Page images
PDF
EPUB

de landstreek tusschen de Jang-tsze rivier en de Hwai (29), dus in het centraal gedeelte der provincie Nganhwoei, ieder huisgezin in de periode van het koude eten een wilgetak afsneed en in de deur stak; een ander werk plaatst het gebruik in de derde maand en toont tegelijkertijd, dat het niet allerwege onder denzelfden vorm zich voordeed (30). Het zegt namelijk: "In de derde maand ging het volk van het rijk Tsjing (31) op "de rivieren Wej (32) en Tsjin (38) met orchidaeën in de hand de spoken en zielen "smeeken ongelukken af te wenden." De Geschiedboeken van de Soeng-dynastie" (84) voegen hieraan toe, dat sinds het vorstenhuis der Wej (35) het gebruik was vastgesteld op den 3den van de derde maand, en men er niet meer (zooals vroeger) de geheele periode siōng-sòe (36) aan wijdde. Het blijkt dus uit dit alles, dat de gewoonte om de huizen met groen op te sieren en orchidaeen rond te dragen oorspronkelijk niet zoozeer aan een bepaalden dag gebonden was, dan wel aan eene langere periode van het voorjaar. In Foeh-Tsjowfoe, de hoofdstad der provincie Foehkjen, hangt men een soort van guichelheil of eenig ander kruid uit op den derden dag van de derde maand (37), terwijl, volgens den Kalender van het landschap King-Tsjhoe, in de streken waarvan dit boek de zeden en gewoonten beschrijft, reeds op den 15den van de eerste maand een wilgetak in de deur gestoken werd, en daarna een maaltijd aangerecht ter plaatse waarheen de tak zich neigde. Dat bij al deze gebruiken vooral de rol groot schijnt geweest te zijn die de wilgeboom speelde, blijkt nog bovendien zeer duidelijk uit het werk: de Jaargetijden van Kin-Mun" (38), waarin men leest dat de bevolking van Loh-Jang (39), d. i. het noordelijk gedeelte van de tegenwoordige provincie Honan, gedurende de periode van het koude eten zelfs gierstebrij met wilgenbloesems toebereidde. Wij willen trachten na te gaan of al die gebruiken uit het voorkomen der Natuur in de lente kunnen verklaard worden, en tevens of uit de eigenschappen van den wilg kan worden opgemaakt waarom men dezen boom bij voorkeur zulk een voorname rol in het voorjaar spelen liet.

De meeste Chineezen trachten de gewoonte om de huizen in de lente met groene takken op te sieren, met behulp van eene fabel of legende te verklaren. Eens, zoo wordt verhaald, gebeurde het dat een oproerling, Hwang Tsjhao (40) geheeten, de

A. D. 907–960 ongeveer omvatten. (*)(*) De # # #

meerderde en verbeterde Schatkamer van allerhande Dingen", hoofdst. V,

A; ap. "Ver

E. (")("

洧 ("Er is hier sprake van het noordelijk gedeelte der tegenwoordige provincie Honan.

("), hoofdst.. Het huis der Soeng regeerde tusschen A. D. 960 en 宋書,

1206. (35)

Dit vorstenhuis van Hunschen oorsprong, hetwelk in A. D. 386 ontstond, is

vroeger, op bladz. 60 noot 135, reeds ter sprake gebracht. ("") Boven, bladz. 164.

(") Doolittle, "Social Life of the Chinese", hoofdst. XX. (") 10.

(2) 洛陽

(^") 黄巢,

[ocr errors]

provincie Foehkjen te vuur en te zwaard verwoestte. en te zwaard verwoestte. Alles vluchtte voor hem uit. Toen hij het dorpje Sjih-Pih (41) naderde, vloden de bewoners met alles wat hun lief en dierbaar was, en droegen hun have en goed naar het gebergte in veiligheid. Onder de vluchtelingen bevond zich eene vrouw met twee jongetjes: het grootste droeg zij op den rug, terwijl zij het kleinere kind met zich voerde aan de hand. In de verwarring nam zij echter een verkeerden weg, en liep rechtstreeks in de handen van het hoofd der oproerlingen. Hwang Tsjhao gaf bevel haar te grijpen, en vroeg haar wat de reden was waarom zij den grootsten knaap op den rug droeg en den jongsten loopen liet. Ach, antwoordde zij, —" de grootste is de broeder van mijnen man, maar de kleinste is mijn eigen kind. Stel dat ik mijn eigen zoon verliezen moet, dan bestaat er nog altijd kans dat ik geboorte aan een tweeden geef, maar het verlies van een zwager kan ik niet vergoeden, en dus ben ik wel verplicht voor dezen het meeste zorg te dragen." — Ga rustig naar uw dorp terug," zoo sprak Hwang Tsjhao, wen steek een tak van Dolichos tuberosus (?) (42) boven in de deur van uwe woning, en ik zal mijn soldaten bevel geven uw huis te sparen.' De vrouw deed zooals haar bevolen was, en toen hare buren de bedoeling ervan hadden begrepen volgden zij haar voorbeeld, zoodat ten laatste aan elke huisdeur een tak van de Dolichos was te zien. Kort daarop kwam eene afdeeling der oproerlingen aanzetten, doch daar zij strikt bevel hadden ontvangen elk huis te sparen dat met een Dolichos was voorzien, durfden zij geene enkele woning schenden, daar zij alle op die wijze gewaarmerkt waren. Het bericht dat het dorp eene veilige schuilplaats tegen het zwaard der rebellen aanbood, verspreidde zich spoedig onder de vluchtelingen van den omtrek. Hoopen volks stroomden van alle kanten naar het dorpje Sjih-Pih, en vertoefden er eenigen tijd als Hakka's (43), d. i. emigranten of gasten, een naam, dien hunne nakomelingen tot op heden hebben bewaard. Toen de vrede was hersteld verlieten zij het dorp, waar zij een tijdelijk onderkomen hadden gevonden, en trokken naar het Zuiden, ten einde zich een nieuwe heimat te stichten in de bergen van het Noordoosten der provincie Canton (44). En dit is, volgens de legende, de oorsprong van de HakkaChineezen van den huidigen dag.

Inderdaad is het een historisch feit, dat tegen het einde van de Thang- dynastie een opstandeling Hwang Tsjhao tallooze aanhangers in de tegenwoordige provincie Kwangsi bijeenbracht, daarmede een groot gedeelte van het Rijk teisterde en zelfs in A. D. 880 de Keizerlijke residentiestad Tsjhang-Ngan (45) veroverde, waar hij zich tot alleenheerscher van China uitriep. Eerst in 884 werd hij met behulp van Tartaarsche

(1) In het district Ning-Hwa, departement Ting-Tsjowfoe (zie 石壁

bladz 7).

(2) 葛籐 ()客家,

("") China Review", deel II, bladz. 223: on the Origin and History of the Hakkas", door Ch. Piton.

("") Zie boven, bladz. 82.

troepen verslagen en door zijne eigene aangangers om het leven gebracht (48). De geschiedenis van zijnen opstand is beschreven in de "Gedenkschriften van den Ondergang van het Huis der Thang en van de vijf Dynastiën" (47).

Het is, zoo zegt het volk, van af dien tijd, dat het gebruik in zwang gebleven is de deuren te versieren met een groenen tak als het zinnebeeld van veiligheid en vrede, en opdat ongeluk de huizen voorbij zal gaan. Doch het ongegronde en gezochte van zulk eene verklaring springt onmiddelijk in het oog, want zou ooit zulk eene voorbijgaande gebeurtenis in een klein gedeelte van het Chineesche Rijk geboorte hebben kunnen geven aan zulk een algemeen verspreide en diep ingewortelde gewoonté, waarvan bovendien, zooals wij hebben gezien, zelfs de sporen reeds te vinden zijn in een werk als de Kalender van King-Tsjhoe, dat drie eeuwen vóór den oproerling HwangTsjhao bestond? Steeds is een Chinees er op uit aan zijne gebruiken, waarvan hij zich niet behoorlijk rekenschap, te geven weet, een sage of legende vast te knoopen, die in zijn oog alles opheldert en verklaart, doch wij zullen dezen gemakkelijken passepartout, die tot den oorsprong van alle mogelijke zeden en gewoonten wel een toegang forceeren kan, liever laten voor wat hij is, naar deugdelijker ophelderingen trachten.

[ocr errors]

en

Wij beginnen met voorop te stellen hetgeen reeds boven is gezegd en door aanhalingen uit oude werken gestaafd, namelijk dat het bevestigen van groene takken in de huisdeur niet beperkt is tot een bepaalden dag, maar plaats had, of nog plaats heeft zoowel op den 15den van de eerste als op den 3den van de derde maand, verder gedurende de geheele periode van het koude eten en eindelijk op den dag van het Gravenfeest. Het gebruik is dus blijkbaar verbonden aan het lentejaargetijde. Ook geen bepaalde soort van plant werd tot het groenmaken gebezigd, maar wij hebben doen zien dat ook wel orchidaeën optraden naast den wilgeboom, en thans nog guichelheil of dergelijke kruiden worden uitgehangen. Men gebruikt in de provincie Foehkjen zelfs zeer algemeen een tak van den vijgeboom Ficus-Indica of Ficus Religiosa, waarover later meer. Al deze variatiën op een en hetzelfde gebruik maken de verklaring ervan veel gemakkelijker, en wij gelooven met gerustheid te kunnen beweren, dat het ten nauwste samenhangt met dat hetwelk reeds in de vorige § is aangehaald, namelijk het plukken en medenemen van korenaren uit het veld bij gelegenheid van het groentrappen." De gansche Natuur wordt in de lente door de voorjaarszon met een nieuw leven bezield, nadat zij gedurende het afgeloopen winterjaargetijde door den geest der duisternis, den Typhon, den Satan, was gedood en overwonnen; nieuwe groei- en levenskracht doorstroomt bijgevolg den mensch en alle bloemen en voortbrengselen des velds: het volk verheugt zich in dien ommekeer, en brengt met groen en bloemen de lente naar zijn huis, ten einde de nieuwe groei-en levenskracht, het geluk en de vreugd, die uit haar stralen, te brengen over het gezin. In Engeland

[ocr errors]

(**) Mayers, Chinese Reader's Manual", 213. (✯ R. China Review", in loc. cit. Omtrent die vijf dynastiën zie noot 28.

haalde men de Meimaand in met groen en bloemen, hebben wij gezien (48); men tooide er zich met de pas ontloken voortbrengselen der Natuur op verschillende tijdstippen van het voorjaar, of versierde er de vensters, deuren en kerkgebouwen mede. Onder allerhande vormen doet zich die gewoonte in verschillende streken van Europa voor. Oudtijds schijnt het in Engeland gebruikelijk te zijn geweest op St. David's Day (1 Maart) look te dragen op het hoofd of in de kleeren; althans men leest in Shakespeare's "King Henry V" (49) dat Gower deze vraag tot Fluellen richt: but why wear you your leek to-day? Saint Davy's day is past." De Ieren tooien zich op den jaardag van hunnen schutsheilige St. Patrick (17 Maart) met klaver (50); de Joden haalden hun Zonnegod in op een Zondag die zijne intrede en overwinning in het lentepunt Ariës (het Lam) voorafging, met Hosannahgeroep en palmtakken, en ook onze kinderen doen. hetzelfde met hunne groengemaakte palmstokken op Palmzondag nog (51); want het oude Joodsche en Heidensche gebruik sloop binnen in de Katholieke Kerk, en wordt er jaarlijks nog herdacht met eene wijding van de groene takken, die tot versiering van altaar en kerkgebouw moeten dienen en aan de geloovigen worden uitgedeeld. Niet alleen echter werden palmtakken gebezigd, maar ook allerlei bloemen en ander groen, zooals takken van den iep, van den olijfboom en zelfs van den wilg (52), den boom die ook in de voorjaarsgebruiken der Chineezen zulk een voorname rol speelt. Op Paaschdag worden ten tweede male vele kerken met groen en bloemen opgetooid. In Staffordshire en andere streken van Engeland houdt men nog in vele parochiën op den een of anderen dag vóór Hemelvaartsdag processies, waarin lange staken, met allerhande bloemen van het seizoen opgesierd, rondgedragen worden (53). Het schijnt ook dat het in Engeland de gewoonte was, gedurende de zoogenaamde Kruisweek de straten op te sieren met takken van den berk (54), doch het culminatiepunt van al die feestelijkheden wordt bereikt in de Meimaand, als wanneer jongelingen en meisjes naar buiten stroomen naar veld en bosch om zich te gaan vermeien, en den zoogenaamden meiboom feestelijk in te halen. Zoo verhaalt Bourne (55), dat in zijnen tijd in de dorpen van Noord-Engeland de jongelingschap van beider kunne op den 1sten Mei zeer vroeg opstond, en met muziek en hoorngeschal naar een naburig woud trok, ten einde er takken te verzamelen en bloemkransen te vlechten. Tegen zonsondergang keerde men met

(**) Bladz. 70. (**) Act V, sc. I.

(5o) Brand, "Observations on popular Antiquities", bladz. 53 en 54. (2) De palm was steeds het symbool van overwinning: zoo ook hier van de overwinning der zon op de duisternis en koude van den winter. (5) Brand, op. cit., bladz. 61 en volg. (3) Brand, op. cit., bladz. 109. Shaw, in zijne "History of Staffordshire", zegt omtrent dit gebruik: "This ceremony, innocent at least, and #not illaudable in itself, was of high antiquity, having probably its origin in the Roman offerings of "the Primitiae, from which it was adopted by the first Christians, and handed down, through a suc"cession of ages, to modern times. The idea was, no doubt, that of returning thanks to God, by "whose goodness the face of nature was renovated, and fresh means provided for the sustenance and "comfort of his creatures. It was discontinued about 1765." (**) Brand, op. cit., bladz. 111. (3) "Antiquities of the Common People", hoofdst. 25.

den buit naar huis en tooide er vensters en deuren mede op (56). Het overige gedeelte van den dag werd vervolgens doorgebracht met het dansen en feestvieren rondom den meiboom, die, met groen en takken opgesierd, in het midden van het dorp was opgericht (57). Hetzelfde gebruik is in Frankrijk in zwang, en daar speelt de arbre de Mai" nog altijd ten platte lande een belangrijke rol.

De oude Romeinen hadden een dubbel Lentefeest. Het eerste werd gevierd in Maart, en Anna Perenna was de naam der godin, aan wier vereering dat tijdstip van het jaar bijzonder was gewijd. Men wenschte elkander een lang en gelukkig leven en krachtige jaren annos perennes toe; men dronk elkaars gezondheid en vierde feest buiten op het veld, want in Italië geniet men in de maand Maart reeds alle genoegens van het landelijke leven (58). De beschrijving, die Ovidius (59) geeft, toont hoezeer dat feest geleek op het hedendaagsche tsjhi"-mia", den dag waarop in China nieuwe vuren werden ontstoken en het volk zich gaat vermeien in de lentelucht. "Is het niet op dat tijdstip (de lente-evening), dat de laurierkransen, die het geheele "jaar door aan de deuren van de hoogepriesters en aan het Keizerlijk paleis bevestigd #zijn, alsmede die welke de verschillende curiën versierden, worden weggenomen en "vervangen? En tooit men dan ook niet met groene bladeren den tempel van Vesta, "waarbinnen het vernieuwde vuur weer zuiverder opvlamt? . De groote "hoop des volks, dat van alle kanten samenstroomt, verspreidt zich over het groene "gras; sommigen vertoeven in de open lucht, anderen zetten tenten op en weder wanderen maken zich hutjes van takken. De zon koestert ze van buiten,

[merged small][ocr errors]

.

[ocr errors]

en weldra geven allen zich over aan

"den dans, aan landelijke rondedansen, waarbij de vrouwen de hangende haren om "zich heen doen fladderen"

(60).

Een tweede Lentefeest werd door de Romeinen gevierd gedurende de vier laatste dagen van April en op den 1sten Mei ter eere van de godin Flora, en heeft aan den tand des tijds wederstand geboden tot op heden. Een oude Roomsche Kalender, door Brand aangehaald, zegt, sprekende over 30 April: Maii arbores a pueris exquiruntur: "meiboomen gaan de jongens uitzoeken," - en nog begeven zich in Italië de jonge lieden van beider kunne op den 1sten Mei naar het veld, plukken er takken en plaatsen die boven de huisdeuren, liederen zingende over den geheelen weg, waarlangs zij komen (61). Men ziet dus uit deze weinige voorbeelden, dat de Chineezen lang niet alleen staan in hunne viering van de lente met het inhalen van groen en bloemen. En geen wonder, want de lente is zulk een groot keerpunt in het leven van den mensch,

(56) Brand, op. cit., bladz. 117 en volg. (57) Strutt, Sports and Pastimes of the People of England", boek IV, hoofdst. 3, XV.

[merged small][merged small][ocr errors][merged small]
« PreviousContinue »