Page images
PDF
EPUB

offerande herdacht die wij in het "Besluit" van deze verhandeling zullen bespreken. De literarische spelen en andere plechtigheden, waarmede die offerande gaat gepaard, zal men onder den desbetreffenden datum verhandeld vinden.

§ 5.

DE ROODROK.

Deze vijfde God der Letterkunde is niet astronomisch zooals Wun Tsjhang en Khwej Sing, noch historisch zooals de Wijsgeer Kwan, noch half-historisch halffabelachtig zooals de Patriarch Lu, maar geheel en al denkbeeldig, en blijkbaar uitgebroeid in de verbeelding der literatoren. Hij draagt noch naam noch titel, maar is te Emoy slechts bekend onder den bijnaam Tsoe-I (59) d. i. "Roodrok." Ziehier de legende, die gewoonlijk wordt opgedischt wanneer men naar den oorsprong van zijnen dienst en zijne vereering vraagt. Een provinciale examinator, wiens naam niet wordt genoemd, was bezig opstellen te keuren die op het juist afgeloopen staatsexamen waren vervaardigd. Hij legde er een op zijde als onwaardig om in aanmerking te komen, doch het papier bewoog zich als door een onzichtbare hand en kwam van zelf vóór hem op de tafel te liggen. Toen hij het daarna wat nauwlettender beschouwde, ontwaarde zijn oog plotseling een oud, eerwaardig man met langen baard, die met vuurroode kleederen aan achter den haard was gezeten en hem met een ernstig gelaat toeknikte, als om te kennen te geven dat het opstel gerust kon worden goedgekeurd. De examinator scheen de bedoeling van dit hoofdknikken te begrijpen en richtte tot den grijsaard in dien zin een vraag: de oude man knikte toen op nieuw en verdween. Het behoeft wel niet gezegd te worden dat de examinator dezen wenk van hoogerhand ter harte nam. Hij liet den bewusten kandidaat er door, en sinds dien tijd wordt de Roodrok bijzonder vereerd door elkeen die niet te vast in zijne schoenen staat en door het examen denkt heen te rollen. Hij is aldus de patroon van het boffen" geworden en heeft geboorte gegeven aan het volksgezegde: Tsoe-I àam thiem thao (60): "de Roodrok heeft stilletjes met het hoofd geknikt," hetgeen beteekent: de examinandus heeft geboft en is onverdiend er door gerold."

[ocr errors]

BESLUIT.

Het vijftal godheden, waarvan in de bovenstaande regelen eene beschrijving gegeven is, vindt men, zooals wij reeds hier en daar hebben aangestipt, op alle plaatsen die aan de beoefening der wetenschap, of wat daarmede in verband staat, zijn gewijd. Ook treft men ze òf gezamenlijk, òf ten getale van een of meer, aan in de huizen van gegradueerden en bij kandidaten naar een graad, terwijl zij ook in de scholen nergens ontbreken. Op den 3den dag van de tweede maand, dien wij nu behandelen

(2) 朱衣(“朱衣暗點頭,

[ocr errors]

en die als het eigenlijke jaarfeest van den Hoofdgod Wun Tsjhang wordt aangemerkt ; op den 13den van de eerste en den 13den van de vijfde maand die, zooals wij op bladz. 97 hebben gezien, de hoofdfeestdagen zijn van den tweeden God der Letterkunde, den Wijsgeer Kwan; verder op den 9den van de negende maand, waarop het jaarfeest valt van Kwej Sing, en eindelijk op den 5den van de vijfde, den 7den van de zevende en den 15den van de achtste maand: op al die dagen wordt door vele vereerders der Literatuurgoden een offerande gebracht van suikerwaren met kaarsen, goudpapier en wierook. Het zal niet noodig zijn hier bij te voegen dat echter niet iedereen al die offerdagen viert, maar menigeen zich tot een, twee of meer ervan bepaalt geheel en al in overeenstemming met betrekkelijken rijkdom en devotie, die twee groote factoren, die ook de kwaliteit en kwantiteit der offerwaren regelen. Sommigen brengen zelfs een groote vleeschofferande op die dagen. Schoolkinderen genieten op de feesten der Literatuurgoden in den regel een vrijen dag. Zij brengen eenig geld, in een rood papiertje gewikkeld, mede voor den meester, en bieden hem dat bij wijze van douceurtje aan in geknielde houding en na eerst het voorhoofd eenige malen tegen den grond geslagen te hebben.

[ocr errors]

TWEEDE MAAND, NEGENTIENDE DAG.

FEESTDAG VAN KWAN JIN, DE GODIN DER GENADE.

Kwan Jin en de Maagd Maria. Eenige punten van gelijkenis tusschen Boeddhisme en Katholicisme. Verschillende namen en titels van Kwan Jin.

Kenmerkende eigenschappen van het Boeddhisme en zijne godheden. Het Boeddhisme is metaphysisch en het Taoisme materialistisch. Kenmerkende eigenschappen van de Taoistische godheden. Het Katholicisme is eene mengeling van Boeddhisme, Taoisme en Confucianisme. Kwan Jin 's plaats in het noordelijk Boeddhisme als Avalokites'vara.

Verdeeling van het Boeddhisme in een noordelijken en een zuidelijken tak. De godin Miao Sjen der Chineezen saamgesmolten met Avalokites'vara. Tweeledig geslacht van Kwan Jin. Legendarisch verhaal omtrent Miao Sjen. Begrippen der Chineesche Boeddhisten omtrent hel en hemel. Het Paradijs van het Westen; Jama, de Hellegod.

Het eiland Phoe-Tho. De Drakenkoning der zeeën: de Neptunus der Chineezen. Afbeeldsels van Kwan Jin. De groote Phing vogel. Offerdagen, offeranden en vastedagen ter eere van Kwan Jin. Zij is de schutsgodin der publieke vrouwen.

§ 1.

In deze godheid, die in China algemeen als de hoogste van het Boeddhistische Pantheon staat aangeschreven en in dat uitgestrekte Rijk het meest van alle vreemde goden en godinnen wordt vereerd, hebben sommige Europeesche schrijvers de parallel van de Maagd Maria der Christenen willen zien. Meermalen heeft zij sterk de aandacht van Europeanen getrokken en zijn speculaties gemaakt geworden om te bewijzen, dat de beide hoofdpersonen in de twee verschillende wereldsekten slechts twee vormen vertegenwoordigen van hetzelfde begrip: genade. Veel verwondering kan het wel niet baren dat men zulk een overeenkomst heeft trachten, heeft willen ontdekken tusschen de voornaamste heiligen van twee godsdienststelsels, die reeds in andere opzichten zoo verbazend veel gelijkenis vertoonen, zóó zelfs, dat het vermoeden wel eens is geopperd geworden dat het Christendom een kind van het duizend jaren oudere Boeddhisme wezen zou. Laten wij in het voorbijgaan op enkele punten van overeenkomst wijzen. Beide sekten prediken het ascetisch leven. Hare helden en heiligen zijn niet immer degenen die zich wijdden aan het geluk hunner medemenschen, of hun leven opofferden ter wille van den naaste, die meer dan eenig God of ander bovennatuurlijk wezen toewijding behoeft: wèl daarentegen die welke zich afsloten in de kloosters, en door coelibaat,

versterving, vasten en bidden zich wijdden aan het een of andere ideaal, door den mensch zelven uitgedacht. Het Boeddhisme zoekt namelijk het heil van den sterveling in een denkbeeldigen toestand van onbewustheid hiernamaals (Nirvana); het Christendom in eene Godheid, die de verbeelding van den mensch zich zelve heeft geschapen. Boeddhisten zoowel als Christenen huldigen eene driecenheid, canoniseeren hunne heiligen, vereeren reliquieën (1) en maken aanspraak op mirakelen; -hunne priesters scheren zich het hoofd, beoefenen het coelibaat, nemen de oorbiecht af, hebben de hel en het winstgevende vagevuur uitgedacht waaruit zij alleen in staat zijn de gemartelde zielen te verlossen, en verrichten hunne requiem-missen, litaniën en gebeden tot dit doel (2). Beide sekten bezitten eene hiërarchie met een Dalai-Lama of een Paus, kardinalen en bisschoppen aan het hoofd; Boeddhistische zoowel als Katholieke priesters gebruiken wij water, bidden getijden, litaniën en rozenkransen, en bedienen zich van een doode taal bij het verrichten van hunne godsdienstige ceremoniën. Zij branden kaarsen en wierook, luiden klokken, bellen en schellen in hunne tempels en prediken onthouding van vleesch, ofschoon de dienaren van Boeddha in dit laatste opzicht meer konsekwent zijn en, in theorie althans, zich alle dierlijk voedsel ontzeggen. Dit is trouwens voor een Chinces, die reeds als regel zeer weinig vleesch gebruikt, zulk eene groote daad van zelfopoffering niet. Zóó sterk is de overeenkomst tusschen het Christendom en het Boeddhisme, inzonderheid dat van Tibet, dat zij Père Prémare uit deed roepen: "De duivel heeft de Heilige moederkerk bij voorbaat nagebootst om "haar tot schand te maken (3)” en ook Huc, de Lazarist, verheelde die overeen

(1) Een der meest geschatte Boeddhistische reliquieën, die in de provincie Foehkjen zijn te vinden, wordt bewaard nabij de hoofdstad Foch-Tsjowfoe, in het beroemde klooster der Bobbelende

Fontein", dat op de helling van den Dromheuwel (Koe-Sjan) tegenover de Europeesche nederzetting is gelegen. Het gebouw is een geliefkoosd ontspanningsoord voor de vreemdelingen, die in de haven vertoeven. Toen wij na eenige moeite een der hoofdpriesters door het voorspiegelen van eene geldelijke belooning hadden overgehaald ons de reliquieën te laten zien, kregen wij in een getralied kastje een groote, half weggerotte kies te aanschouwen, die blijkbaar aan niemand anders dan aan een olifant kon hebben toebehoord.

(3) De plechtigheden ter verlossing van de Prêtas of hongerige geesten uit de hel kan men in onze verhandeling over de zevende maand uitvoerig beschreven vinden.

(3) Dit is een oud thema, dat met verschillende variaties bij meerdere gelegenheden gezongen werd. Ziehier een ander staaltje. In de maand Mei vereerden de Mexicanen hunnen hoofdgod Vitzliputzli met groote praal en feestelijkheid. Zijne Vestaalsche maagden maakten zijn beeldtenis uit een mengsel van meel en honig; men plaatste hem aldus, prachtig opgetooid, op zijnen troon, en het volk kwam hem bij duizenden vereeren. Nadat hij met groote staatsie in processie was rondgedragen, consacreerden de priesters de stukjes van het deeg, dat gediend had ter vervaardiging van het beeld, de menschenoffers werden voorgebracht en ter slachtbank geleid, en het geheimzinnige brood werd daarna onder het volk rondgedeeld. Met godsvrucht ontving iedereen het vleesch van zijnen god uit de handen dier zelfde priesters, die nog rookten van het bloed der slachtoffers. - Het is Père Acosta die zulks verhaalt en die, getroffen door de gelijkenis van Vitzliputzli's dienst met de consecratie van het brood in de Katholieke Kerk, er bijvoegt: men kan eruit zien dat Satan zich alle moeite heeft #gegeven zich de vereering en hulde toe te eigenen, die eigenlijk aan God alleen toekomt !”

[ocr errors]
[ocr errors]

komst niet. On ne peut s'empêcher-zoo zegt hij zoo zegt hij — d'être frappé de leur rapport "(der Boeddhistische en Lamaistische gebruiken) avec le catholicisme. La crosse, la "mitre, la dalmatique, la chape ou pluvial, que les grands Lamas portent en voyage, "ou lorsqu'ils font quelque cérémonie hors du temple; l'office à deux choeurs, la #psalmodie, les exorcismes, l'encensoir soutenu par cinq chaines et pouvant s'ouvrir wet se fermer à volonté; les bénédictions données par les Lamas en étendant la main "droite sur la tête des fidèles; le chapelet, le célibat ecclésiastique, les retraites spi"rituelles, le culte des saints, les jeûnes, les processions, les litanies, l'eau bénite: "voilà autant de rapports que les bouddhistes ont avec nous (4)".

De Chineesche Godin der Genade, wier parallel inderdaad wel eenigzins in de Maagd Maria is te vinden, die immers ook als de Moeder der Goddelijke Genade, als de Goedertierene maagd, als de Troost der Bedrukten in de Katholieke Kerk wordt vereerd, wordt gewoonlijk gezegd uit het Boeddhisme afkomstig te wezen, hoewel verschillende omstandigheden er voor pleiten, dat zij vóór de invoering van die leer reeds onder een anderen vorm in China bestond en de Boeddhistische Godin der Genade slechts, om zoo te spreken, op haar geënt geworden is. Wij zullen zulks in den loop van deze verhandeling trachten duidelijk te maken. Zij wordt te Emoy, en in zuidelijk Foehkjen in het algemeen, gewoonlijk aangeroepen onder den naam van Koan-Iem (5), dien men echter in Europeesche werken veelal volgens de Manderijn uitspraak Kwan Jin geschreven ziet en door de Japaneezen Kanon" uitgesproken wordt. Hij is eene vertaling van het Sanskrit Avalokitesvara, dat is: de neder (ava) ziende (álokia) vorst (is'vara), doch de Chineezen hebben, en misschien wel met voordacht, deze benaming verward met Avalokita-svara, dat wil zeggen: die nederziet (Kwan) op geluiden, tonen (Jin, svara)" nam. gebeden. Zij hebben dus het woord svara, geluid, genomen voor is'vara, vorst, heer. Een andere naam die veel in zwang is, namelijk: die nederziet en (als een vorst) uit zich zelf bestaat (9)", is derhalve, meer correct. Nog een benaming met ongeveer dezelfde beteekenis komt veel in Chineesch-Boeddhistische werken voor en luidt: de uit zich zelve bestaande die het oog slaat op de gebeden der wereld (7)", doch hoewel er nog verscheidene andere, zoowel juiste als verbasterde namen in zwang zijn en veel worden gebruikt, spreekt het gewone volk te Emoy in den regel slechts van Koan-Iem-Poet-Tsów (8), d. i. "Voorvader-Boeddha Koan-Iem", een naam die buitendien nog algemeen tot een eenvoudig Póet-Tsów wordt verkort.

Ook de eerenamen, die aan Kwan Jin worden toegekend, zijn velerlei. »Zij die verwijdering van vreeze verleent (9)"; "wier geest (sattva) het Boeddhaschap (bodhi) d. i. de geschiktheid om in Nirvana (10) te worden opgenomen, heeft bereikt (11);

(*) Huc et Gabet, II, 110. (").

()觀自在()觀世音自在()觀音佛祖, Sanskr.: Abhayamdada. (1) Vergel, bladz. 5, noot 21.

(1) Bôdhisattva, in de Emoy-taal verkort en verlasterd tot phó-sat.

« PreviousContinue »