectie Br. 357, 31 X 20 cM., 164 bl. 23-24 r.

Een handschrift, zonder begin en zonder slot, van het, ook onder andere titels als Hikajat Chodjah Majmoên, Tjaritěra Chodjah Moebârak, Tjarita Taifa bekende, verhaal dat ontleend is aan het Perzische Toêtî-nâmeh, hetwelk het Sanskrit Çoekasaptati tot origineel heeft.

Over enkele teksten van dit verhaal handelde Dr. Brandes in Tijdschrift v. Ind. T. L. & V. K. XLI, bl. 431-498.

Zie over dit HS. verder sub II.

LXVI.

HIKAJAT BAJAN BOEDIMAN II.

Collectie Br. 102, 331⁄2 X 211⁄2 cM., 168 bl. 20 r.

Dit HS. is eene copie van I.

Voorin staat: Het raamverhaal gelijkt op dat van (".

Hiermede is het in de genoemde verhandeling, op bl. 432, besproken manuscript bedoeld, dat door Juynboll sub No. CVI uitvoerig is beschreven. Dit HS. bevat de volgende verhalen:

Vogel tjempĕrling; Sitti Sabarijjah; Straffen van ontrouwe vrouwen; Het halve leven; Astoêr; De prinses door haren man om haar schranderheid bemind; Sitti Hasanah, Soeltan Adam, De vorst van Hindoestan en de slangen

Verhandelingen.

« PreviousContinue »