Page images
PDF
EPUB

Taoisme de eenige eeredienst van zuiver Chineeschen oorsprong is, en evenals bijna alle godsdienstige sekten van het Westen de vereering des Heelals tot grondslag heeft genomen voor zijne leer. Wij hebben ook gezien dat het den materieëlen Hemel als Parelkeizer verheerlijkte en diende: wij kunnen er echter bijvoegen dat niet alleen die Hemel als ééne ondeelbare godheid werd vereerd, maar dat ook zijne onderdeelen: als de zon, de maan (12) en de sterren, met afgoden werden bezield. Het is datzelfde Taoisme hetwelk het uitspansel met goden bevolkte, de krachten der Natuur verheerlijkte en zich een Parnassus schiep evenals de Grieken, die immers ook het uitspansel tot tooneel maakten van de daden hunner mythologische helden, goden en godinnen. Het zijn de sterren die, in verband met hunnen stand aan den Hemel ten opzichte van zon en maan, in het oog van een primitief volk, hetwelk de ware oorzaken der natuurverschijnselen niet kent, de jaargetijden regelen, en daardoor absoluten invloed uitoefenen op het ontstaan en bestaan van al wat leven heeft op aarde. Zij doen dus warmte en koude elkander regelmatig afwisselen en kondigen de jaarlijksche perioden aan van regen en droogte, wind en sneeuw; zij bepalen daardoor de menschelijke bezigheden, oefenen invloed uit op de productie en derhalve op het geluk en het ongeluk van den mensch : in één woord, zij zijn de hoogere machten, die de wereld en al wat daarop is besturen en regeeren. De eenvoudige waarneming van den loop der Natuur baarde den dienst der hemellichten en gaf geboorte aan astrologie en sterrenwichelarij: dit is het geval geweest bij al de Westersche volkeren der oudheid, en zoo is het bij de Chineezen gegaan. Nog kost het weinig moeite om in onze moderne godsdiensten de overblijfselen van den ouden Natuurdienst op te sporen, en wij hebben reeds gelegenheid gehad enkele voorbeelden daarvan aan te halen; doch bij de Chineezen gaat zulks met nog veel minder moeite gepaard, aangezien zij den ouden vorm van Natuur- en stervereering in zoo vele gevallen bijna onverbasterd hebben bewaard. Als voorbeeld moge de godheid dienen dien wij nu aan het behandelen zijn, en die door geen enkelen beschaafden Chinees ergens anders zal worden gezocht dan aan den Hemel (13).

Als beschermgod van de studie, uitdeeler van geleerdheid en bevorderaar der wetenschap geniet Wun Tsjhang eene uitgebreide vereering. Men plaatst hem bijna even hoog als Confucius, en richt in den regel een tempel voor hem op nevens dien, welken men in bijna elke stad ter eere van China's grootsten wijsgeer heeft gebouwd. Confucianistische tempels bevinden zich gewoonlijk ter plaatse waar de letterkundige staatsexamens worden afgenomen, en dus de mededingers naar een graad uit alle hoeken des lands te zamen stroomen, en het is dus ook dáár, dat men de Wun Tsjhang-tempels zoeken moet. Maar te Emoy, dat geen departements- noch districts

(12) De zon en de maan behooren nog altijd tot de voorwerpen van Keizerlijken eeredienst, en zijn als zoodanig opgenomen in de "Gezamenlijke statuten van de Groote (hedendaagsche) Tshing

dynastie”大 大清會典,

(1) De reden waarom de ster of het sterrenbeeld Wun Tsjhang, en geen ander hemellicht, tot God van de Letterkunde werd verheven, hebben wij niet kunnen opsporen. Zij zal wel in de astrologische geheimen van verloopen eeuwen zijn gelegen.

hoofdstad is, en waar derhalve geene staatsexamens worden afgenomen, zijn de tempels van Confucius en Wun Tsjhang opgericht in den zoogenaamden giók pién (14), eene instelling van Gouvernementswege tot aanmoediging van studie. Soms tot driemalen 's maands verzamelt zich hier de studeerende jongelingschap van de plaats om deel te nemen aan den letterkundigen wedstrijd die er, onder bescherming van de Manderijnen, wordt gehouden; de mededingers verblijven er den ganschen dag, worden er op kosten van de inrichting gevoed, en laten hunne opstellen keuren door een geleerde of gegradueerde van hoogen rang, die daartoe, hetzij met of zonder tusschenkomst van den Magistraat aangewezen is. De overwinnaar ontvangt gewoonlijk eene kleine geldsom ter tegemoetkoming in de kosten van zijne studiën, zooals het heet. De uitgaven van de inrichting worden gedekt door vrijwillige bijdragen, of bestreden uit een fonds van huizen en landerijen, hetwelk hoofdzakelijk wordt in stand gehouden met de boeten, die door de manderijnen in de rechtbanken opgelegd en tot het goede doel afgestaan worden.

Het is verder ter eere van den Hoofdgod der Literatuur, dat men in de zuidelijke provinciën van het Rijk allerwege pagodes met drie verdiepingen aantreft, die den naam dragen van "pagodes van letterkundige penseelen" (15), d. w. z. van literarische bekwaamheden. Zeer dikwijls zijn zulke gebouwen ook gewijd aan den vierden Literatuurgod Kwej Sing, dien wij in § 4 zullen behandelen en die in de werkelijkheid (in Foehkjen althans) zijn voornameren collega geheel in de schaduw heeft gesteld. Men wil dat Wun Tsjhang gedurende verschillende geslachten bij tusschenpoozen naar de aarde is afgedaald om zijn intrek te nemen in hoogbegaafde mannen en beroemde geleerden, en verschillende legenden werden uitgevonden om het feit te staven (16): - van daar dat een bekwaam geletterde nog wel met de vleiende benaming van Wun Tsjhang wordt aangeduid, als ware hij eene incarnatie van de godheid. Zoo bestempelt men ook te Emoy eene vergadering van letterkundigen met den niet zeer nederigen naam van Boen-Tshiong hoi (17), of "vergadering van Wun Tsjhang's."

§ 2.

DE WIJSGEER KWAN.

Onder dezen naam wordt de held uit het tijdperk der drie Rijken, wiens levensgeschiedenis wij in onze verhandeling over den 13den van de eerste maand beschreven hebben, als Literatuurgod vereerd. Wij hebben op bladz. 75 en 69 reeds aangegeven waaraan hij zijne verheffing als zoodanig heeft te danken, en kunnen dus volstaan met eenvoudig daarheen te verwijzen.

[blocks in formation]

(") (1) Edkins, "Religion in China", bladz. 107.

(1) ★ 筆塔

(2) 文昌會,

§ 3.

DE PATRIARCH LU.

Deze godheid, die te Emoy in den regel met den naam Loë Sijen-Tsów (18) i. e. zooveel als "Genius-Patriarch van den familienaam Loe," wordt aangeduid, is een van de zoogenaamde acht Genii (Sijen) der Taoistische sekte; doch alvorens wij ertoe overgaan iets omtrent hem ten beste te geven, dienen wij, tot beter verstand, met een enkel woord toe te lichten wat die Genii eigenlijk zijn. Behalve in een legio van goden en godinnen, die alle deelen des Heelals bevolken en alle mogelijke Natuurkrachten bezielen en besturen, geloofden de oude Chineezen nog aan een ras van halfgoden: wezens die door hunne wijsheid en deugd met eene zekere hoeveelheid bovenmenschelijke macht waren begaafd, zich onzichtbaar konden maken en de onsterfelijkheid bezaten. Wij hebben hier dus te doen met een soort van geesten die tusschen de goden en de menschen in staan, die ongeveer het begrip badan aloes der Javanen en Balineezen vertegenwoordigen (19) en beschouwd kunnen worden als etherische wezens, feeën en elfen. Zij zijn voor een deel van historische herkomst. Vooral in de eerste eeuwen vóór de christelijke jaartelling waren een menigte van verhalen en legenden omtrent die Genii in omloop. Zij hielden, zoo het heette, verblijf op verschillende onbekende eilanden van den Grooten Oceaan, hadden aldaar het levenselixir gevonden en leefden er buiten het bereik van alle menschelijke kwalen en rampen, ja zóó sterk was toenmaals dit geloof, dat door Keizer Tshin Sji Wang (20), den beruchten stichter van den Grooten Muur, een expeditie werd uitgezonden om die wonderbare eilanden op te sporen. Wij zullen er een paar van opnoemen en beschrijven.

Jing-Tsjow (21), d. w. z. "Oceaan-Eiland", vindt men verhandeld in het werk "Aanteekeningen omtrent de tien Eilanden" (22), hetwelk deel uitmaakt van de "Compleete Verzameling der Boeken van de Han- en de Wej-dynastie" (23). "Het is "gelegen in den oostelijken Oceaan, is vierduizend vierkante mijlen groot en bevindt "zich tegenover IIwoei-Khi (24), het Zuiden van de tegenwoordige provincie Kiangsoe. "Het is 700,000 mijlen van de kust verwijderd en brengt een bovennatuurlijk mos

(18) 呂 Z14 (1) Roorda, "Javaansch Woordenboek", bladz. 60. Badan aloes beteckent zooveel als etherische personen. Naar het schijnt", zegt Raffles - #zijn het wezens waarin #het stoffelijke met het onstoffelijke is dooreengemengd, en die dus de menschelijke natuur zoowel als #die der geesten in zich vereenigen. Ik heb een man gezien, die gezegd wordt met een dergelijk "wezen van het vrouwelijk geslacht te zijn gehuwd geweest en monsterachtige kinderen te hebben "verwekt, doch niemand had er ooit een van gezien, zoodat ik veronderstel dat zij op de moeder "zullen geleken hebben."

(2) 秦始王 221-209 vóór Chr. (21)瀛洲(六)十洲記, (23) Hierboven, noot 7. (').

"en geestenkruiden voort, terwijl er zich een rots van edelsteen bevindt van meer "dan duizend vademen hoog. Hieruit ontspringt een bron, die veel op zoeten wijn "gelijkt en den naam draagt van de bron van Edelsteen-wijn. Alwie eenige bekers "ervan drinkt wordt beschonken en verkrijgt het eeuwige leven. Er zijn verschei"dene woningen van Genii op het eiland en de gewoonten der bevolking komen over"een met die van Woe (25) (dat is het zuidelijk gedeelte der provincie Kiangsoe). "Ook de bergen en rivieren gelijken op die van China".

Een ander eiland, Tsoe-Tsjow (26) of "het Eiland der Patriarchen" geheeten, wordt eveneens beschreven in hetzelfde boek. "Het is vijfhonderd vierkante mijlen "groot en 70,000 mijlen van de kust verwijderd. Het brengt een kruid voort dat #veel op breed watergras gelijkt en dat, wanneer het drie à vier voeten hoog is op"geschoten en gelegd wordt op het lijk van iemand die reeds drie dagen dood is, "hem dadelijk het leven teruggeeft. Door het te eten bekomt men het eeuwige "leven. Toen ten tijde van Keizer Tshin Sji Wang vele dooden op het slagveld "vielen, verschenen er vogels in de gedaante van raven, die dat gras in den bek "aanbrachten en het op het gelaat der gesneuvelden nederlegden, tengevolge waarvan "dezen terstond weder opzaten en herleefden. Een der ambtenaren hoorde dit en raadde "den Keizer aan een boodschapper af te vaardigen om dit gras te gaan brengen naar "den meester van het spokendal aan de noordelijke stadswallen (27). Deze zeide:

""Dit gras is afkomstig van den oostelijken Oceaan. Op het Patriarchen"Eiland groeit een onsterfelijkheidskruid op het veld van de Roode Edelsteenen (28); "sommigen noemen het ook Geestenmos. De bladeren gelijken op watergras en de "stengels groeien sterk ineengestrengeld op, en één scheutje ervan kan een mensch "het leven teruggeven". Alstoen sprak de Keizer met een zucht : "Kan men dit "gras ook gaan plukken ?" Vervolgens zond hij Su Foch (29) af met vijfhonderd "jonge mannen en vrouwen aan het hoofd van een vloot van schepen met verdekkingen "voorzien ten einde het Patriarchen-Eiland te gaan zoeken, maar zij keerden nooit "terug."

De Aanteekeningen omtrent de tien Eilanden" beschrijven nog meer van die denkbeeldige wonderlanden in den oostelijken Oceaan, doch wij kunnen met twee voorbeelden volstaan. Het is niet volkomen onmogelijk dat de Taoistische verhalen, die in het werk zijn neergelegd, een kern van waarheid tot grondslag hebben en gebaseerd zijn op vage berichten omtrent de Japansche eilanden, ja, zelfs zou het zeer goed mogelijk kunnen wezen dat de gemelde expeditie met een voorgenomen kolonisatie van dat Rijk in verband stond; doch wat hiervan zij, dit alles is nog niet.

(2)吳(2)祖洲(三)北郭鬼谷先生 Een fabelach

tig kluizenaar van de sekte der Taoisten die, naar men zegt, van Laotsze in eigen persoon onderricht kreeg en in de vierde eeuw vóór Christus in het zoogenaamde "spokendal" zijn leven in eenzaamheid sleet. Zijn eigenlijke naam was Wang Hu. Mayers, "Reader's Manual”, 798. (2)瓊田(2)徐福,

uitgemaakt en alleen dit is zeker, dat men die wondereilanden tot op den huidigen. dag nog niet gevonden heeft. Wij keeren thans tot de Genii terug.

Men onderscheidt ze in twee hoofdsoorten, en wel in aardsche (30), die in de eenzaamheid van de bergen wonen en daarom geboorte hebben gegeven aan de benaming Sijen, d. w. z. menschen in de bergen, en in hemelsche Genii (31), die boven in den hemel, in de sterren huizen, en dus nog verder dan hunne aardsche confraters boven alles staan wat menschelijk is. Men heeft echter nog tusschenrassen. Zoo gelooft men aan de zoogenaamde menschelijke Genii (32), die zich hebben losgemaakt van alles wat des vleesches is en zich in volkomen zielerust kunnen verheugen zonder nochtans de onsterfelijkheid te bezitten. Verder aan goddelijke Genii (33), die reeds de onsterfelijkheid zich hebben verworven en thans op de wondereilanden rondzwerven waarvan wij gesproken hebben; en eindelijk aan spookachtige Genii (34), dat zijn dezulken die zich van alle vleesch hebben ontdaan, doch noch onder de menschen, noch onder de vier andere klassen van Genii leven. Zij zijn dus als een soort van paria's onder hunne confraters.

Er zijn voornamelijk acht Genii die bij de Taoisten bijzonder in aanzien staan, en de Patriarch Lu behoort tot die van betrekkelijk jongen datum onder hen. Zijn eigenlijke naam is Lu Jen (35), die in Emoy Loe-Gijem wordt uitgesproken, doch nog meer is hij aldaar bekend bij zijn titel Loë-Tōng-Pien (36), d. i. Loe de Gast van de Grot. Men stelt zijne geboorte in het jaar 755. Een ijverig aanhanger van de sekte der Taoisten verwierf hij zich door vlijtige studiën den tweeden en derden letterkundigen graad (37), en werd vervolgens aangesteld tot prefect van het district Teh-Hwa (38), in het Noordwesten van de tegenwoordige provincie Kiangsi. Het was hier, in de eenzaamheid van den Loe-Sjan (39), een bergketen die zich ten Zuiden van de tegenwoordige departementshoofdstad Kioe-Kiang (40) aan den oever van den Jangtsze uitstrekt, dat hij een verschijning had van Tsjoeng Li Khuen (41), den voornaamste van de acht Genii, die onder de Tsjow-dynastie zich het levenselixir had weten te bereiden. Lu Jen, een vurig ijveraar zijnde voor de Taoistische beginselen, drukte hem terstond zijn innig verlangen uit al het zijne te mogen toebrengen tot de bekeering van zijne medemenschen tot de ware leer: doch eerst moest hij een tiental beproevingen en bekoringen doorstaan alvorens hem een zwaard werd afgestaan van bovennatuurlijke kracht, en hij de macht ontving om tooverformulieren uit te spreken. Met deze krachtige middelen gewapend doorkruiste hij het Rijk van het eene einde tot het

[ocr errors]

(°). Deze bewoonden, volgens de Taoistische legenden, vooral het wonderbare Koen-Loen gebergte of den zoogenaamden Hindoe-Koeh, onder leiding van de Koninklijke Moeder van het Westen": zie bladz. 10, noot 25.

(2) 天仙(三)人仙(2)神仙(鬼仙.

[ocr errors][merged small]

(*) 盧

beterde Schatkamer van allerhande Dingen", hoofdst. 63, ("") H ("I 山(九江(鍾離權.

« PreviousContinue »