Page images
PDF
EPUB

(van den groei van het zonlicht). Deze naam wordt echter meestal bij uitsluiting op den derden dag van de derde maand toegepast, en wel omdat deze datum met dagen nachtevening samenvalt indien Nieuwjaar op zijn vroegst, dat is op 21 Januari, wordt gevierd. De eerste drie maanden van den groei van het zonlicht, dat op het wintersolstitium wordt geboren, zijn dan immers verloopen, en de zon treedt het tweede tijdperk van haar wasdom in om na drie maanden haar hoogste stadium van kracht te bereiken van daar de naam siöng-sòe, dien wij in dit geval zouden kunnen vertalen door: (begin van de) hoogste voleinding (van het zonlicht).

3. 寅 de grasmand, de eerste maand van het jaar. Volgens het Woordenboek Sjwoh-wun , dat van ± A. D. 100 dagteekent, stelt dit karakter twee grasmanden voor boven op elkaar geplaatst, en beteekent wellicht dat men in de eerste maand de velden schoonmaakt en van onkruid zuivert, met het doel ze te gaan bebouwen.

4.卯 4. de geopende deur, de tweede maand, waarin de lente-evening valt. Volgens den Sjwohwun en het Woordenboek van Khanghi beteekent deze naam, dat de deuren des hemels zich in het midden van de lente openen om warmte, en daarmede alle voortbrengselen der Natuur, over de aarde uit te strooien.

5. de donder, de derde maand. De Sjwoh-wun omschrijft dit karakter met, dat is beven, bewegen en schudden als gedurende eene aardbeving of den donder, en zegt, dat in de derde maand de kracht van de zon zich in volle beweging, in volle werking heeft gezet, en bliksem en donder alsdan ratelen.

6. E de voleinding of voltooiing, de vierde Chineesche maand, de eerste van het zomerseizoen. Zij is, zegt de Sjwoh-wun, het tijdstip waarop het mannelijk beginsel der Natuur, Jang, reeds

(ᄅ)

(E) tot zijn kracht is gekomen, en het principe der duisternis, Jin (verg. noot 72 op bladz. 45), reeds () is ondergegaan: - vandaar dat men deze maand de maand der voltooiing (van het zonlicht) noemt. Al de Chineesche woordenboeken omschrijven inderdaad het karakter 巳 met het bijna gelijkvormige letterteeken hetwelk alreeds, volkomen, geëindigd" beteekent. Zooals wij boven in den tekst hebben gezegd, wordt echter deze naam ook wel toegepast op de derde maand, doch met het voorvoegsel siōng: "eerste, bovenste”, en wel omdat de derde maand reeds het begin is van de volkomenheid, de volmaking, die de zonnewarmte gaat bereiken.

7.4 de botsing, de vijfde maand, waarin het zomersolstitium valt. De Sjwoh-wun zegt, dat dit karakter botsen beteekent omdat in de vijfde maand (na het zomersolstitium de nacht, de geest der duisternis) de Jin (wederom begint grond te winnen en) zich op (het principe des lichts) den Jang werpt, (ten einde te trachten hetzelve ten onder te brengen).

8. de volgeladen boom, de zesde maand. Volgens den Sjwoh-wun stelt dit karakter een boom voor met zware takken en bladeren beladen, welke beteekenis trouwens nog wel eenigzins in den hieroglyphischen vorm van het letterteeken te onderkennen is. Nadere verklaring is zeker overbodig.

9. Ħ de rijpheid, de zevende maand. Het Woordenboek de Uitlegger der Benamingen"

omschrijft dit letterteeken met het bijna gelijkluidende

lichaam, omdat (in

de zevende maand) alle voortbrengselen der Natuur volwassen en belichamelijkt zijn. 10. de wijnpot, de achtste maand. "De gierst” — zegt de Sjwoh-wun — «is rijp in de achtste

Ten slotte blijft nog over te vermelden, dat de feestdag van den 3den dag van de derde maand in Emoy bekend staat onder den naam van sadzjiet-tsoih (5) dat is het tijdstip van den derden dag", of ook wel als sagéh-tsoih (6): "het tijdstip van de derde maand".

11.

12.

maand, en men kan ze dus gebruiken om er wijn uit te distilleeren." Het karakter stelt, zooals men bij den eersten oogopslag reeds ziet, cen half-gevulde wijnkruik voor.

de vernietiging, de negende maand, de laatste van den herfst. De naam beteekent vol

gens den Sjwoh-wun "vernietiging", samengesteld uit 氵 water,火

vuur en

lans), omdat in de negende maand de zonnewarmte vermindert en alle voortbrengselen der Natuur rijp zijn, (afvallen en te niet gaan).

de schuilplaats, de tiende Chineesche maand. Het karakter stelt, volgens Dr. Schlegel (Uranographic Chinoise", bladz. 48), drie mannen 人 voor die zich verbergen onder een

dak
en zou te kennen geven, dat in deze eerste wintermaand de mensch zijne woning
opzoekt om bescherming te vinden tegen de winterkoude. Dezelfde schrijver stelt in het aan-
gehaalde werk de volgende karakteristieke Fransche namen voor die verschillende maanden voor:
1. Le Génital.
7. Le Collisal.

[blocks in formation]

HET TIJDPERK VAN HET KOUDE ETEN.

§ 1. Uitblussching en vernieuwing van de vuren: een algemeen gebruik onder alle volkeren die de zon aanbaden. Vernieuwing der Vestaalsche vuren in de lente te Rome; vuurfeest in het voorjaar in Syrië, Perzië, Egypte en Griekenland. Vuurverbod in China en bepalingen dienaangaande gedurende de dynastie der Tsjow. Het ontleenen van het nieuwe vuur aan de zon door middel van brandspiegels. De Tsjow-li of het Bock der Ceremonien van het huis der Tsjow". Ontsteking der offervuren aan de zonnestralen met behulp van brandspiegels in Peru gedurende den bloeitijd van de oude Inca's.

Legende aangaande den oorsprong van het vuurverbod in China. Het rijk der Tsin. De overleveringen van Tso Khioe Ming, of de zoogenaamde Tso-tsjhuen. Meening van den schrijver Li Fow omtrent de vernieuwing van de vuren in de lente. De aanleiding daartoe is de zonvereering, die zoowel in China als bij de oude Egyptenaren, Perzen, Grieken en Romeinen het lentejaargetijde kenschetste. Vernieuwing van het vuur in de Katholieke en de Grieksche kerken op Zaterdag vóór Paschen. De periode van het koude eten in China vindt eenigzins haar parallel in onze vasten en in de treurfeesten, die in de Oudheid den gang van de zon door het lentepunt voorafgingen.

§ 2. Paascheieren in Europa en in het China van voorheen en thans. Hun oorsprong in het wereldei der Magiërs, Egyptenaren, Grieken, Japaneezen en Chineezen. Reden waarom men eieren van hoenders en van geene andere vogels gebruikt. De haan, het zinnebeeld van de zon en van de lente, en als zoodanig in China tegen Nieuwjaar boven de deuren geplaatst. De haan als spookverdrijver in Europa en in China. Het eten van kippeneieren in China op Nieuwjaarsdag. Groote verbreiding der paascheieren over de wereld. Reden waarom zij worden gekookt. Opheffing van de periode van het koude eten.

$ 1.

HET UITDO0VEN EN VERNIEUWEN VAN DE VUREN.

Boulanger zegt in zijne dissertatie over Helias en Enoch ('), dat alle aanbidders van het zonlicht op gezette tijden van het jaar hunne heilige vuren uitbluschten. Dit geschiedde onder andere vóór de lente-evening, opdat men ze weder met hernieuwden luister zou kunnen ontsteken zoodra de zon het voorjaarspunt zou zijn gepasseerd en dus hare jaarlijksche overwinning op de duisternis zou hebben behaald. "C'était "à l'entrée du printemps, que le Pontife à Rome allait prendre le feu nouveau sur "l'autel de Vesta: Adde quod fieri novus ignis in aede dicitur, et vires flamma refecta

(1) Bladz. 286.

"capit (2); et Macrobe (3): ignem novum Vestae aris accendebant, ut anno incipiente cura "denuo servandi novati ignis inciperet. C'était à l'Equinoxe, qu'on allumait en Syrie des "feux, où les peuples venaient de toutes parts, suivant le témoignage de Lucien (*). "Les fêtes du Neurouz ou du Printemps sont les plus fameuses de la Perse. Enfin le jour de l'Equinoxe, en Egypte, on célébrait une fête, suivant Epiphane, en mé"moire du fameux embrasement de l'Univers, que nous allons expliquer: voici le passa"ge de ce Père. Quin et oviculae in Egyptiorum regione mactatae ad huc apud Ægyptios "traditio celebratur, etiam apud Idololatras. In tempore enim, quando Pascha illic fiebat, "(est autem tum principium veris, cum primum fit aequinoctium), omnes Ægyptii rubricam "accipiunt per ignorantiam, et illinunt oves, illinunt ficus et arbores reliquas, praedicanntes, quod ignis in hac die combussit aliquando orbem terrarum: figura autem sanguinis nignicolor, etc. Le sang, dont on marquait les arbres et les troupeaux, était donc le "symbole du feu céleste, qui fécondait la Nature, à la fin de l'ancienne période ou de "l'année révolue, et au retour du Soleil à l'Equinoxe, au lever Héliaque du Bélier. "Cette tradition et cette fête se conservèrent jusques chez les Romains: ces peuples "célébraient une fête pastorale, sous le nom de Palilies, au lever du Bélier et à l'entrée "du Soleil au Taureau (5), dans laquelle l'eau et le feu étaient honorés d'un culte "particulier Parmi les différentes raisons, qu'on donnait de cette fête, il en

"est une qui est la même que celle qu'en donnaient les Egyptiens:

"Sunt qui Phaetonta referri credant (6).”

Over het ontsteken der lentevuren bij de oude Grieken en Egyptenaren (7) hebben wij in onze verhandeling over het Lantarenfeest reeds het een en ander gezegd, terwijl wij straks er ook terloops op zullen wijzen dat het in de Christelijke kerk in zwang is (3). Men moet zich echter niet verbeelden dat het gebruik alleen bij de oude volkeren van het Westen bestond: - het uitdooven der vuren om ze daarna wederom met nieuwen luister te kunnen ontsteken geschiedde ook in het verre Oosten, met name bij de Chineezen. En hoewel het gebruik niet uit het Noorden is doorgedrongen naar Canton en Foehkjen, provincies die eerst in de Middeleeuwen aan het Chineesch gezag werden onderworpen (9), zoo komt het toch tè nauwkeurig overeen met wat oudtijds in Europa en andere landen geschiedde, en hangt tè nauw samen met eenige allermerkwaardigste volksgewoonten die in Emoy, en bij ons eveneens, in de lente in zwang zijn, dan dat wij zouden nalaten er even bij stil te staan.

"Honderd en vijf dagen na het wintersolstitium", zegt de reeds meermalen aangehaalde Kalender van King-Tsjhoe (10) is het tijdstip van het koude eten (11)

(3) Ovidius Fast. boek III, 143. (3) Saturn., bock I, hoofdst. 12. (*) Zie de beschrijving van dat Syrische vuurfeest, hiervoor, bladz. 109.

(5) Ovid., op. cit., boek IV, 715. (®) Ovid., op. cit., 704. Dupuis, "de la Sphère et de ses Parties", Sect. II, "le Cocher". (7) Hiervóór, bladz. 110. (*) Bladz. 174.

() 禁 烟不到粤人國 zegt het volk. (1) Zie bladz. 6, noot 23. ('); in Emoy háan-siet geheeten.

"aan.

"daar; het is dan drie dagen lang verboden vuur aan te leggen, en men vervaardigt "dan koekjes met suiker van binnen, en gierstepap."—"Ieder jaar", voegt een Chineesche encyclopedie erbij (12) "op het einde van de lente, stak men geen vuur Men noemde zulks het tijdstip van het rookverbod (13), en degene die dit "overtrad, diens velden werden stellig door regen en hagel beschadigd." En dat dit verbod oudtijds wel degelijk van hoogerhand werd uitgevaardigd, leert ons het "Boek der "Ceremonien van de Tsjow-dynastie", de zoogenaamde Tsjow-li (14). Men leest daar: "de

(1),,Vermeerderde en verbeterde Schatkamer van allerhande Dingen", hoofdstuk V.

(3) 禁烟.

(*) 周禮 De Tsjow-li is een soort van code, eene beschrijving behelzende van vele politieke instellingeu in het oude China en van de functiën van verschillende ambtenaren. Volgens de overleveringen zou het zijn geredigeerd door Tsjow Koeng, den jongeren broeder van vorst Woe Wang 武王 die, als stichter van het huis der Tsjow, van 1122 tot 1115 vóór Christus den schepter voerde. De schrijver is dus altijd volgens de overlevering — niemand anders dan een zoon van Wun Wang, dien wij in noot 72 op bladz. 47 als een der samenstellers van het Boek der Metamorphosen" hebben leeren kennen.

De beide broeders Tsjow Koeng en Woe Wang stonden bij Confucius, Mencius en alle geschiedschrijvers en wijsgeeren hoog in eere. Zij werden aanhoudend voorgesteld als voorbeelden van deugd en wijsheid, en geen wonder dan ook dat de door hen gevestigde instellingen in hooge mate de achting en vereering genoten van latere vorsten en regeerders. Thans, nu reeds meer dan drieduizend jaren zijn verloopen, vindt men nog vele ambten en ambtenaren in het Chineesche Rijk terug wier werkkring in de Tsjow-li staat omschreven alleen met verandering van naam en attributen, Voor zoover die in den loop der eeuwen, in verband met de wijziging der omstandigheden, verandering eischten.

"Aucune nation occidentale ne nous a laissé un document pareil. La Bible seule s'en rapproche #par les nombreux souvenirs de faits, de lois, d'usages antiques qu'elle nous retrace; mais dans sa #sublimité réligieuse, elle présente un tableau historique plus étendu et moins détaillé. Le traité de Codinus sur les offices de la cour de Constantinople, le recueil intitulé Notitia dignitatum utriusque imperii Orientis et Occidentis, le livre de Constantin Porphyrogénète sur les cérémonies de la cour "byzantine, offrent bien quelques traits analogues pour une époque incomparablement plus moderne ; mais, dans les deux premiers, les offices sont plutôt énumérés par leurs titres que mis en action; et #l'on n'y voit aucunement leurs rapports avec la condition générale du peuple. L'ouvrage de Constantin nous montre les dignitaires de l'empire occupant certaines places, certains rangs, ou remplis#sant certaines fonctions dans plusieurs grandes solennités; mais ils figurent seulement comme partie du cortége; et l'écrivain couronné veut plutôt vous montrer dans quel ordre ils accompagnent sa "personne, qu'il ne songe à spécifier les particularités de leurs charges individuelles, ou le rôle qu'ils #remplissent dans l'ensemble du mécanisme administratif et militaire. Ces spécifications, si importantes "pour nous, ne peuvent qu'être inférées de ces données disjointes, au moyen d'un travail de restitu#tion très-difficile, qui exige beaucoup d'érudition et critique, sans qu'on puisse éviter qu'il ne laisse "encore beaucoup de résultats incomplets et de points douteux.

"Dans le Tcheou-li, au contraire, il n'y a aucun nuage de ce genre. Tous les rouages politi#ques et administratifs y sont exposés avec une entière évidence, tant leurs spécialités propres, que "leurs rapports d'action. Tous les offices, qui concourent au mécanisme général du gouvernement, "depuis celui du souverain, jusqu'à celui du dernier magistrat du peuple, y sont individuellement

« PreviousContinue »