Page images
PDF
EPUB

dezen dag wordt gezegd geboren te zijn:- van daar ook de naam saam-kai-kong-sing (5), of "geboortedag van de Heeren der drie Werelden." Deze benaming is wellicht gegrond op de waarneming, dat de scheppende kracht des Hemels, die zes dagen geleden werd geboren, zich thans onder velerlei gedaanten en vormen begint te openbaren en zich als het ware gaat verdeelen over de verschillende schepselen die de aarde bevolken: planten, dieren en menschen, als werd zij met kwistige hand door een daartoe aangestelden hemelgeest verdeeld en rondgestrooid.

Wij moeten eerst een enkel woord omtrent den naam siōng-goán ten beste geven. Het woord goán beteekent, volgens het Woordenboek van Keizer Khanghi, "de groote kracht van Hemel en Aarde, door welke al wat leven heeft geboren wordt", dat wil dus zeggen: "het oorspronkelijk beginsel van alles wat bestaat". Dit beginsel heeft voornamelijk drie tijdstippen in het jaar waarop het op den voorgrond treedt en zich uit zijne werken kennen doet: den aanvang van de lente wanneer de scheppende kracht der Natuur in werking treedt; het einde van den zomer of het begin van den herfst wanneer al het in de lente voortgebrachte tot rijpheid en volkomenheid is gekomen; en eindelijk den aanvang van den winter wanneer het voortbrengend beginsel des Heelals als het ware afsterft en het tijdperk van zijn dood binnentreedt. Deze dri hoofdpunten in den jaarlijkschen kringloop der Natuur stellen de Chineezen respectievelijk in de eerste lente- herfst- en wintermaand, en wel op den 15den dag, misschien omdat de maan dan vol is en ook háár aandeel in de scheppende kracht des Heelals zich alsdan het sterkst openbaart. Zij vallen dus op den 15den van de eerste, den 15den van de zevende en den 15den van de tiende maand, en worden onderscheiden in een eersten, een middelsten en een laatsten feestdag ter eere van het scheppende beginsel des Heelals: een siōng-goán (6), een tiong-goán (7) en een hā-goấn (8). Eerstgenoemde dag, dat is die waarop dat scheppende beginsel in werking treedt, is de voornaamste en wordt dan ook te Emoy en elders verreweg het luisterrijkst gevierd. Men noemt hem ook wel goán-siao (9), d. i. "nacht (ter eere) van het scheppende beginsel der Natuur".

Binnenshuis hebben dien dag ongeveer dezelfde offerplechtigheden plaats als op den geboortedag des Hemels (bladz. 36 en volg.) worden gevierd. Tegen het midden van den nacht of later zet men in het hoofdvertrek dergelijke offerwaren klaar als op de aangehaalde bladzijde zijn opgesomd en voegt er de ring- en schildpadkoeken bij, daar men den hoogen ouderdom, dien men van den Hemel af wil smeeken en waarvan die koeken het zinnebeeld zijn, hoopt te erlangen door tusschenkomst van den thijenkoan, die immers met de uitdeeling van de goede gaven des Hemels is belast. Men begrijpt hieruit dat de schildpadkoeken niet geofferd behooren te worden op den tionggoán, noch op den hu-goán, als men de geesten vereert die de aarde of het water bestu

() 三 界 公 生.

() 上元()中元()下元()元宵,

ren (10). — Is de offertafel gereed en het tijdstip voor de offerande aangebroken, dan vangt de Taoistische priester, die door meer welgestelde families dikwijls bij die gelegenheid wordt geëngageerd, aan met het opzeggen van gebeden en bezweringen ten einde den god te inviteeren (11)". Dit noemt men lijēm saam-kaì-king (12) of "het prevelen van gebeden (ter eere) van de (Heeren der) drie Werelden". Is zulks naar behooren verricht, dan wordt op de gewone wijze, die men op bladz. 15 en volg. kan vermeld vinden, de offerande door de huisgenooten opgedragen, en somtijds besloten met poppenspel ter bekorting van den langen nacht. In den loop van den dag viert men nog hier en daar in de tempels een Taoistische mis (9den van de eerste maand, § 3), doch dit geschiedt niet als regel, maar alleen bij uitzondering.

Wij moeten hier nog eens terugkomen op een offerartikel, hetwelk wij reeds vroeger (bladz. 36) hebben genoemd, namelijk op de ring- of schakelkoekjes khijen. Aldaar opperden wij het vermoeden dat zij zouden dienen als zinnebeeld van het lange leven, hetwelk men van den Hemel, het beginsel, de bron van alle leven, af wil bidden, en als zoodanig hebben zij op de offertafel van den thijen-koan, of den geest die de gaven des Hemels en dus ook den ouderdom uitdeelt, volkomen reden van bestaan. Doch nu doet zich het feit voor dat men ze ook offert op den tiong-goán dag, d. i. op den 15den van de zevende, en op den ha-goán dag, d. i. op den 15den van de tiende maand. Het vermoeden ligt dus onmiddelijk voor de hand dat de schakelkoekjes iets anders moeten beteekenen, en de naam dien zij op het vasteland rondom Emoy en in de stad Tsjang-Tsjowfoe dragen versterkt ons hierin nog.

Aldaar heeten zij saam-kaì-thaan (13) of "mosselen van de (Heeren der) drie Werelden". Geen Chinees wist ons iets omtrent den oorsprong van deze benaming te zeggen, en slechts een enkele beweerde zeer spitsvondig dat zij een verbastering zou zijn van saam-kaì-khaan, wat hetzelfde beteekent als saam-kai-khijen, daar khaan de volksuitspraak van het karakter khijen is. Maar in geen enkele taal gaat de

k als regel over in t, en zoo ergens, dan zal het in Foehkjen moeielijk wezen gevallen van het tegendeel aan te wijzen. Wij zullen dus de bewering van onzen Chinees laten voor hetgeen zij is, en trachten om met inachtneming van den stand des Hemels,

(1). Men moet er zich echter niet over verwonderen dat die schildpadkoeken ook wel op de offertafels van den tiong-goán en den ha-goán worden aangetroffen. Want het volk heeft blijkbaar de ware beteekenis van de saam-kai-kong vergeten: getuige dat men ze algemeen opvat als waren zij ééne godheid in drie personen, ééne drieëenheid, en als zoodanig ze steeds in éénen adem noemt. Nu leert de wet der gewoonte dat men op den feestdag van de saam-kaì-kong schildpadkoeken behoort te offeren: waarom zou men zulks dan niet doen op alle drie de dagen, zonder onderscheid te maken tusschen bestuurders van de hemelkracht, de aardkracht, en het water of het menschelijk noodlot? Regel is en blijft echter, dat zij alleen op den 15den van de eerste maand worden geofferd en niet op de beide andere goan-dagen: en wat hiervan afwijkt is uitzondering en vergissing.

(") Tsjhiang-sien; zie bladz. 38. (1) (誦) 三界經,

(*)三界蟶

en wel met name dien van de maan, eene andere reden van bestaan voor de schakelkoekjes te zoeken.

De thaan is een geelachtig, langwerpig smal zeedier met dubbele schelp, dat allerwege op de zuidelijke kusten van China wordt gekweekt en in onmetelijke hoeveelheid verslonden. Uit de overeenkomst in naam rijst dus het vermoeden, dat de schakelkoekjes de latere plaatsvervangers zouden kunnen zijn van schaaldieren, die in overoude tijden, evenals de koekjes heden ten dage, wellicht geofferd werden. De ringen zouden dan in dat geval moeten worden beschouwd als de kringen en teekeningen op de schaal dier dieren. Het is nog tegenwoordig onder de Chineezen een algemeen voorkomend bijgeloof, hetwelk gebaseerd is op de philosophie der oudheid, dat de maan op den groei en het ontstaan der schelpdieren invloed uitoefent, en geen wonder want zij veroorzaakt eb en vloed en zet aldus afwisselend het strand onder water, op hetwelk de meeste bekende schelpdieren leven en geboren worden. Zoo zeide reeds Lu Poeh Wej (14), een schrijver uit de derde eeuw vóór Christus, in zijne belangrijke Lente- en Herfst-annalen" (15):

"De maan is de grondslag voor alle werkingen van het vrouwelijk beginsel (Jin, zie 9den van de eerste maand, noot 72) der Natuur. Is zij vol, dan zijn de "tweeschalige schelpdieren (16) gevuld en alle invloeden van het vrouwelijk principe in hunne gansche volheid daar; doch gedurende het laatste kwartier der maan zijn "de schelpdieren ledig (17)". Ook Plinius spreekt ervan als zou de maan invloed uitoefenen op de oesters en alle andere schelpdieren, en zegt dat de meesten der Ouden eenstemmig over deze zonderlinge eigenschap van het maanlicht dachten (18). — Om nu tot ons uitgangspunt terug te keeren: het schijnt ons met het oog op die begrippen der oude Chineezen omtrent de verhouding tusschen de maan en de schaaldieren niet geheel onaannemelijk toe, dat werkelijk mosselen (thaan) zouden zijn geofferd geworden op de eerste vollemaansdagen van lente, herfst en winter, d. i. op de dagen die tegenwoordig aan de saam-kaì-kong zijn gewijd. En de ring- of schakelkoekjes, die nog tegenwoordig op die dagen op de offertafels prijken, zouden dan zeer goed de verbasterde overblijfselen of de plaatsvervangers kunnen wezen van die mosselen, oudtijds in natura aangeboden aan de maan op drie voorname dagen van het jaar waarop zij vol is, en haar invloed zich dus op de schelpdieren het sterkst doet gevoelen. De naam saam-kaì-thaan, die, zooals wij hebben gezegd, nog tegenwoordig in het zuidelijk deel van het vasteland van Foehkjen aan die koekjes wordt gegeven, draagt daarvan nog de sporen (19).

(1) 呂不韋(*)呂氏春秋 (') 呂氏春秋()蚌蛤 wBivalve#shells, thin and marked, are called, a general name for those like Unio, Tellina or Donax”:— Williams, Syllabic Dictionary", bladz. 428. It is supposed to contain pearls, which increase or "diminish in size according to the age of the moon":- Medhurst, "Chinese and English Dictionary." (1) Vide "Spiegel en Bron van alle Onderzoek”, hoofdst. II, ♬.

170.

(1) Plin. I, 9, cap. 31; apud Dupuis, "Origine des Cultes", boek II, hoofdst. III, bladz. (1) Men houde wel in het oog, dat Emoy eene kolonie is van emigranten, tezamen gewor

Daar de plechtigheden en feesten, die verder op den 15den van de eerste maand gevierd worden, niet meer de vereering van den thijen-koan ten doel hebben, zullen wij, alvorens van de saam-kai-kong af te stappen, volledigheidshalve aangeven op hoedanige wijze deze godheden geregeld in het huisgezin worden vereerd.

Links en rechts van de lantaren, die in de groote zaal van elk woonhuis ter eere van den Hemel is opgehangen (verg. bladz. 51) bevinden zich twee lantarens ter eere van de saam-kai-kong. In rijkere gezinnen zijn zij veelal gemaakt van glas, dat uit Canton wordt ingevoerd, en vierkant van gedaante. De eene lantaren draagt op een harer vier zijden het opschrift: "O drie bestuurders groote goden (20)", en op de daar tegenoverstaande laat ons de honderden gelukzaligheden des Hemels deelachtig worden (21)", terwijl de tweede lantaren op overeenkomstige wijze het opschrift voert: "O drie bestuurders, groote goden laat uwe ver strekkende zegeningen afdalen (22) (over ons) (23)". Andere opschriften van dergelijken aard zijn evenzeer in zwang. Overigens zijn de glasplaten beschilderd met bloemen en figuren. Verder hangt bij de lantarens nog een wierookbak van de zoldering neer die den naam draagt van saam-kai-lów (24) of saam-kai-kong-lów (25): wierookbak van de Heeren der drie Werelden".

Op den eersten en vijftienden van iedere maand worden des morgens en 's avonds in die lantarens kaarsen ontstoken, en plaatst de offeraar, na eenige buigingen gemaakt te hebben, een drietal wierookstokjes in bovengenoemden bak. Arme lieden branden echter niets dan wierook op die dagen, ja, zelfs zijn er die zóó slecht met aardsche goederen zijn bedeeld, dat hunne geheele vereering van de saam-kaì-kong zich door het gansche jaar heen moet bepalen bij het branden van wierook, met of zonder kaarsen, op de drie goán-dagen alleen.

In de tempels. Laat ons, na deze uitwijding, tot het Lantarenfeest wederkeeren en zien wat er in den loop van den dag in de tempels geschiedt. Hier zijn door de bestuurders of de priesters eenige koeken neergelegd, die het voorkomen hebben

pen op het eiland uit alle streken van het omliggende vasteland, en dat haar oorsprong niet tot zeer hooge oudheid opklimt. Benamingen, die op het vasteland voorkomen, hebben dus meer kans de onverbasterde, de oorspronkelijke te zijn dan die welke aan dezelfde zaken op Emoy-eiland worden gegeven. Zoo ook hier. De boven bedoelde schaaldieren waren wellicht reeds vervangen door de koekjes ten tijde dat de eerste kolonisten zich op Emoy nederlieten, en ontvingen van de oorspronkelijke dorp- en strandbewoners van het eiland, die met de beteekenis ervan onbekend waren, misschien den naam khijen of schakels, naar aanleiding van de ringen, die zij op de bovenzijde vertoonden. Het is zeer goed mogelijk dat deze naam door de eerste emigranten zelven, en later door hunne navolgers, werd overgenomen en zich tot op den huidigen dag heeft in stand gehouden. De ware naam saam-kaì-thaan bleef echter op het vasteland bewaard.

(*) 三官大帝(“受天百祿(*)降爾遐福, (23) De gebeden, in noot 21 en 22 aangehaald, zijn getrokken uit het Boek der Liederen", den Sji-king hoofdst. V; Legge's vertaling, bl. 256.

(*)三界爐 (25)
界爐(三界公爐,

van schildpadden en van meel zijn gemaakt. Zij zijn meestal glad en dragen de teekeningen van het schild en het letterteeken lang leven (26)" in vermicelli op den rug. Ook vertoonen zij soms de pooten en den kop van een schildpad en zijn dikwijls geheel en al zonder karakters of figuren. Elkeen die maar wil neemt een of meer van die koeken met zich naar huis, doch verbindt zich het jaar daarna er zóóveel terug te brengen als de afgod in den tempel zal beslissen. Men begint met er twee terug te beloven voor het volgend jaar en werpt de wichelblokken; doch vallen deze ongunstig dan belooft men er drie en zoo langer hoe meer, totdat de blokken een goedkeurend antwoord geven (27). De tempelbewaarder schrijft dan den naam van den betrokken persoon en de verbindtenis op in een register, en de koeken worden mede naar huis genomen en gegeten ter verkrijging van dien vrede en dat geluk in het gezin, welke in den tempel onder het oog van den afgod heerschen. De overschietende koeken (en altijd worden er meer ingebracht dan weggehaald, zooals zich berekenen laat) worden nog ten overvloede door den tempelbewaarder verkocht of opgegeten. Dat brengen en halen van schildpadden duurt een vijftal dagen, en eindigt dus ongeveer op den 20sten.

Lantaren- en kaarsverlichting. Het uitstallen en verkoopen van papieren lantarens vangt gewoonlijk reeds aan in de laatste week van het jaar, doch de eerste exemplaren, die verschijnen, zijn meestal van minder gehalte en slechts bestemd tot speelgoed voor kinderen. Paarden, kippen, visschen, geiten, honden in het kort, bijna alle soorten van dieren worden, inwendig verlicht, door het jonge volkje rondgedragen op een stok of voortbewogen op wielen (28). Men ziet platte, ronde, bolle, langwerpige en vierkante lantarens van allerlei slag en kleur, en zulk een vreemdsoortigen vorm kan men niet uitdenken dien men in die dagen niet te zien krijgt. Hoe meer de groote dag nadert hoe schooner lantarens te voorschijn komen, totdat eindelijk op den 15den de verkoop zijn culminatiepunt bereikt en het feest uitloopt op een wezenlijken wedstrijd wie de mooiste voor zijn deur zal hangen. Kooplieden loopen er mede rond in de straten, en nauwelijks is de zon onder of alle lantarens worden ontstoken en duizenden en duizenden wandelaars naar buiten gelokt. Te midden van de veelkleurige doeken, die ter eere van den Hemel over de straten zijn gespannen (29), maken al die bonte, veelvormige lantarens voor de huizen een betooverend effect. Vele woningen zijn ook inwendig fraai versierd en schitterend verlicht, en alles tezamen genomen wordt een geheel gevormd, dat niemand licht vergeten zal die eens het feest heeft bijgewoond. De Lantarendag is inderdaad een der schoonste feesten van het geheele jaar. Het meest van al trekken de zoogenaamde tsáo-beé-ling (30), of "lanta

[merged small][ocr errors][merged small]

(28) Het verdient opmerking, dat ook in België de kinderen van af Kerstmis tot Driekoningen kleine papieren lantarens, in den vorm van een zon of ster en met een kaarsje erin, door de straten dragen. Dient dit wellicht óók tot viering en herdenking van de geboorte van het zonlicht, dat wederom begint te herleven en te groeien op 25 December, zoodra het solstitium voorbij is? (2) De poet kijèn-thijen, zie bladz. 50 ()⇓*. 走馬燈.

« PreviousContinue »