Page images
PDF
EPUB

van nieuwe vuren in het Rijk, geschiedde in China op den dag die onmiddelijk op de driedaagsche periode van het koude eten" (38) volgt, namelijk op den zoogenaamden tsjhing-ming (39), die met den 4den of 5den April samenvalt. Vindt men in dezen dag ons Paaschfeest en de Hilaries der Romeinen terug in de periode van het koude eten herkent men dadelijk de parallel van onze vasten en van de treurfeesten der Oudheid. De overwinning van den Zonnegod op den Geest der Duisternis werd namelijk bij alle oude volkeren voorafgegaan door een tijdperk van rouw, waarin de dood van den Zonnegod werd herdacht, opdat men hem met des te meer glorie uit het graf zou kunnen doen opstaan en ten hemel stijgen. En de Chineezen deden in zeker opzicht hetzelfde, en lieten hunne vuren drie dagen lang uitgaan ter herinnering aan den tijdelijken dood van den Zonnegod. In Assyrië vierde het volk alle jaren gedurende zeven dagen, die aan treurfeesten waren gewijd, een soort van goede week, zooals nog de hedendaagsche Christenen doen. Het gold namelijk de herdenking van Adonis, den Zonnegod, ter dood gebracht en weer verrezen, en men gaf hem een plechtige begrafenis om ten slotte zijne wederopstanding en hemelvaart te vieren (40). In Phoenicië werd een dergelijk rouwfeest gevierd ter eere van denzelfden Zonnegod. Het lijk van den overledenen Mithra werd zoowel in Perzië als in Klein-Azië en Armenië den geloovigen voorgesteld, en men verkondigde den volke luide zijne verrijzenis met de woorden: "Verheugt u, want uw God is wederom verrezen uit den dood, en heeft door zijn pijn "en smarten uw heil bewerkt!" In Egypte eindelijk kwam Osiris, de God des Lichts, na een strijd van zes maanden tegen zijnen dood vijand Typhon, den God der Duisternis, om het leven, doch nadat langdurige lijkplechtigheden ter viering van dit mysterie hadden plaats gegrepen verrees hij op nieuw, en het volk verheugde zich in zijne opstanding met groote uitgelatenheid en veel vertoon van vreugde. Ook de Hilaria-feesten der Romeinen werden door eenige dagen van rouw voorafgegaan, en hetzelfde geschiedde in alle godsdienstige sekten die de zon vereerden: de Christelijke niet uitgezonderd. Al deze legenden van dood en opstanding, al deze treur- en vreugdefeesten, zij hadden één en hetzelfde doel, namelijk de herdenking van de allegorische geschiedenis van het zonlicht, en van het lot dat hetzelve op onze aarde ondergaat. Men vereerde niets dan dat heilige vuur der Natuur, die ziel, dat leven van het Heelal, dat steeds met den God der Duisternis, des Doods in strijd is, en zonder ophouden door dezen wordt tegengewerkt in zijne pogingen om zegeningen en weldaden over de menschheid uit te deelen. En al die moorden en begrafenissen, al die godsdienstige mysteriën en feesten, zij hadden alle een en denzelfden grondslag, namelijk de viering van den dood en de wederopstanding van de zon, het beginsel van alle goed, dat zulk een hoofdrol speelt in de scheppende kracht des Heelals. Het voornaamste tijdstip

(38) Dat het tijdstip van het vuurverbod ook dat van het koude eten" (háan-síet, zie noot 11) geheeten wordt, vindt eene verklaring in het feit dat men, daar alle vuren werden uitgedoofd, zich natuurlijk met koude spijzen vergenoegen moest. ("") Zie onze eerstvolgende verhandeling. (*) Lucianis, de Deâ Syria", p. 878.

in den jaarlijkschen kringloop der Natuur is dat, waarop de zon in het lentepunt haar overwinning op de duisternis behaalt, en de dagen langer worden dan de nachten. De aarde wordt dan met een nieuw leven bezield en van de kwellingen en plagen des winters bevrijd; en daar dit het gewichtigste, en voor den mensch het meest zielsverheffende tijdstip is van den ganschen jaarkring, daarom moeten ook alle feesten, die de verheerlijking van die gebeurtenis ten doel hebben, de gewichtigste zijn van den ganschen kalender (41). Daarom waren de Hilaria-feesten der Romeinen en het Paschen van de Joden de schitterendste feesten van het gansche jaar; daarom is het Paaschfeest nog het hoofdfeest van de Christenen; daarom, eindelijk, is de tsjhing-miáng dag, zooals wij in onze eerstvolgende verhandeling zullen zien, nog zulk een feestdag van gewicht voor de Chineezen.

§ 2.

PAASCHEIEREN.

Eer wij er echter toe overgaan dien dag te beschrijven, dient nog melding te worden gemaakt van een volksgebruik hetwelk bij ons te lande en bijna allerwege in Europa bestaat en ook in China wordt gevonden: - wij bedoelen het eten en elkander toezenden van de zoogenaamde paascheieren. Ieder onzer herinnert zich de hardgekookte, bontgekleurde eieren wel, die onze moderne beschaving echter reeds eenigzins naar den achtergrond heeft weten te dringen door het invoeren van namaaksels in chocolaad of suiker, hout of paarlemoer, waarin al dan niet een paaschgeschenk verborgen is. De Christenzendelingen, die ten tijde van Karel den Grooten in Saksen binnendrongen, vonden de paascheieren reeds overal in zwang: de oorsprong van het gebruik is dus heidensch, maar aangezien het met geen der leerstellingen of geboden van de Kerk in strijd was, en de eerste zendelingen ten opzichte van hunne bekeerlingen waarschijnlijk zooveel mogelijk den verstandigen weg volgden van geven en nemen, daarom werd het niet te vuur en te zwaard uitgeroeid, maar bleef bestaan tot op den huidigen dag. De oorsprong van de paascheieren is nog vrij wel in duisternis gehuld, maar laat zich toch eenigzins verklaren, want de wijsbegeerte der oude Chineezen en van de overige bekende volkeren der Oudheid doet eene aannemelijke oplossing aan de hand. Doch alvorens die ten beste te geven zullen wij in het voorbijgaan aanstippen welke rol de paascheieren oudtijds in China vervulden, en hoe er nog heden in Emoy mede omgesprongen wordt. Ten aanzien van eerstgenoemd punt zullen wij een paar Chineesche schrijvers laten spreken, en alweder den ouden "Kalender der Zeden en Gewoonten van de landstreek King-Tsjhoe" raadplegen, die ons bij de samenstelling van dit werk reeds zoovele diensten heeft bewezen. De commentator van dat boek zegt het volgende:

(") Dupuis, "Origine des Cultes" Tome II, part. 3, section 1.

"De Canon van de Kostbaarheden der Edelsteenen Kaars (42) vermeldt, dat "gedurende de periode van het koude eten in de winkelstraten van de steden ook vele "wedstrijdspelen met kippeneieren werden gehouden. Dit gebruik stamt uit verre "tijden. Oudtijds werden zij gegeten in de huisgezinnen der grooten onder den. "naam van geschilderde eieren, en ook het tegenwoordige geslacht (de commentaar"schrijver leefde tegen het einde van de zesde eeuw) verft ze blauw, rood en in "allerhande kleuren en versiert ze met snijwerk en graveersel, en stuurt ze rond en welkander toe, of deponeert ze ook wel in schotels en schalen. De wijsgeer Kwan Tze (43) zegt: "Dat men eieren beschildert en vervolgens. kookt, is om het opgestapelde "" verborgene goede (der Natuur) te doen te voorschijn komen, en alle voortbrengselen "naar alle kanten uit te strooien."" - De eierwedstrijd is van onbekenden oorsprong.'

Uit deze aanhaling blijkt dus dat een schrijver, die vóór 25 eeuwen leefde, reeds van de paascheieren gewaagt, en hetgeen de wijsgeer Kwan in zijn werk heeft neergelegd is stellig de oudste oorkonde ter wereld, die wij omtrent dit onderwerp bezitten. Daar de schrijver spreekt over zijn rijk, hetwelk zich uitstrekte over Sjantoeng en Tsjihli, en de Kalender van King-Tsjhoe de zeden en gewoonten van Hoenan en Hoepeh behandelt, kunnen wij met eenige zekerheid besluiten, dat paascheieren vóór A. D. 500 minstens in die vier provinciën van China eene rol speelden. Tegenwoordig ziet men te Emoy gedurende de eerste maanden van het jaar overal straatventers langs de huizen loopen met fraai gekleurde eendeneieren, om welke zij de kinderen laten dobbelen. Men noemt zulks poáh-ah-noei (44) of "spelen om eendeneieren." Sommige lieden inviteeren ook wel kinderen bij zich aan huis, om zich in gezelschap van hun eigen kroost met dit spel te komen vermaken. Is het dobbelen afgeloopen, dan worden de gewonnen eieren zorgvuldig geopend, ledig gemaakt en, bij wijze van lantaarntjes met een lichtje erin, onder zingen en jolen rondgedragen. Dit kinderspel ziet men vooral op groote schaal op het Lantarenfeest, dat, zooals wij hebben gezegd, evenals het tijdperk van het koude eten aan de herdenking van de herlevende voorjaarszon is gewijd. Men bezigt eenden- en geen kippeneieren, waarschijnlijk omdat tot het maken van speellantarentjes eene grootere afmeting wordt vereischt dan die, welke de kippeneieren gewoonlijk hebben. Doch het is niet alleen op het. Lan

玉燭寶典(*) 管子

Een der meest beroemde staatslieden van

(1) 玉 de Oudheid. Zijn naam voluit is Kwan I Woe 管夷吾 of Kwan Tsjoeng 管仲 en hij leefde in de zevende eeuw vóór Christus. Hij was eerste minister van het rijk Tshi 齊

hetwelk van 1122 tot 244 vóór Chr. bestond en het noordelijk gedeelte van Sjantoeng met het Zuiden van Tsjihli omvatte, en zijn hoogsten bloei bereikte onder Kwan's bestuur. Lange jaren wijdde hij zijne krachten aan zijn geboorteland, en legde zijne beginselen van bestuur en wetgeving neder in een wijsgeerig werk dat nog bestaat, en uitgegeven wordt onder den titel van Kwan-tsze

[ocr errors]

, den Wijsgeer Kwan.”

(*) ○ 鴨卯

tarenfeest dat de paascheieren in China verschijnen: ook gedurende de periode van het koude eten ziet men ze op nieuw te voorschijn komen. "Gedurende de háan-siéť” — #zegt de kroniekschrijver van Emoy (45), ziet men in de winkelstraten van de stad "veel met eendeneieren spelen. Men verft en beschildert ze met poppetjes, dieren, "bloemen en vogels, en meet naar de bewerking elkanders bekwaamheid af. Het is ween overblijfsel van den wedstrijd met kippeneieren gedurende de periode van het "koude eten, waarvan de "Canon van de Kostbaarheden der Edelsteenen Kaars" mel"ding maakt."

Laat ons, eer wij ertoe overgaan den oorsprong van de Paasch- en de háansiét eieren op te sporen, terloops erop wijzen dat de lichtjes, die de Chineescher kinderen in de eierschalen ontsteken, in verband met het feit dat zulks voornamelijk geschiedt op het Lantarenfeest, hetwelk onwederlegbaar aan de vereering van de herlevende voorjaarszon is gewijd, reeds het vermoeden wettigen, dat de paascheieren samenhangen met den dienst van de zon en van de Natuur, die door dit hemellicht in het voorjaar met groen en bloemen wordt getooid. Wij gaan verder.

In de wijsbegeerte van bijna alle volkeren der oude wereld is het Heelal voorgesteld geworden als een ei. Evenals hierin zich de mannelijke en de vrouwelijke voortbrengende kracht van het hoen hebben gemengd om door warmte het leven te schenken aan een nieuw individu, evenzoo werd het bekende wereldei der Magiërs geacht het mannelijk en het vrouwelijk beginsel der Natuur in zich te bevatten, dat is te zeggen hemel en aarde, licht en duisternis, zomerwarmte en winterkoude, goed en kwaad, in één woord: het geheele dualisme des Heelals. De Egyptenaren lieten er hunnen Zonnegod Osiris, de Hindoes hunnen Brahmâ en vervolgens hemel en aarde uit geboren worden; de Japaneezen laten het in stukken stooten door een stier, blijkbaar de voorstelling van het sterrenbeeld van dien naam, hetwelk ongeveer veertig eeuwen geleden het voorjaarspunt aan den hemel innam en, door zijne vereeniging met de zon, uit het wereldei alle nieuwe voortbrengselen der lente te voorschijn bracht. Dat die stier aldus nauw verwant is aan den Griekschen Bacchus, den Zonnegod met de hoornen van den stier, aan wiens voeten men het ei van Orpheus plaatste, zoowel als aan den Apis der Egyptenaren, springt terstond klaar en duidelijk in het oog. Het wereldei is, volgens Plutarchus, eene voorstelling van het Heelal, waarbinnen de voortbrengselen der Natuur worden uitgebroeid door de warmte van den Hemel. De Zonnegod zelve, Osiris of Bacchus, is eruit geboren, en als het hemellicht in zijn jaarlijkschen kringloop het sterrenbeeld den Stier bereikte, dan werd het wereldei geopend en traden alle voortbrengselen der Natuur eruit. Orpheus was het, naar men wil, die het begrip van het wereldei van Egypte overbracht naar het land der Grieken. Hij bouwde op hetzelve zijn stelsel van cosmogonie en nam een ongeorganiseerden chaos aan, die zich later vervormde tot het ei (46). Hoe nauwkeurig sluit zich bij deze

(**)厦門志 hoofdst. XV.

("") Verg. o. a. Dupuis, "Traité des Mystères", deel III, sect. I.

-

wereldbeschouwingen de wijsbegeerte der Chineesche Oudheid aan! Kwan Tsze zeide, zooals wij zooeven zagen, dat de versierde eieren, die men ter viering van de lentezon bezigt, het zinnebeeld zijn van het opgestapelde verborgene goede in de Natuur, hetwelk men door het aanwenden van warmte wenscht te doen te voorschijn komen en naar alle kanten uit te strooien": de wereldbeschouwing van Plutarchus wil, dat alle voortbrengselen der Natuur door de zon in het wereldei worden uitgebroeid. En ander Chineesch schrijver zegt: "Ten tijde dat er nog geen hemel of aarde be"stond was de chaos als een kippenei. De duisternis en de wateren begonnen zich "te scheiden, de nevelen en de onmetelijke ruimte verdikten en verdeelden zich en "de jaarkring (der Natuur) ontstond".....(47). Het boek van de Wetten van de Omwentelingen des Hemels" (48) zegt het eveneens, dat de hemel is als een kippenei "en de aarde tusschen de hemelen is ingeplaatst evenals het geel in het midden van "het ei": - kan men dus in deze cosmogonische denkbeelden van de Oudheid niet gemakkelijk den oorsprong van de paascheieren ontdekken?

Kwan Tsze, wiens woorden wij reeds twee malen hebben aangehaald, geeft den sleutel als hij zegt: "dat men eieren beschildert en kookt is om het opgestapelde ver"borgen goede der Natuur te doen te voorschijn komen, en al hare voortbrengselen "naar alle kanten uit te strooien." Inderdaad, gedurende het koude jaargetijde heeft de Natuur als in een winterslaap verkeerd. Boomen en planten waren als afgestorven; de zon was naar de zuidelijke hemispheren, naar den Tartarus, afgedaald en niets van wat de aarde en de Natuur in haren schoot verborg kon tot ontwikkeling komen. Doch nu breekt het voorjaar aan. Meer en meer nadert de zon onze noordelijke streken; de dagen beginnen langzamerhand te lengen en dagelijks wint het zonlicht veld, voet voor voet, op zijnen aartsvijand den geest der duisternis, die terugdeinst voor zijn toenemenden glans en kracht. Eindelijk treedt de zon (wij spreken 2000 jaren vóór Christus) op het tijdstip der lente-evening in het sterrenbeeld den Stier. De dagen behalen nu de overhand op de nachten en de Geest der Duisternis Typhon, Ahriman, Satan, Jin of hoe hij ook heeten moge, wordt voor goed ten onder gebracht en overwonnen: het zonlicht triomfeert en over de gansche aarde werpt het nieuw leven en een nieuw kleed van groen en bloemen. Het is alsof de Stier des hemels, die den toegang tot het noordelijk halfrond bewaakt daar waar de zonsweg den equator kruist, met zijne hoornen het wereldei verbrijzelt en den nieuwen Osiris eruit te voorschijn komen doet. Is het nu niet verklaarbaar waarom de Egyptenaren een ei plaatsten tusschen de hoornen van Apis, de Japaneezen in hunne zonnetempels een stier afbeelden die met den kop een ei verbrijzelt, en de Grieken het wereldei nederlegden aan de voeten van hun Zonnegod, hun Bacchus, afgebeeld met de hoornen van den stier?

(*) Zie de Annalen van de drie en de vijf Dynastiën” 三五歷粑 door Soe Tsjing, aangehaald in de Encyclopedie Spiegel en Bron van alle Onderzoek”, hoofdst. I. (1)渾天儀注.

« PreviousContinue »