Page images
PDF
EPUB

de offeranden op den 2den en 16den van elke maand van den God van den Rijkdom hoopt te erlangen, zoo heeft men deze beide dagen met den naam van gée-dzjíet (46) bestempeld -- een uitdrukking, die wij gelooven het best te vertalen door dag van handelsvoordeelen", die men verkrijgt zoowel door handelsslimheid (gée) als door het vereeren van den God van den Rijkdom.

Onder de gée-dagen zijn er voornamelijk twee van buitengewoon gewicht. Wij bedoelen den 2den van de tweede maand, waarover dit opstel handelt, en den 16den. van de twaalfde maand. Eerstgenoemde dag heet tháo-gée (47) of eerste, en de andere bée-gée (48) of laatste, ook wel tou-gée (49) of groote gee. Met den 15den van de achtste maand vormen zij een drietal dagen van speciale vereering van den God van den Rijkdom, die, voor zooverre zij nog niet behandeld zijn, natuurlijk lager op de desbetreffende datums zullen worden besproken.

Het is merkwaardig, dat de beide bovengenoemde gée-dagen zich kenmerken door buitengewone drukte en feestelijkheid, gepaard aan tooneelvertooningen, in de manderijnswoningen, die, zooals wij op bladz. 53 in noot 99 zeiden, tegelijk stadhuis, gerechtshof en niet zelden ook gevangenis zijn. De God van den Rijkdom is namelijk ook de patroon van beulen, gevangenbewaarders en andere dienaren van justitie en politie, en wordt door die lieden met zeer veel praal vereerd, opdat hij zijne beschermelingen krachtig moge bijstaan in het afpersen der bevolking en in het verkrijgen van rechtvaardig en onrechtvaardig goed.

$ 5

WAAROM DE RIJKDOMMEN, VOLGENS DE LEGENDE,
ONGELIJK ZIJN VERDEELD.

De Chineezen zijn een volk, dat uitmunt in de kunst van fabelen uit te denken, en geven die gaarne ten beste wanneer zij maatschappelijke verschijnselen en zeden en gewoonten wenschen te verklaren. Zij omkleeden ook, evenals de Grieken, dikwijls hunne goden met menschelijke attributen, en stellen hen zich voor als sterfelijk, gehuwd en met alle menschelijke eigenschappen beliebt. De legende van den Parelkeizer, die men op bladz. 29 vinden kan, strekt daarvan o. a. ten bewijs. Zoo

in den handel, een makelaar. Zoo zegt men ook, letterl. "gebloemde tand en scherpe mond", voor „een gladden vogel, een rappe tong," en in Emoy núng-gée, letterl. de tanden verzachten" voor "een toontje lager aanslaan." Het woord gée beteekent zelfs een soort van winkel, waar men goederen kan inbrengen om door den winkelier te doen verkoopen, en als zoodanig spreekt men o. a. van een ti-á-gée # * i. e. een plaats waar men 猪仔

varkens vermakelaart, enz.

(5) 牙日()頭 牙 Anderen bestenpelen echter den 2den van de twaalfde maand met dezen naam. (*) 尾牙 (2) 大牙.

wordt ook door het mindere volk de God van de Aarde en van den Rijkdom als gehuwd voorgesteld, en wel met een wezen dat, als een tweede Eva, haar echtgenoot tot een stap verleidde die groot onheil in de wereld bracht. Het volk noemt haar Thów-Ti-Po (50) d. w. z. Vrouw- of Moeder- Aarde.

De onpartijdige God van den Rijkdom ontving namelijk, naar de legende verhaalt, van Thi" -Kong, den Heer des Hemels, bevel om af te dalen, en de goede gaven van de aarde gelijkelijk onder het menschdom te verdeelen. Zijne vrouw raadde hem echter ten sterkste af aan dit bevel gehoor te geven, op grond dat anders elkeen zou genoodzaakt wezen zelve in al zijne behoeften te voorzien, en het bestaan van eene maatschappij dus feitelijk eene onmogelijkheid zou worden: hij volgde haar raad, en het onderscheid tusschen arm en rijk ontstond. En dit is de reden waarom het volk allerwege ijverig de hand houdt aan de vereering van den God van den Rijkdom, terwijl die van zijne vrouw, die vijandin van het verkrijgen van aardsche goederen, geheel op den achtergrond geschoven is en totaal verwaarloosd wordt.

Tot besluit van dit hoofdstuk zij nog gezegd, dat de 2de van de tweede maand in Emoy algemeen bekend staat onder den naam van dzi-géh-tsoih (51), d. w. z. „het tijdstip van de tweede maand."

[blocks in formation]

TWEEDE MAAND, DERDE DAG.

FEESTDAG VAN DE GODEN DER LETTERKUNDE.

Inleiding. - De Chineezen zijn van oudsher een letterlievend volk geweest. Alleroudste instellingen van onderwijs. Hoe Mencius de vorsten vermaant voor het onderricht zorg te dragen. Staatsexamens. De vijf Goden van de Letterkunde.

1. De Sterregod Wun Tsjhang. Waarom de Taoisten zich Sterregoden schiepen. Veronderstelde invloed van de sterren op het leven en het wezen van den mensch. De plaatsen waar de staatsexamens worden afgenomen. De giók-pién te Emoy. Tempels en pagodes ter eere van Wun Tsjhang. Hij incarneert zich dikwijls in geleerde mannen.

ven.

§ 2. De God Kwan.

§ 3. De Patriarch Lu. De Genii der Taoisten; hoe zij worden voorgesteld en beschreHun vermeend verblijf op de onbekende eilanden in den Grooten Oceaan. De eilanden Jing-Tsjow en Tsoe-Tsjow. Mislukte ontdekkingstocht in de derde eeuw vóór Christus. Hoe de Genii worden onderscheiden en verdeeld.

Verschillende namen en legendarische levensgeschiedenis van den Patriarch Lu. Waarop zijne verheffing tot Literatuurgod berust. Hij is ook de patroon van de barbiers. Legende die hiertoe heeft aanleiding gegeven. Onderscheidingsteeken der barbiers in China, en hoe treffend het overeenstemt met dat van hunne Europeesche ambtgenooten.

§ 4. De Sterregod Khwej Sing. Hij is een wachter, een trawant van Wun Tsjhang. Verklaring van zijn naam. Hoe hij gewoonlijk wordt afgebeeld. Zijne attributen, en het devies op hem toepasselijk. Zijne heiligverklaring. Legende omtrent zijn verblijf op aarde. Hoe hij door een zeemonster werd gered. Zijne rangverhouding tot de overige Goden van de Letterkunde. Pagodes, te zijner eere opgericht. Opschriften ter eere van Confucius en Khwej Sing. Voornaamste feestdag van Khwej Sing.

[ocr errors]

§ 5. De Roodrok", de patroon van het boffer. Legende waaraan bij zijn ontstaan te danken heeft.

Besluit.

Waar de afbeeldsels der Literatur goden alzoo zijn te vinden. Feestdagen aan hen gemeenschappelijk gewijd, en waarop de schoolkinderen den onderwijzers een geschenk in geld aanbieden.

INLEIDING.

Sinds de alleroudste tijden, ja van af de geboorte van den eersten dageraad hunner historie, zijn de Chineezen een letterlievend volk geweest. Reeds huune oudste oorkonden dragen de bewijzen hoezeer zij met liefde voor studie waren bezield, en hoe veel waarde door hen aan onderwijs werd gehecht. Het Boek der Ceremoniën,

dat gewichtige document, hetwelk van 22 eeuwen vóór de geboorte van Christus dateert, wijst er op dat ten tijde van Keizer Sjoen reeds instellingen bestonden waar men de ouden van dagen onderhield en de jeugd onderwijs gaf (1), instellingen die, naar men wil, de grondslagen vormden voor de latere groote kolleges van de hoofdstad (2). Reeds de groote Mencius (300 vóór Chr.) vermaande de vorsten zorg te dragen voor niet minder dan vier verschillende soorten van scholen die hij met name noemt en, volgens zijn zeggen, reeds bestonden onder de Hia- de Sjang- en de Tsjow-dynastiën (3) (2205 tot 300 vóór Chr.), want, zegt hij: "dan zal het volk vervuld worden "met ouder- en broederliefde, en geen grijsaard gezien worden op de straten en wegen met #zware vrachten op de schouders" (4). Wie meer over het onderwijs in de oudste tijden van het Chineesche rijk verlangt te weten, raadplege o. a. Biot's bewerking van de op dat onderwerp betrekking hebbende hoofdstukken uit de Encyclopedie van Ma Twan Lin, uitgegeven onder den titel: Essay sur l'histoire de l'Instruction publique en Chine."

"

Ook thans nog wordt van het volksonderwijs in China zeer veel werk gemaakt. En hoewel het iedereen vrijstaat onderricht te geven; hoewel het Gouvernement het schoolwezen niet anders steunt en aanmoedigt dan door wijze lessen en vermaningen: toch zal men betrekkelijk zelden iemand aantreffen die niet lezen en schrijven kan. Eervolle regeeringsposten zijn slechts toegankelijk door het afleggen van de letterkundige staatsexamens, en het eerzuchtige, dat is het beste deel der natie, is er dus steeds op uit zich op studie toe te leggen en zich met alle oude, in hun oog eerwaardige, grondbeginselen van wijsbegeerte en regeeringsbeleid, van wetgeving en van vorstendeugd, te vereenzelvigen. Die studie, zij regeert aldus de natie en omringt, in theorie althans, den Keizerlijken troon: - zouden dus de Chineezen, die alles met afgoden bezielen, dan ook niet hunne beschermgeesten van de studie, van de letterkunde bezitten?

Zij hebben zelfs wel meer dan één Minerva, doch wij zullen slechts de vijf voornaamste Literatuurgoden, die in Foehkjen worden vereerd, in behandeling nemen. Zij zijn:

1.

geheeteu.

Wun Tsjhang, in Emoy gewoonlijk Boen-Tshiong-Kong | | 4

II. De wijsgeer Kwan, in Emoy Koan-Hoe-Tsóe
, | ✯ †.

III. Lu Sijen Tsoe, de Patriarch Lu, in Emoy Loë-Sijen-Tsów.

(') Li-ki, hoofdst. E (Zie ook de welbekende historische Encyclopedie van

Ma Twan Lin 馬端臨,getiteld:文獻通考, boek - 40.

(*) Mencius, boek, hoofdst. 3; Legge's vertaling bl. 118. Die vier scholen heeten, 序,學校, en moeten respectievelijk als dorps- en districtsscholen en staatsakademies

voor hooger onderwijs worden beschonwd: (verg. o. a, het Heilig Edict van Keizer Joeng Tsjing Eo, hoofdst. 6). (*) Mencius, boek I. hoofdst. 3 en 7; Legge's vertaling bladz. 7 en 25.

IV. Kwej Sing, in Emoy meestal Khoi-Sing-Kong | | A.

V. De Roodrok, in Emoy Tsoe-Igenaamd.

Deze is de volgorde, waarin zij gewoonlijk naar gelang van den rang, dien zij in de godenwereld bekleeden, worden geschikt. Wun Tsjhang is hun hoofd, en zijn naam wordt als zoodanig in Emoy veel gebruikt als algemeene benaming voor het vijftal, zoo men dit als één lichaam noemen wil. Men spreekt dan van de ngów Boen-Tshiong (5) i. e. de vijf Wun Tsjhang." Wij zullen ze hier in het kort achtereenvolgens behandelen.

§ 1.

WUN TSJHANG.

Deze godheid, die te Emoy, behalve den naam zooeven genoemd, nog dien van BoenTshiong Tè-Koen (6) of "Goddelijke Vorst Boén-Tshiong" draagt, behoort in het kader der godheden van den Staat te huis, dat wil zeggen onder dezulken, wier eeredienst naar Taoistische gebruiken is voorgeschreven bij Keizerlijk decreet. Hij is een god die gezegd wordt te huizen in het sterrenbeeld Wun Tsjhang, hetwelk zich vlak naast het vierkant van den Grooten Beer in de richting van den Wagenman bevindt en, volgens den Sterrencanon" (7), zeven sterren in den vorm van een halve maan bevat. Dr. G. Schlegel (8) identifiëert zes daarvan met Theta, Ypsilon, Phi, e en IX 201 en 104 van den Catalogus van Piazzi in den Grooten Beer. Volgens den ouden historieschrijver Sze Ma Tshijen (9) bestaat het sterrenbeeld echter slechts uit zes sterren, terwijl weder anderen beweren dat Alpha (Dubhe) van den Grooten Beer alléén den naam van Wun Tsjhang draagt. Doch wat hiervan zij onze Literatuurgod, wiens naam "literarische glorie of schittering" beteekent, wordt algemeen gezegd in het sterrenbeeld van dienzelfden naam te wonen, dat tevens, volgens de aangehaalde oude werken, den naam draagt van Thijen Foe (10): "Hemelsche Boekerij of Encyclopedie." Thijen Foe beteekent echter ook het Hemelsche Paleis", en komt als zoodanig overeen met de benaming Wun Tsjhang Koeng (11) of het Paleis van literarische Glorie", die eveneens aan het bewuste sterrenbeeld gegeven wordt.

Zoowel als de vier overige Literatuurgoden behoort ook Wun Tsjhang tot het Taoistische Pantheon. Wij hebben op bladz. 29 reeds terloops er op gewezen, dat het

() 五文
五 文 昌 () 文 昌帝君.

. Het werkje is vervat in de Boeken van de Han- en de Wej-dynastie”

* # * # (206 vóór tot 265 na Chr.).

(*) "Uranographie Chinoise", bladz. 530. (9) Zie zijne Geschiedannalen” (bladz. 71), hoofdst.

27, Boek der Werkkrachten des Hemels":

('"')文昌宮.

[ocr errors]
« PreviousContinue »