Page images
PDF
EPUB

EERSTE MAAND, VIJFDE DAG.

Het opruimen van alle nieuwjaarsymbolen in het huis. Het verwijderen van het vuil. Legende die aan de gewoonte om in vijf dagen niet te vegen wordt vastgeknoopt. Einde der nieuwjaarsfeesten.

In den morgen van den vijfden dag des jaars wordt alles wat gediend heeft tot offerande, of tot symbool bij den overgang van het oude jaar in het nieuwe (zie bladz. 17 en volg.), toebereid en opgegeten, voor zoover het nog eetbaar en niet bedorven is. En al het vuil dat sinds Nieuwjaarsdag was blijven liggen, wordt opgeveegd, daar een eigenaardig gebruik medebrengt dat het niet vóór den vijfden dag mag worden weggeruimd. Ziehier de legende waaraan, volgens de Chineezen, deze gewoonte haar oorsprong te danken heeft.

huis te gaan.

"Een zeker man Ngow Ming (1) geheeten, uit het staatje Sjang (2), wandelde langs het meer van het Groene Gras", toen op eens de watergeest toetrad, en hem uitnoodigde met hem naar Aldaar aangekomen vroeg de geest hem waaraan hij behoefte had, waarop een derde persoon hem heimelijk van ter zijde in het oor fluisterde: vraag slechts om Zju Juen (3),” (d. i.: letterlijk vertaald, de vervulling van mijn wenschen). Ngow Ming volgde dezen raad; de geest van het meer antwoordde dat hij zijn verlangen zou vervullen, ging naar buiten, en riep een zekere Zju Juen, namelijk een jonge slavin van dien naam, toe met Ngow Ming naar huis te gaan. Na eenige jaren werd Ngow Ming inderdaad zeer rijk, doch toen hij op zekeren Nieuwjaarsdag naar aanleiding van een maaltijd dien zij moest opbrengen, de hand tegen Zju Juen oplichtte, verdween deze plotseling in het vuil, en Ngow Ming werd langzamerhand weder arm. Het is hierom dat men in het begin van het jaar het vuil niet uit de deur verwijdert" (*).

[ocr errors]

K. Dit rijkje bestond onder de tweede dynastie (1766–1154 vóór Chr.) in het tegenwoordige departement Kwej-Teh foe, in het oostelijk gedeelte der provincie Honan. De hoofdstad van dit departement ligt op een breedte van 34° 28' 40”, en

een lengte van 113° 31' (Zie: Biot, "Dictionnaire des Villes de la Chine", en Du Halde, "Descrip

tion de l'Empire de la Chine", Deel IV bladz. 592).

(如願,

() Vide "het Boek der Navorschingen omtrent de Goden”, ap. »Vermeer搜神記

derde en verbeterde Schatkamer van allerhande Zaken", hoofdst. V

元旦, Verder whet Boek der Wonderverhalen”錄異記,

een werkje uit de tiende eeuw,

De vijfde dag van het jaar wordt over het algemeen beschouwd als het einde. van de nieuwjaarsplechtigheden. Tsjhoi-gow kee khoei (5) "den vijfden dag is de opening (des jaars) voorbij" zeggen de Chineezen. Op den tweeden dag kan men nog gevoegelijk nieuwjaarsbezoeken afleggen, doch op den derden dag niet meer, behalve bij meer intieme vrienden en bekenden. Het begroeten met kiong-hí, "heil en zegen!" (zie bladz. 4) bij toevallige ontmoeting, houdt ook met den 5den op, hoewel men het nog dikwijls hoort tot op het einde van de maand.

alsmede den Kalender van King-Tsjhoe", (bladz. 6, noot 22). Laatstgenoemd boek voegt er bij, dat men in Hoe-Kwang een streng geldstukken aan het einde van een stok bond, die in het stof ronddraaide en daarna boven op het vuil wierp, ten einde Zju Juen (d. i. al wat men zich wenscht) die er in verborgen ligt, machtig te worden. Op den 15den van de eerste maand sloeg het volk van het Noorden ook wel den vuilnishoop met stokken, om Zju Juen er wederom uit te voorschijn

te jagen. (*)初五過開.

EERSTE MAAND, NEGENDE DAG.

FEESTDAG VAN DEN HEMEL.

Geboortedag van den Hemelgod. De vereering der Natuur, van Hemel en Aarde, bestaat bij de Chineezen zoowel als zij onder de Westersche volkeren der oudheid bestond. Het is de materiëele Hemel dien zijn dienen. Allegorische legende omtrent de geboorte van den Hemel; Lautsze. Verklaring dier legende. Isis en Osiris. Apollo. Waarom men de geboorte des Hemels viert in den aanvang der lente. Officieele heiligverklaring van den Parelkeizer. De 24 zonneperioden van het jaar.

Huisofferande aan den Hemel. De schakelkoekjes die khijen heeten; schildpadkoeken. Oorsprong en beteekenis dier symbolen. De offerschotels." Het uitnoodignn van den god. Poppespelers. Ronddeelen der offerwaren. Vrouwelijke huisbedienden. Tooneelopvoeringen ter eere van den Hemel.

De tempels. Hoe zij worden beheerd. Overdracht van het beheer. Het werpen der wichelblokken. Onverschilligheid des volks omtrent de tempels. Inschrijvingen voor de viering der Taoistische mis. Beschrijving van die plechtigheid. Het priesterkleed, vergeleken met dat van de oude Joden en de Christenen. Grondsysteem der Chineesche cosmogonie. Papieren gebeden. Opdracht der offerande. De zeven Hemelen. Vereering van den Hemel op speciaal daartoe opgerichte altaren. Het uitspannen van doeken ter eere van den Hemel. De #hemellantarens.' Dagelijksche en twee-wekelijksche offerande aan den Hemel van kaarsen

en wierook.

Het bidden om regen. De siong-ióng als voorbode van den regen. De duivel der droogte. Verbod van hoogerhand om te slachten.

Tsjang Tao Ling, de eerste Taoistische Paus. Korte geschiedenis van het Taoistische pausdom. De Thaiphing-rebellen.

§ 1.

Zoo zijn wij genaderd tot een der hoofdpunten van den Chineeschen godendienst: de vereering van den Hemel, onder het symbool van den geest die hem bezielt. Overal in het rijk, in zijn gansche uitgestrektheid, door alle eeuwen heen, en zoo ver hunne geschiedenis en overlevering reikt, is de eeredienst der Natuur door de Chineezen gehuldigd geworden, en in dat opzicht hebben zij geen uitzondering gemaakt op een der natiën van de oudheid. Het was de vereering der Natuur, en in het bijzonder die van den Hemel met zijn zon, maan en sterren, die zóó ontwikkeld

was onder de volkeren die het Joodsche land omringden, en zóóveel indruk op de Israëlieten maakte, dat zij den wetgever waarschuwend deed uitroepen: "Dat "gij ook uwe oogen niet opheft naar den hemel, en aanziet de zon, en de maan, en "de sterren, des hemels gansche heir; en wordt aangedreven dat gij u voor die buigt "en hen dient." (1) Hij had zijn volk te verdedigen tegen de verleiding van het indrukwekkende schouwspel der Natuur, en te waarschuwen tegen het voorbeeld van alle de volkeren van Azië, en toch, niettegenstaande al die voorzorg: de onweerstaanbare kracht van het voorbeeld dreef de Joden telkens wederom naar de voeten van de zinnebeeldige voorstellingen en de altaren der Natuur. Zóó groot is haar macht op den mensch, en zóózeer hadden de metaphysische leerstellingen en bovennatuurlijke godsbegrippen moeite om den indruk te vernietigen, voortgebracht door hetgeen de mensch door middel van zijne zintuigen waar kan nemen!

Vooral bloeide de eeredienst des Hemels, van Uranus, sterk bij de Grieken. Bezaaid met sterren en bewoond door zon en maan, die groote werk krachten der Natuur waarin leven, groei en voortbrenging zijn gezeteld, omhult hij Moeder-Aarde, en is met haar vereenigd door een vruchtbaar huwelijk, waaraan planten, menschen en dieren hun ontstaan te danken hebben. Bevrucht door haren echtgenoot, die zijn verkwikkenden regen in haar boezem strooit; die door zijne regelmatige bewegingen de jaargetijden en dag en nacht regelt en haar aldus elk jaar nieuwe vruchtbaarheid en groeikracht toebedeelt, is die Aarde de moeder van al wat leeft en bestaat in haren schoot. Uranus en Gea, de vader en moeder der Natuur, zij staan in hunne hoedanigheid van opperste Natuurkrachten aan het hoofd der Grieksche godenwereld, evenals zij aan het hoofd van alle voortbrenging en leven staan. Als zoodanig werden zij ook vereerd en lang als éénige godheden aangebeden door de Phoeniciërs, en opgenomen in de geschiedenis van dit volk als de stamhouders van het vorstenhuis; de Grieken en Romeinen plaatsten hen aan het hoofd der familie der Goden; de Atlanten, de Cretenzers, de Kelten hadden hun Hemel- en Aardegod, en de Scandanaviërs hun Bur, wiens zoon Furtur gehuwd was met de aarde (2). Nog heden ten dage wordt het mysterieuse huwelijk van Uranus en Gea door de Indiërs vereerd onder het zinnebeeld van den Lingam: den Phallus en de Cteïs der heiligdommen van Eleusis (3); de oude Persen beklommen hooge bergen om aan den Hemel te offeren (4), en kan het bij dat al verwondering wekken dat diezelfde verheerlijking des Heelals, die een natuurlijke eeredienst voor het gewone verstand van den mensch, die zoo afhankelijk is van alle invloeden der Natuur: - kan het ons verwonderen dat die vereering, ever nin als bij alle bekende volkeren der oudheid, zich bij de Chineezen zoeken laat?

(') Deuteron. ÏV, 19.

(*) Dupuis, "Origine de tous les Cultes", Livre II, chap. 2, bladz. 132–135.
(5) Op. cit., bladz. 127.

(*) Herodotus, in Clio, cap. 131.

Inderdaad bestaat thans nog de dienst der Natuur, hoewel eenigzins bedekt onder een masker van legende, in bijna al zijne zuiverheid bij de Chineezen. Het is tegen hem dat hedendaagsche zendelingen, evenals de spiritualistische wetgevers en profeten van de Joden, met alle kracht die in hen is hunne aanvallen keeren, zonder dat nochtans hunne pogingen tot iets anders leiden dan tot nuttelooze verstomping hunner wapenen. Uitgenomen een niet noemenswaardig aantal, die, onder den invloed van vreemden, meenen te doorgronden wat zij zelven of anderen nocit hebben gezien of hebben kunnen zien, noch ooit zien zullen, kent het volk geene andere hoofdgoden dan Hemel en Aarde, en nooit hebben de Chineezen het zóó ver gebracht van boven de bestaande Natuur zich een wezen te scheppen aan wien het Heelal ondergeschikt zou zijn: -een God door den mensch gemaakt. De Hemel zelve, of juister gezegd de kracht die hem bezielt; die zijne bewegingen regelt, de aarde bevrucht en het aanzijn geeft aan alles wat bestaat: ziedaar wat door hen wordt verheerlijkt onder den naam van Thi"-Kong (5) "Hemelheer," of als Giók-Hong Siong-Teè (6): "Edelsteenen Alleenheerscher, Opperste Keizer." En evenals bij de Westersche volkeren, zoo is ook hier de dienst der Natuur voor een groot gedeelte van zijne zuiverheid beroofd, en bedekt met een waas van legenden en verhalen. Het Taoisme, de eenige eeredienst op Chineeschen bodem geboren en opgegroeid, heeft zich van de hemelvereering meester gemaak, en haar omhuld een kleed van allegorie, evenals met haar alle philosofen en mythologen der bekende volkeren der oudheid hebben gedaan. Men denke slechts aan de lotgevallen van Uranus met zijn zoon Saturnus in de Grieksche en Phoenicische fabelleer ('); aan de Asii, die beroemde godheden in de theologie der Phrygiërs en der Noordelijke volken (8): in het kort, aan al die menigte van allegoriën waaraan de vereering des Hemels ten grondslag ligt. Ziehier hoe in het werk: "Aanteekeningen op de Nasporingen omtrent de Goden" (9) de geboorte en de levensloop van den Edel

met

steenen Alleenheerscher beschreven worden.

van

"In de allereerste eeuwen van de ijze oudheid was er een rijk, dat den naam droeg het Glansrijke Licht, de Schoonheid en de Vreugde" (10). Het werd bestuurd door Keizer Tsing Teh (11), dat is: den Zu veren, Onbevlekten Weldoener." De Keizerin heette Pao Jueh Kwang (12), dat is: de Kostbare Maneschijn". De Keizer was kinderloos, en daar hem dag aan dag de gedachte kwelde dat hij, reeds op leeftijd zijnde, nog geen opvolger bezat, liet hij het gansche heirleger van Taoistische priesters oproepen, om in alle tempels en kloos

(5) 天公 (") 玉 皇 上帝 (7) Dupu's, "Origine des Cultes" Livre II,

Chap. 2, bladz. 133. () Dupr's, in op. cit. bladz. 136.

○三教源流聖帝佛帥搜神記 letterl. "Aanteekeningen

omtrent de heilige Godheden van den bron en de vertakkingen der drie sekten (Confucianisme, Boeddhisme en Taoisme), omtrent de voornaamste Boeddhaas en de nasporingen omtrent de Goden."

(*)光嚴妙樂(')淨德('')寶月光‧

« PreviousContinue »