Page images
PDF
EPUB

Ten slotte zij nog aangestipt, dat sommige studenten en geletterden op den 7den der zevende maand een offerande aan de Goden der Letterkunde brengen, en wel in het bijzonder aan Khwej Sing, wiens monographie in onze verhandeling over den 3den van de tweede maand is opgenomen.

ZEVENDE MAAND, VIJFTIENDE DAG.

TWEEDE FEESTDAG VAN DE HEEREN DER DRIE WERELDEN.

Vermoedelijke beteekenis van dezen dag, alsmede van den hā-goán. Familie-offerande aan de voorouders. Eendvogels in de zevende maand. Offerande aan de Godin-Moeder.

Een laatste feestdag in de zevende maand, die nog te behandelen overblijft, is de zoogenaamde tiong-goán ('), de geboortedag van den geest die de aardkracht bestiert. Wat deze geest, tee-koan (2) geheeten, waarschijnlijk te beteekenen heeft, werd reeds op bladz. 5 eenigszins toegelicht, terwijl ook in de eerste regelen der verhandeling over het Lantarenfeest het een en ander over den oorsprong en de beteekenis van den naam tiong-goan werd gezegd. Er blijft ons derhalve niets anders over dan aan te stippen dat, zoo goed als de geboorte van den thijen-koan of den geest die de hemelkracht bestiert, in de eerste lentemaand wordt geplaatst, omdat alsdan die kracht zich in de herlevende Natuur begint te openbaren (3), men den feestdag van den tee-koan in den aanvang van den herfst viert, omdat op dat tijdstip alle voortbrengselen tot rijpheid beginnen te komen en, als door een daartoe aangestelden aardgod, worden verdeeld en rondgestrooid. Deze geest, de tee-koan, doet zich dus eerst door zijne werken kennen in de zevende maand: hij wordt, zooals de Chineezen zeggen, geboren. Vandaar dat de 15de van die maand, evenals de 15de van de eerste, door hen onder den naam van saam kài-kong sing (*) of "geboortedag der drie Wereldhee en" wordt aangeduid.

Resumeerende, volgt dus uit het bovenstaande in verband met hetgeen op de aangehaalde bladzijden van dit werk is gezegd, dat de tiong-goán zooveel als het middelste der drie tijdstippen is, waarop het scheppende beginsel der Natuur in zijn jaarlijkschen kringloop het meest op den voorgrond treedt. De beteekenis van de twee eerste dier tijdstippen laat zich dus gemakkelijk verklaren; doch moeielijker valt het rekenschap te geven van het derde, den zoogenaamden ha-goán (*). Deze valt, zooals reeds op bladz. 100 is gezegd, op den 15den van de tiende maand, en vertegenwoordigt dus het tijdstip waarop zoowel het voortbrengend als het rijpmakend beginsel der Natuur den winterslaap ingaan om niet voor het volgende voorjaar te ontwaken; maar wat de soei-koan of de op bladz. 5 genoemde geest van den dampkring en het water

(1) Zie bladz. 100, noot 7. (3) Bladz. 5, noot 17. (3) Vergel. bladz. 100.

(*) Bladz. 100, noot 5. (5) Zie bladz. 100, noot 8.

met dien dag te maken heeft, is, wij bekennen het volmondig, ons lang zoo duidelijk niet. Wellicht hebben de Chineezen uit zucht naar regelmaat zijn feestdag op den 15den van de eerste wintermaand geplaatst, daar immers ook de thijen-koan en de tee-koan respectievelijk op denzelfden datum van de eerste lente- en herfstmaand worden vereerd. Het is echter ook mogelijk, dat de verwarring met den dzjíen-koan of den geest die het menschelijk noodlot regeert, van wien op bladz. 5 melding is gemaakt, daarvan de oorzaak is. Want duidelijk is het zeker, dat bij een landbouwend volk zooals de Chineezen zijn en sinds de hoogste Oudheid zijn geweest, het individueel geluk of ongeluk hoofdzakelijk bepaald wordt door de grootere of kleinere hoeveelheid grondvoortbrengselen, die men in het afgeloopen jaar heeft kunnen oogsten, en bijgevolg de geesten, die het menschelijk noodlot in handen hebben, reeds in den aanvang van den winter zich beginnen te doen kennen, of om zoo te zeggen, geboren worden. Inderdaad bestempelen dan ook de Chineezen van Emoy den ha-goán, evenals den siōng-goán en den tiong-goandag, met den naam van saam kaì-kong sing of "geboorte der drie Wereldheeren" (6).

De wijze waarop de offerande aan den tee-koan op den 15den der zevende maand in haar werk gaat, behoeft hier niet vermeld te worden, aangezien zij slechts eene herhaling is van de offerande, die men op den dag van het Lantarenfeest aan den thijen-koan opdraagt en op bladz. 100 en volg. beschreven is. Wel echter dienen wij te wijzen op de groote offerande, welke dien dag gebracht wordt aan de voorouders, die in de tabletten op het altaar huizen.

Het laat zich begrijpen dat een maand, die aan de voeding en verlossing van de afgestorvene zielen in het algemeen gewijd is, niet mag voorbijgaan zonder dat ook elk in het bijzonder zijne eigene afgestorvenen van het noodige voorziet. En tot dit doel is de vijftiende dag bestemd. Men wachte zich echter wel te gelooven, dat de hier bedoelde offerande, evenals het voedingsfeest ten behoeve van de preta's, vrucht is van een Boeddhistischen boom. Integendeel bestond zij reeds onder de dynastie der Tsjow (1122-255 vóór Chr.), en dus lang vóór Sakyamoeni's naam ooit in China was gehoord. Het is het Boek der Ritualen van die dynastie, de zoogenaamde Tsjow-li waarvan op bladz. 169 het een en ander is gezegd, hetwelk dit bewijst getuige een passage die ons leert, dat men aan de overledene vorsten hulde bracht door offeranden in de lente, den zomer, den herfst en den winter. Volgens de commentaren werden die in de eerste maand van elk dier vier jaargetijden opgedragen (7).

(*) In tempels, waar het groote voedingsfeest ten behoeve van de zielen op den 15den van de zevende maand wordt gevierd, plaatst men dikwerf een papier of bord met het opschrift: drie bestuurders Groote Goden" (vergel. bladz. 103, noot 20) op een voor elkeen zichtbare plaats, opdat de vereerders en offeraars zich voor dien vertegenwoordiger van de eerstaanwezende godheden op dien avond zullen nederbuigen en wierook branden, alvorens zich met den tempelafgod en de preta's te bemoeien.

(7) Op. cit., hoofdst. #Ambtenaren van de Lente", 1. Biot's vertaling, I,

bladz. 423.

De keuze der spijzen, die tegenwoordig te Emoy op de offertafels van den 15den der zevende maand verschijnen, is aan geene vaste regelen gebonden. Zij mogen echter gezegd worden vrij wel met die, welke men op Nieuwjaarsdag den voorouders aanbiedt, overeen te stemmen en dus eene collectie eet waren uit te maken, zooals over het algemeen worden opgebracht om gasten te onthalen. Bijna altijd echter zal men een of meer toebereide eendvogels op de offertafels zien prijken, hoewel, voor zoover wij hebben kunnen nagaan, daaraan geen speciale zinnebeeldige beteekenis wordt vastgeknoopt. Zoodra in zuidelijk Foehkjen de rijst en het koren zijn binnengehaald, laat men de eenden losloopen in het veld en zich te goed doen aan de achtergebleven korrels, de poppen en insekten in den grond; zij zijn dus in de zevende maand vet, worden veel aan de markt gebracht en bijgevolg goedkoop verkocht: vandaar wellicht, dat zij alsdan als offerartikel zoo gewild zijn. De slachting, die op den 15den onder die dieren wordt aangericht, is dan ook zóó groot, dat zij geboorte heeft gegeven aan een eigenaardig volksgezegde, hetwelk een stoeren en onbeschaamden kerel, die alle gevaar onder de oogen durft zien en zich door geen vrees voor straf of verguizing van minder fraaie handelingen laat terughouden, spottenderwijze kenschetst als een eendvogel, die zelfs in de helft der zevende maand den dood niet vreest" tshiet-geh-poà"-ah um tsai sí (8).

Het ceremonieel, aan de offerande verbonden, verschilt niet van dat, hetwelk op bladz. 15 is beschreven. Alleen verdient nog te worden gezegd, dat men in sommige gezinnen de papieren kleederen ten behoeve van de dooden verbrandt, die op bladz. 334 werden vermeld. Sommigen brengen buitendien nog een vleeschofferande aan de huisgoden en vereeren de godin Tsiú-Bóe, wier monographie reeds in de verhandeling over den 15den van de zesde maand opgenomen is.

Ten slotte zij nog gezegd, dat de onderhavige feestdag te Emoy meestal met den naam van tshiet-geh-poà" (") of "helft van de zevende maand" wordt aangeduid.

(3)七月半鴨不 知死,

Is het louter een spel van het toeval, dat ongeveer in denzelfden tijd van het jaar, waarop in China zooveel eenden geofferd en verorberd werden, in Engeland de zoogenaamde Michaelmasgoose bijna alom op de tafels prijkt?

"There is", zegt Brand, an old custom still in use among us, of having a roast goose to dinner on Michaelmas Day (29 Sept). Beckwith, in his new edition of the Jocular Tenures, annotates: "Probably no other reason can be given for this custom, but that Michaelmas Day was a "great Festival, and Geese at that time most plentiful". In Denmark, where the harvest is later, "every family has a roasted goose for supper on St. Martin's Eve (11 Nov.).

The practice of eating goose at Michaelmas does not appear to prevail in any part of France. Upon St. Martin's Day they eat turkeys in Paris. They likewise eat geese upon St. Martin's Day". ("Observations on popular Antiquities", bladz. 201.)

(3)七月半

ACHTSTE MAAND, DERDE DAG.

FEESTDAG VAN DEN KEUKENGOD. (*)

Uitgebreide eeredienst van den Keukengod. Oudste berichten omtrent hem in het Boek der Ceremonien. Hij is de oude Vuurgod, die met brandstapels werd vereerd. Hoe men hem als zoodanig met een menschelijk wezen Tsjoeh Joeng vereenzelvigde. De God van de Keuken, als een schoon jongeling voorgesteld.

Agni, de God van het Vuur- der Brahmanen. Lofzang, aan den Rigveda ontleend. Hij werd, evenals de Vuur- of Keukengod der Chineezen, met brandstapels vereerd en als jongeling voorgesteld.

Agni en de Keukengod als gezanten tusschen de goden en de menschen. Zij oefenen als zoodanig grooten invloed op de huiselijke welvaart uit. Reizen van den Keukengod naar den Hemel. Plechtigheden bij zijn vertrek en zijne terugkomst; het verbranden van papieren paarden en middelen van vervoer. Vlugschrift ter opwekking tot den dienst van den Keukengod.

Hoe de God van de Keuken der Chineezen op verschillende dagen des jaars wordt vereerd. Hoe hij wordt afgebeeld en voorgesteld. Verschillende namen.

"There are", zegt Doolittle two objects of worship, as the Chinese aver, to be "found in every family, viz. the ancestral tablet and the kitchengod. The practice of "worshipping the latter is as universal as that of worshipping the former. Incense "and the candles are regularly burned before the god of the kitchen on the first and the "fifteenth of every month, morning and evening. Some families burn incense and "candles before this god daily. On the occurrence of the great festivals in the fifth "month, in the middle of the eighth month, and at the winter solstice in the eleventh, "and the New Year, besides incense and candles, offerings of food are presented before "this divinity in most families, accompanied with the burning of mock-money. The kitchengod is one of the peculiar institutions of China" (1).

waar

Inderdaad, het zal bezwaarlijk gaan ergens te Emoy een huis aan te treffen, van de vereering van den Keukengod geen werk wordt gemaakt. Waar maar

(*) Deze verhandeling werd grootendeels reeds opgenomen in de China Review", deel VII bladz. 418, eu VIII bladz. 388.

[ocr errors][merged small]
« PreviousContinue »