Page images
PDF
EPUB

eene godheid is van de Boeddhistische sekte, die het dooden van eenig levend schepsel en het eten van dierlijk voedsel als groote doodzonden brandmerkt. Armere lieden vergenoegen zich meestal met de eenvoudige offerande van suikerwaren, tsijèn-úp, waarvan op bladz. 5 gesproken is.

Reeds hebben wij gezegd, dat Kwan Jin ook de patrones is van gehuwde vrouwen ziehier hoe dezen te Emoy haar door vasten op Boeddhistische wijze trachten te vereeren. Scmmigen onthouden zich op den 3den, 6den en 9den, den 13den, 16den en 19den en den 23sten, 26sten en 29sten van elke maand van alle dierlijk voedsel: wijze van vasten die zij bestempelen met den naam van tsiáh sa"-lák-kaó (57), dat is, den 3den, 6den en 9den eten", en wel omdat de genoemde negen vastendagen elk een dezer drie cijfers bevatten. Anderen vergenoegen zich met plantenvoedsel op den 1sten en 15den van iedere maand, en noemen zulks tsiáh tshoi-iet tsáp-gow (58), dat is", den 1sten, en den 15den eten", doch er zijn er ook die hun gansche leven lang zich alle dierlijke spijze ontzeggen: tsiáh túng-tsai (59) i. e. "de lange vasten eten." Weder anderen onthouden zich elken morgen van vleesch: tsiáh tsá-tsai (6o), "de vroege vasten eten", of gebruiken gedurende hun gansche leven des morgens in het geheel geen voedsel: kijem tou-tuùng (61) d. i. wzonder den grooten (den morgen-) maaltijd blijven." Over het algemeen kan men aannemen dat te Emoy, waar de vrouwen al bijzonder veel werk van den dienst van Kwan Jin maken, stellig door zeventig ten honderd onder hen op een van bovengenoemde wijzen wordt gevast, en er zijn er ook niet weinigen die op elk der vastendagen heilige boeken en gebeden prevelen na zich te hebben gewasschen en verschoond. Mannen geven zich al zeer weinig met den dienst van de Godin der Genade af, en laten het afsmeeken van gunsten en zegeningen over het huisgezin liefst over aan de vrouw, die deze taak dan ook als een noodzakelijk bestanddeel van hare huishoudelijke plichten vervult.

Kwan Jin is ook de beschermgodin van publieke vrouwen en prostitués. Deze wagen het echter niet hare beeldtenis - misschien wel om de patrones geene schande aan te doen openlijk op te richten bij zich te huis, maar begeven zich ter harer vereering naar een van hare tempels, die in China allerwege in de steden zijn te vinden.

(**)食三 三六九(食初 - 十五 (*)食長齋.
(*) 食早齋(*)
早齋(“减大頓.

TWEEDE MAAND, TWEE EN TWINTIGSTE DAG.

FEESTDAG VAN KEH-SING-ONG.

Deze godheid van zuiver Foehkjenschen oorsprong heeft zich ook eene plaats veroverd onder de huisgoden der bevolking, en kan met het volste recht de beschermheilige van de provincie heeten. Wij zullen zijne geschiedenis en de legenden, die omtrent hem in den mond des volks in omloop zijn, in onze verhandeling over den 22sten van de achtste maand behandelen, aangezien wij dan gelegenheid zullen hebben tegelijkertijd de bedevaarten te beschrijven, die in die maand naar zijn tempel te Aan-Khoi ondernomen worden.

DERDE MAAND, DERDE DAG.

HET FEEST VAN DE DERDE MAAND.

Offerande van de eerstelingen van het graan aan de huisgoden. Hare prototype in het "Boek der Ceremonien". Offerande op het vasteland ter herdenking van de gesneuvelden in den oorlog tegen Koxinga. Krijgsverrichtingen van dezen in dit gedeelte der provincie. Zijne vestiging op Formosa.

Offerande aan de voorouders in de stad Emoy op den 3den van de derde maand. De periode siōng-sòe. De twaalf maanden van het Chineesche jaar. Namen van den feestdag.

Deze dag is niet gewijd aan de vereering van de een of andere speciale godheid, maar wordt, te Emoy althans, in sommige gezinnen slechts gevierd met eene offerande aan de gezamenlijke huisgoden. Het hoofddenkbeeld, dat hieraan ten grondslag ligt, is waarschijnlijk het aanbieden van de eerstelingen van den oogst en het bidden om zegen over het rijpende koren. Want in de derde maand is het wintergraan reeds gedeeltelijk binnen, of althans bijna geschikt om te worden geoogst (1), en dient een gedeelte ervan aan de hoogere machten geofferd te worden: tot dat doel vervaardigt men koekjes van meel, en offert die met de gewone drie of vijf vleeschofferwaren en andere artikelen (zie bladz. 24) aan de goden van het huis. Sommigen, maar lång niet allen, brengen buitendien nog eene offerande aan de voorouders, doch hierbij houde men het volgende in het oog Zooals wij naderhand in onze verhandeling over het reinigen der graven zullen zien, wordt op den dag waarop deze plechtigheid plaats heeft eene algemeene offerande aangeboden aan de voorvaderlijke tabletten; en terwijl nu het volk te Emoy als regel slechts dezen éénen offerdag viert, wordt op het rondom gelegen vasteland algemeen, en in Emoy slechts bij uitzondering, nog een offerande bovendien op den 3den van de derde maand aan de vaderen opgedragen. Wij zullen zoo aanstonds zien waarom.

De offerande van de eerstelingen van den oogst, waarvan zooeven gesproken is, vindt waarschijnlijk haar prototype in de offerande, die in de hooge Oudheid door den Keizer in de laatste maand van de lente opgedragen werd. Het is alweder de Li-ki, dat in menig opzicht zoo onschatbare document der oudheid waarvan wij in de noot op bladz. 71 gesproken hebben, hetwelk die Keizerlijke offerande aan de verge

(') Het werk: "de School voor de Jeugd"

zegt: "Het koren ontkiemt in den "regel in de lente en wordt geoogst in den winter, doch de tarwe is rijp in de vierde maand." Zie

hoofdst. I,歲時..

telheid heeft ontrukt. Men leest daar in het hoofdstuk over de "Maandelijksche Voorschriften":

"In de laatste maand van de lente offert de Keizer asterkleurige kleederen aan "de overledene Keizers". Volgens de commentaarschrijvers was de gele kleur der asters hier het zinnebeeld van de pas ontluikende blaadjes van den moerbeziënboom, want de offerande diende tot afsmeeking van zegen over de zijdecultuur. "Vervolgens", zoo meldt de Li-ki verder, ging de Keizer in een schuit, offerde een steur "in den voorvaderlijken tempel en smeekte om een ruimen tarweoogst". Men kan hieruit bijna met zekerheid opmaken, dat dit bidden voor de tarwe zal zijn gepaard gegaan met eene offerande van de eerstelingen van den oogst, want, zoo leest men: de Keizer offerde kleederen om zegen over de zijdeteelt, en visch om zegen over de vischvangst en zou hij dan geen tarwe hebben geofferd bij het bidden om zegen over den oogst van dit gewas? (2)

Wij hebben zooeven aangestipt, dat in de laatste helft van de lente op het vasteland rondom Emoy meestal twee offeranden aan de voorouders worden gebracht. Een daarvan staat in verband met de viering van het Gravenfeest, en zal daarom in het tweede hieraanvolgende opstel op nieuw te berde komen; doch de andere, die van den 3den van de derde maand, wordt te Emoy slechts door enkelen, op het vasteland daarentegen algemeen gevierd, en schijnt in verband te staan met oorlogsfeiten, waarvan dit gedeelte der provincie in de laatste helft der zeventiende eeuw getuige was. De vermaarde Koxinga, ook in onze geschiedenis welbekend en zeer ten onrechte voor een gewoon zeeroover uitgekreten, beheerschte de zuidelijke zeeën, en hield de vaan des oproers krachtig tegen de Tartaarsche dynastie omhoog. Deze had zich op verraderlijke wijze van den troon van China meester gemaakt en alle provinciën reeds tot onderwerping en gehoorzaamheid gebracht, maar desniettemin hield Koxinga met groote heldhaftigheid de zaak van het wettige vorstenhuis der Ming staande en handhaafde zich als absoluut heer en meester over de zeeën. In 1653 deed hij een landing te Emoy en belegerde Hái-Tîng (3), een vesting op den zuidelijken oever van de Drakenrivier. Een bloedige zeeslag tegen de Tartaren eindigde hier met een zware nederlaag der laatsten: Hái-Tîng werd genomen en het geheele Zuiden der provincie uitgeplunderd en verwoest. Eindeloos waren de gevechten, die Koxinga tegen de Tartaarsche troepen te leveren had, en ontelbaar was het aantal dooden, dat in dat tijdperk van worsteling op het slagveld viel, doch eindelijk was onze held genoodzaakt het vasteland te verlaten en, na nutteloos zijn geluk op de meer noordelijke kusten te hebben beproefd, zijn heil op het tegenover Emoy gelegene Formosa te zoeken. Hoe deze onderneming met de uitdrijving der Hollanders eindigde, is genoeg bekend dan dat wij erbij zouden behoeven stil te staan.

(3) Men houde in het oog, dat deze Keizerlijke offerande echter evengoed de prototype zijn kan van die, welke thans nog aan de voorouders wordt gebracht op den feestdag van het reinigen graven. Zie ons opstel over dien dag.

der

() 海澄

Naar het zeggen van het volk te oordeelen, zou dan de offerande van den 3den van de derde maand zijn ingesteld ter herinnering aan de gesneuvelden in dat rampzalig tijdperk van moord en strijd. Emoy echter bleef door zijne ligging op een eiland voor invallen, en dus ook voor moord en doodslag gevrijwaard, en viert derhalve dat jaarfeest ter herinnering aan de gevallenen niet. Wij moeten hier echter bijvoegen, dat vele lieden daar ter plaatse desniettemin ook een offerande aan de voorouders brengen op den 3den van de derde maand, doch dat deze in verband staat met den feestdag van het reinigen der graven, en niet wordt opgedragen ter herdenking van hen, die in den strijd tegen Koxinga aan weerszijden gesneuveld zijn.

Wij geven de bovenstaande verklaring van die tweeledige voorvaderlijke offerande in zulk een kort bestek van tijd evenwel onder eenige reserve, en voegen er bij dat men in China nooit te veel moet bouwen op hetgeen het volk zegt. Zoodra het namelijk op de verklaring van hunne zeden en gebruiken aankomt, of op den oorsprong van de een of andere gewoonte, dan staan de Chineezen meestal met den mond vol tanden, of disschen een verhaal of legende op, waarvan de gezochtheid in de meeste gevallen bijna onmiddelijk in het oog loopt. Het is echter een feit, dat de laatste helft van de lente in het bijzonder aan de vereering van de afgestorvenen is gewijd. Ook het zonnevuur, dat na de lenteëvening zijne overwinning op den nacht. en de duisternis behaalt, geniet niet minder de aandacht, en wij zullen in de beide volgende verhandelingen, die ons nog van de beschrijving van het zomerjaargetijde scheiden, ruimschoots gelegenheid hebben bij dit onderwerp te verwijlen. Reeds heeft men uit de verhandeling over het Lantarenfeest kunnen zien, dat de eerste weken van de lente gewijd zijn aan de vereering van het groeiende zonlicht: evenzoo zijn ook de laatste gewijd aan den dienst van de zon die, na het lentepunt te hebben doorkruist, de dagen langer dan de nachten maakt en dus den Geest der Duisternis overwint. Men noemt dit tijdperk siōng-sòe (4), of de bovenste voleindings-periode

(*) Behalve in de 24 tijdperken, waarvan in noot 25 op bladz. 34 is gesproken, verdeelen de Chineezen het jaar nog in twaalf andere perioden, wier namen met het voorkomen der Natuur in de verschillende maanden in verband schijnen te staan. Zij zijn:

1.

het kind, de Chineesche elfde maand, waarin het wintersolstitium valt. Op den 25sten December, zoodra de zon dit gewichtige punt in haren kringloop heeft doorgemaakt, wordt zij als het ware op nieuw geboren om dagelijks toe te nemen in kracht en groei: vandaar wellicht de naam van de maand. Ook de oude Egyptenaren gaven den vorm van een kind aan de zinnebeeldige voorstelling van de zon van het wintersolstitium; men vierde alsdan de mysteriën van hare geboorte, haalde een pasgeboren kind uit de diepte van het heiligdom te voorschijn of uit de heilige grot, waarin het geboren was, en stelde het ter aanbidding aan het volk ten toon. Hetzelfde geschiedde met Mithra, den Zonnegod der Perzen, en wordt op den huidigen dag door de Christenen op Kerstmis gedaan.

2. het kind, de twaalfde maand. Volgens het Keizerlijk Woordenboek van Khanghi beteekent dit karakter een pasgeboren kind dat de armen opsteekt, en dus een kind dat reeds eenigen tijd geleefd heeft. Wederom dus, naar alle waarschijnlijkheid, eene symbolische voorstelling van de zon, en wel van die in de twaalfde maand.

« PreviousContinue »