Page images
PDF
EPUB

ook, dat zij nu en dan naar de oppervlakte van de aarde komen (18) en daar leven in steden, dorpen en bergen. Elk jaar in de zevende maand worden zij altegader vrijgelaten uit hun onderaardsch verblijf en mogen zij hunnen honger gaan stillen aan de overvloedige maaltijden, die elkeen voor hen klaar zet en die verder in deze verhandeling zullen beschreven worden.

De speculaties op het leven na dit leven en de toestand van vrienden of bloedverwanten aan gene zijde van het graf, hebben den geest van elken Chinees bezig gehouden en gekweld tot op den huidigen dag. En evenals een Katholiek in ons beschaafd of zoogenaamd beschaafd Europa vast gelooft in de onthullingen, die zijn Kerk hem omtrent Hel en Hemel doet, en even vast is overtuigd dat een zeker aantal welbetaalde missen een doode van veel ellende kan bevrijden, eveneens slooft menig Chinees zich zonder morren af om veel geld bijeen te brengen voor Boeddhistische missen en verlossingsceremonien. Deze gemakkelijke, schoon dikwerf kostbare methode, kan natuurlijk voor den opgevoeden denker niet bestaan; en toch is het opmerkelijk, dat door het geheele Chineesche Rijk heen geen klasse der bevolking sterker geneigd is om gelden te verspillen ten behoeve van de dooden, dan juist die der geletterden of wat daarvoor doorgaat. Het is echter de leer van hunne wijzen, van Confucius en Mencius wier volgelingen zij zich noemen, die hen voorschrijft de ouders en de naaste betrekkingen te beminnen, onverschillig of zij nog leven of reeds overleden zijn, en niets is hun afschuwelijker dan onouderlievend en plicht vergetend te worden genoemd vandaar dat zij in den regel de eersten zijn om gelden bijeen te brengen en als ceremoniemeesters op te treden daar waar het de verkwikking van de schimmen geldt. Hierbij komt nog dat menigeen, die zich niet ontziet openlijk zijn and weep without intermission. All beings, except the Bodhisatts, receive this birth at some period or other of their existence.

In this world there is a preta-birth called, Khuppi pása. These pretas have heads 144 miles in "size, tongues that are 80 miles long, and their bodies are thin, but extremely tall. For the space of a Budhántara they do not receive food or water. Were they to attempt to drink of the water "of the ocean, it would disappear to them, as if it were dried up. Were a rishi (een menschelijk wezen, dat door het verrichten van sommige ceremoniën en vrome werken in staat is geworden om wonderen te doen) to try to pour all the water of the five great rivers into their mouths, before they could taste a drop of it, it would be dried up by the heat proceeding from their bodies. All beings, except the Bodhisatts, are subject to the miseries of this birth.

There is the preta-birth called Kalakanjaka. These pretas continually chase and maim each other with fire and shining weapons. and this birth is received by all beings except the Bodhisatts.

"The prétas may receive food and drink from their relatives, who can further benefit them by performing acts of merit in their name, such as the giving of food, alms-bowls etc. to the priests. But there are many prétas who have so much demerit, that they can not in this way be assisted; still though the act be of no benefit to the prétas, it is to the person who performs it. The prétas derive no benefit from the weeping and lamentation of their relatives, and it is no advantage to them when their merits are proclaimed."

(18) Dit geloof deelden de oude Romeinen met hen. Deze waren, naar het schijnt, het denkbeeld toegedaan, dat de manes drie malen in ieder jaar de onderwereld verlieten om de aarde te bezoeken: Rich, Dictionary of Roman and Greek Antiquities," bladz. 407.

ongeloof uit te drukken en Boeddhistische priesters met geheel hun ceremonieel belachelijk te maken, toch offert met de gedachte: al komt het den dooden niet te goede, toch kan het hun niet schaden.

Confucius heeft gezegd: "Hen te achten die onze meerderen, en hen te be"minnen die onze verwanten zijn; de dooden te dienen zooals men de levenden dient "en de overledenen zooals de achtergeblevenen: dit is het toppunt van ouderliefde" (19). Ziehier dus de hoogste deugd der natie door haren grootsten wijsgeer op de dooden toepasselijk verklaard; en geen wonder dan ook dat zijne volgelingen, zijne woorden naar de letter nemende, een eeredienst in het leven riepen van offerande en plenging aan de vaderen. "Dient hen zooals gij hen bij hun leven zoudt hebben gediend!" riep immers de wijsgeer zijnen leerlingen toe, m. a. w. overlaadt hen met voedsel en kleedij zooals gij bij hun leven deedt; verschaft hun zelfs geld en buigt u voor hen neder in het stof, zooals de eerbied het gedurende hun leven u gebood! Maar bovendien gij zorgdet, of waart althans verplicht te zorgen voor de kinderloozen, die van steun verstoken waren op hun ouden dag: kleedt dus ook deze na hun dood en stilt hunnen honger, want geen nakomeling bekommert zich om hen!" Ziehier dan een tweeden grondslag voor de voedingsfeesten der zevende maand, waarbij niet ieder afzonderlijk zijn eigene dooden, maar het geheele heir der schimmen gedenkt. Het geldt daarbij in de eerste plaats de zoo juist bedoelde kow-hóen (20) of verlatene zielen zonder nakomelingen, die, met de preta's van de Boeddhistische leer der zielsverhuizing verward, bij de Chineezen het geloof hebben doen ontstaan aan eene klasse van hongerlijdende wezens, welke zij bestempelen met den naam van "uitgehongerde spoken" (21) en ten behoeve waarvan in de zevende maand geld en kleedingstukken van papier verbrand en allerwege de groote maaltijden en voedingfeesten worden aangerecht, aan welker beschrijving deze verhandeling is gewijd.

Nu aldus de lezer eenigszins in het doel en de herkomst van de offerplechtigheden der zevende maand is ingewijd, blijft ons nog, alvorens tot de beschrijving der ceremonien zelf over te gaan, het een en ander in het midden te brengen over de invoering der zielmissen in China en haren legendarischen oorsprong in de kerk van Boeddha. Volgens Dr. Eitel (22) zouden zij een product wezen van de zoogenaamde Yogátchára- of Tantra-school, die, door een zekeren Asamgha in de vierde of vijfde eeuw van onze jaartelling gesticht, de leerstellingen der Mahayana- of Groote Ontwikkelingsschool (23) met oude Brahmaansche en Siwasche denkbeelden samensmolt en in een nieuwen vorm goot. Zij kenmerkte zich vooral door een eindeloos aantal magische formules (Tantra's) en een uitgebreid stelsel van ceremoniën en ritualen. Een zekere Amogha of Amoghavadjra, een Boeddhist van Ceylon die een ijverig aan · hanger was van de school, belandde in A. D. 733 in het Chineesche Rijk. Als hoofd

(1) #Leer van het Midden," XIX.

(2)孤魂(2)餓鬼, in Emoy iao kóei 梅鬼·

[blocks in formation]

en leider van de Tantra-secte legde hij aldaar bewijzen af van zijne bovennatuurlijke macht door het temmen van een wilden olifant, en het gevolg was dat hij niet alleen als een heilige vereerd, maar zelfs tot eersten Minister verheven werd. Onder de Keizers Huen Tsoeng (24), Soeh Tsoeng (25) en Tai Tsoeng (26), wier regeering ongeveer het tijdvak tusschen A. D. 713 en 780 omvat, gebruikte hij zijn invloed tot het bevorderen en verspreiden van de leerstellingen zijner school en grifte, op den ouden dienst der voorvaderen de voedingsfeesten van de zevende maand, die in China onder den uitheemschen naam Oelamba (27) zijn bekend.

Volgens de legende zouden zij door den stichter van het Boeddhisme zelven gesanctioneerd, en door zijn leerling Maudgaliayana in het leven geroepen zijn. Aangevuurd door liefde jegens zijne moeder, die hij wist dat in de Hel als preta rondzwierf en de vreeselijkste pijnen en honger doorstond, begaf laatstgenoemde zich naar de Onderwereld om te trachten haar te redden; doch moest weldra ondervinden dat de onverbiddelijke wetten van den Tartarus en de transmigratie der zielen voorschreven, dat zij al de afdeelingen tot het einde toe doorloopen moest. In zijn wanhoop wendde toen de brave zoon zich tot Boeddha in eigen persoon, en ontving niet alleen een antwoord waarop de geheele Oelamba werd gebaseerd en hierop neerkwam, dat geen macht ter wereld eene ziel uit de Hel zou kunnen verlossen dan de vereenigde krachten van het geheele priesterdom (+); maar kreeg zelfs van den

11);

grooten stichter nog eenige voorschriften en inlichtingen mede omtrent ceremoniën en plechtigheden, die de priesters zouden hebben te verrichten om den honger van de hellewezens te stillen en hen ten slotte geheel en al uit hun verblijf van ellende en tandgeknars te redden.

Ziehier de letterlijke vertaling van den Oelamba-Canon (28), zocals die wordt gegeven door een commentator van den Kalender van King-Tsjhoe (29). Toen Maud"galiayana zag dat zijn overledene moeder onder de hongerige schimmen verkeerde, "vulde hij een schotel met rijst en ging haar dien aanbieden; doch vóór zij het voed"sel in den mond kon brengen, veranderde het in houtskool, zoodat het oneetbaar "werd. Hierover barstte Maudgaliayana in luide weeklachten uit. Hij ging onmid"dellijk zijn nood aan Boeddha klagen, doch deze sprak: "De straf uwer moeder is "Zwaar en gij alléén vermoogt daartegen niets; doch de indrukwekkende geestelijke "krachtsinspanning van alle priesters der tien wereldstreken (30) wordt daartoe verweischt. Op den 15den van de zevende maand moet gij ten behoeve van uwe voor"ouders tot in het zevende geslacht, die in leed en smart verkeeren, alle soorten van "lekkernijen en vruchten gereed maken en in schotels doen, om aldus te voorzien

(2)宗 (2) 肅宗(2)代宗

(27) In de Chineesch-Boeddhistische werken veelal 烏藍婆,盂蘭盆

enz. geschreven. De beteekenis van het woord schijnt tot nog toe in duisternis gehuld te zijn.

(") () Zie bladz. 6, noot 23.

(**) 盂蘭盆

(°) D. z. acht streken van het kompas met zenith en nadir.

"in het onderhoud der Eerwaarden (31) van alle tien der wereldstreken." Hierop be"val Boeddha aan het gansche priesterdom om ter wille van hunnen cliënt diens wenschen "op te dragen voor zijne voorouders tot in het zevende geslacht, en wel door zich "aan overpeinzingen over te geven en de gedachten onwrikbaar op het beoogde "doel gevestigd te houden (dhyana). Nadat zij dit gedaan hadden namen zij de spij"zen in ontvangst, en de moeder van Maudgaliayana werd toen volkomen verlost van "de ellende, die zij als hongerige geest te verduren had. Maudgaliayana sprak daarop "tot Boeddha: "Nu moeten ook zeker Uwe discipelen van de toekomstige generaties "eveneens de Oelamba verrichten en spijzen offeren, indien zij daden van ouderliefde "en gehoorzaamheid wenschen te volbrengen." "Dit zal zeer verdienstelijk zijn,"

"antwoordde Boeddha."

De legende van den ouderlievenden Maudgaliayana, wiens naam door de Chineezen van Emoy gewoonlijk tot Bók-Lijén (32) verbasterd wordt, is in China in den vorm van een tooneelstuk gegoten en wordt er meermalen opgevoerd, vooral in de nabijheid van sterfhuizen, waar de Boeddhistische priesters zielsmissen lezen. Wij laten hier als ooggetuigen een korte beschrijving van zulk eene opvoering volgen, vooral om een voorbeeld te leveren hoe in China de godsdienst zich van het tooneel heeft meester gemaakt om op zijn manier zoogenaamd de zeden te verbeteren. In het voorbijgaan zij gezegd, dat de opera van Maudgaliayana want de muziek weert zich dapper bij bijna alle Chineesche comedies en tragedies ook uiterst geschikt wordt geacht om op een grooten offerdag ten behoeve van de preta's in de zevende maand te worden opgevoerd; en wel op een tooneel, dat veelal bij zulk een gelegenheid tot vermaak en genoegen van de hongerige geesten opgeslagen is.

[ocr errors]

[ocr errors]

Maudgaliayana stamde van eene familie af, waarin verscheidene leden van moederskant zich steeds levenslang van dierlijk voedsel hadden onthouden (33) en een zelfs van louter linzen had geleefd. Ook de moeder van den heilige had het ver gebracht in deze soort van Boeddhistische heiligheid en nog nooit in haar leven vleesch geproefd, totdat zij op zekeren dag krank werd en een harer zonen haar meende te kunnen genezen door het gebruik van dat verboden voedsel. Zij weigerde natuurlijk

(31) De tekst gebruikt hier den term

, lett. "groote deugdzamen," een titel

die gegeven wordt aan Boeddhistische priesters en zooveel als ons Eerwaarde" (Sanskr, bhadanta)

"

beteekent. Wellicht wordt hier wel degelijk de priesterkaste bedoeld.

(32), eene verkorting van
目連,

transscriptie van den origineelen naam.

⇓⇓ (Mandar. Moeh-khijen-lijen), de

(33) Doodt niets wat leven heeft," zoo luidt het eerste van de tien geboden (dasákoesala), waaraan elke ware leerling van Boeddha zich te houden heeft. Bijgevolg laadt ook iedereen een verfoeielijke zonde op zijn geweten, die door het gebruik van dierlijk voedsel tot het dooden van eenig wezen medewerkt, terwijl omgekeerd totale onthouding van vleesch en visch bijna tot de hoogste volmaking voert in het oog van den waren Boeddhist. Het voorschrift moge onpractisch, ongerijmd en zelfs bespottelijk zijn: te ontkennen valt het echter niet, dat onder alle godsdienstige hoofdsecten ter wereld het Boeddhisme het minste moorden op het geweten heeft.

[ocr errors]

volmondig er een bete yan te proeven, en verlangde liever te sterven dan door zulk een vergrijp hare zaligheid te verspelen; doch haar zoon wist eenige vleeschspijzen zoodanig toe te bereiden, dat zij geheel en al den smaak en het voorkomen van groente verkregen en de zieke dus geen bezwaar maakte ze te verorberen. Inderdaad genas de vrouw na kort verloop van tijd; doch een oude slavin wist van het bedrog en vertelde Maudgaliayana wat er had plaats gegrepen. Doodelijk verschrikt dat zijne moeder zoo op eens al hare kans op zaligheid had verspeeld, vroeg hij haar of het verhaal van de slavin waarheid behelsde; maar de ongelukkige bedrogene, nog meer verslagen dan haar zoon, bezwoer bij alle goden en godinnen dat geen dierlijk voedsel ooit over hare lippen was gegaan. Dit aangrijpend oogenblik ziet men in alle kleuren en geuren op de planken voorgesteld. Een heirleger van mannelijke en vrouwelijke lidmaten der Boeddhistische godenwereld verschijnt op het tooneel; de vrouw braakt een verschrikkelijken zuiveringseed uit onder den uitroep: "zoo ik vleesch gegeten heb, daag ik alle goden en godinnen uit mij neder te werpen in den diepsten afgrond van de Hel"; stroomen bloeds vloeien haar daarop onmiddellijk uit mond, neus en oogen, en eenige afzichtelijke duivels schieten toe om hare ziel naar de Onderwereld te slepen. Op dit oogenblik valt zij in zwijm en blaast den laatsten adem uit. Maudgaliayana, ten volle overtuigd dat zijne moeder in de Hel de vreeselijkste pijnen moet verduren, omdat zij zich schuldig maakte aan het eten van het verboden voedsel, is ontroostbaar en geeft zich zonder ophouden aan versterving en boetedoening over om voor hare misdaad te voldoen. Op zekeren nacht ziet hij haar in zijn droom met gescheurde kleederen en de sporen van de vreeselijkste ellende op het gelaat naar hem toekomen. Het papieren geld, dat hij ten haren behoeve heeft verbrand, wordt haar uit de handen gerukt door andere hellewezens, en de papieren kleederen, die hij voor haar in vlammen heeft doen opgaan, ondergaan hetzelfde lot: en als zij tot stilling van haar honger iets wil nemen van de spijzen, die haar zoon voor haar op een offertafel heeft uitgestald, schieten kwaadaardige spoken en demonen toe om haar die te ontrooven. De ongelukkige nadert zoo de slaapstede van haren zoon, legt hem op hartverscheurenden toon haar beklagenswaardigen toestand bloot en bezweert hem haar toch uit de martelingen van de Hel te verlossen. Plotseling schiet Maudgaliayana wakker: het spookbeeld verdwijnt, en hij neemt het wanhopig besluit zichzelven vergif toe te dienen om bij zijne moeder in de Onderwereld te belanden.

Nu krijgt men op het tooneel de verschillende afdeelingen der Hel te aanschouwen, waarin de verdoemden op allerlei wijzen worden gemarteld en die Maudgaliayana grootendeels doorloopen moet, alvorens hij zijne moeder kan ontmoeten. Dat deze ijselijkheden en marteltooneelen door de omstanders met open monden aandachtig worden gevolgd en een diepen indruk maken, behoeft niet gezegd te worden. Eindelijk aanschouwt de ouderlievende zoon voor het eerst zijne moeder op het oogenblik dat zij in een pot met kokende olie geworpen en er geheel in elkaar gekrompen, verschrompeld en verschroeid door de beulen wederom met een ijzeren vork uit te voor. schijn wordt gehaald. Hij werpt zich voor den bestuurder van deze afdeeling der Hel

« PreviousContinue »