Page images
PDF
EPUB
[ocr errors]

Dat denkbeeld van een god, die onophoudelijk en rusteloos tusschen Hemel en Aarde zich beweegt en als afgezant tusschen den offerenden mensch en den troon der goden heen en weder reist, schiep natuurlijkerwijze een tweede, namelijk dat van paarden, die hem dienden als middel van vervoer. In het tweede couplet van bovenstaanden lofzang op Agni wordt deze dan ook als menner, betoomer van paarden (Rossebändger) aangeroepen een naam, die volkomen reden van bestaan bezit, wanneer men in het oog houdt, dat een oorspronkelijk volk geen sneller middel van vervoer kent dan het paard (26). Ook hunnen Keukengod laten de Chineezen met paarden naar den Hemel rijden. In den avond vóór zijn vertrek (27) worden papiertjes, waarop die dieren alsook draagstoelen enz. zijn afgebeeld: d. z. de zoogenaamde "ziele- of wolkepaarden" (bladz. 23) op een zeef geworpen, aangestoken en in de lucht verstrooid; men plaatst water, gras en boonen aan de huisdeur als voedsel voor de paarden en herhaalt hetzelfde op den dag van zijn terugkomst, namelijk tegen den 14den van de eerste maand (q. v.). Daar echter elders in dit werk meer uitvoerig over die verrichtingen gesproken wordt, zullen wij hier volstaan met eene eenvoudige vermelding, en voor het overige den lezer naar de zooeven aangehaalde plaatsen verwijzen.

Het is nu volkomen duidelijk, waarom de Chineesche God van het Vuur en van de Keuken zoo zeer bij het volk in aanzien staat. Immers, het was waarschijnlijk eertijds door zijne tusschenkomst, dat de brandofferanden de goden bereikten en deze daardoor ten gunste van de offeraars werden gestemd: hij is het thans nog, die onmiddelijk doordringt tot den troon van den oppersten Hemelheer en door zijue rapporten over het gedrag van de familie grooten invloed op de bovennatuurlijke raadsbesluiten uitoefent. Daarom bestempelen de Chineezen van Emoy hem met den naam van Soe Bing (28), i. e. "Bestierder van het Noodlot". Ook Agni werd verheerlijkt als de godheid, door wien zegeningen uitgedeeld en huiselijke vrede en geluk bevorderd worden. Men late slechts het oog over de coupletten 3, 4 en 5 van den aan hem gewijden lofzang gaan, waarin hij wordt aangeroepen als "uitdeeler van rijkdom"men en heer van alle goed, die vijanden verdrijft, en als God van het Hemelvuur, "die zijn volk met regen en duizendvoudige spijzen zegent" (29). Hoedanig nu de Chineezen van Emoy op hunnen Keukengod als beschikker over hun huiselijk geluk nederzien, hopen wij duidelijk te maken door de vertaling van een vlugschrift, hetwelk ons ten tijde van ons verblijf te Emoy in handen kwam en ten doel had de bevolking tot meerderen eerbied jegens den voornaamsten harer huisgoden op te wekken. Het luidt:

(**) Op een andere plaats in de Rigveda (VI, 75, 7) wordt gezegd, dat de paarden van Agni de vijanden met hunne voorpooten overwinnen. De Gubernatis, die Thiere in der indogermanischen Mythologie", deel I, hoofdst. 2, bladz. 261.

(7) Zie onze verhandeling over den 24sten van de twaalfde maand.

[ocr errors]

(**) Ook in onderstaande hymne verschijnen de paarden van Agni, en treedt deze godheid

"De God van de Keuken draagt den familienaam Tsjang (30) en sinds zijn "dood den naam Sjen (31). Zijn bijnaam is Foe Kwoh (32). Zijn geboorte- of

op als jongeling en als boodschapper tusschen menschen en goden. Zij is getrokken uit Vasishtha VII, 3; ap. Müller, "History of ancient Sanskrit Literature", hoofdst. IV, bladz. 547.

"Neighing like a horse that is greedy for food, when it steps out from the strong prison; #then the wind blows after his blast; thy path, O Agni, is dark at once.

"O Agni, thou from whom, as a new-born male, undying flames proceed, the brilliant smoke goes towards the sky, for as messenger thou art sent to the gods.

"Him alone, the ever-youthful Agni, men groom, like a horse in the evening and at dawn; they bed him as a stranger in his couch; the light of Agni, the worshipped male, is lighted."

In de volgende lofzangen (Rigveda VIII, 11, en I, 74) verschijnt Agni, behalve in bovengenoemde hoedanigden, nog buitendien als hoogepriester (d. w. z. als tusschenpersoon tusschen goden en menschen) en als god van zegen en geluk, die vijanden verdrijft.

"Thou strong Agni, art to be praised at the festivals, thou who like a charioteer carriest the "offerings to the gods.

"Fight and drive thou away from us the fiends, O Jâtavedas, the ungodly enemies, O Agni! "We sages call the sage te help, we mortals call on the god for protection, we call on Agni with #songs. Replenish thy own body, O Agni, and grant happiness to us!"

"As we go to the sacrifice, let us say a song to Agni, to him who hears us even from afar. "He who, existing from of old, defended the house for the sacrificer when hostile tribes were gathering together.

"Let even the nations confess, "Agni was born, the slayer of the enemy, the winuer of booty in every battle."

[ocr errors]

He whose messenger thou art in the house, whose offerings thou art pleased to accept, and whose sacrifice thou renderest efficient.

"Of him indeed, O Angiras, son of strength, people say that his offerings are good, his gods are good and his altar is good.

"Bring hither, O serene Agni, these gods, bring them that they may be praised, that they may accept the offerings.

"When thou, O Agni, goest on a mission, the sound of the horses of thy moving chariot is never heard.".. enz.

(°) Zie noot 19.

(31) Zie noot 20.

Müller, op. cit., bladz. 549.

(2) Een fatsoenlijk Chinees is gewoonlijk verscheidene namen rijk. Bij zijne ge孚郭

boorte ontvangt hij een dzóe-miang of melknaam; op rijperen leeftijd, meestal bij zijn huwelijk, neemt hij een titel dzoe-miang of tsoe-miang Z aan, en zoo hij Mandarijn mocht worden cen koan-miẩng of ambtsnaam. Op school noemt de meester hem bij zijn tajheh-miáng册名 of boekenaam, en is hij eindelijk dood, dan ontvangt hij een hoeì-miang 諱名 of gewijden naam, "dien men moet eerbiedigen en eeren". Deze laatste is het, die gemeenlijk op de tabletten geschreven en in den grafsteen uitgehouwen wordt.

Wij zijn niet in staat den oorsprong en de reden van bestaan van al de hierboven in den tekst genoemde benamingen voor den Keukengod op te sporen. Geen enkel boek toch gaf ons eenige inlichting op dit punt en een vraag, daaromtrent door ons op bladz. 420 van deel VII der China-Review" gesteld, bleef tot op heden onbeantwoord. Vermoedelijk moet hier aan een nieuwe samensmelting van den God van de Keuken met een menschelijk wezen worden gedacht: aan eene herhaling van hetgeen oudtijds ten opzichte van Tsjoeh Joeng geschiedde (vergel. bij noot 8).

[ocr errors]

"feestdag valt op den 3den van de achtste maand, en alsdan moet men hem vereeren wen offeranden brengen. Hij wordt betiteld met den naam van Bestierder van het "Noodlot (33), omdat hij het levenslot van het gansche huisgezin beheerscht en in de "hand houdt. Hij is de godheid, die zich het meest van alle met de menschen in "verbinding stelt en al hunne bewegingen, hun doen en laten tot in de kleinste bij#zonderheden bespiedt. Den 30sten van elke maand neemt hij het register van alle "goede en slechte daden van het huisgezin en brengt rapport uit aan den Hemelschen "Rechter, zoodat de geringste kleinigheid niet blijft verborgen of verheeld. En sneller "dan de schaduw of de echo daalt geluk of rampspoed over den bedrijver neer. Daar"om bekleedt hij de eerste plaats onder de vijf godheden, aan wie geofferd wordt (34), "maar de menschen vereeren andere goden en toch - is er wel een enkele, die mach"tiger is dan de God van de Stookplaats? Het gevolg is, dat hij eenzaam en verla"ten blijft en men hem nergens meer ziet vereeren. Gij die hoofden van huisgezin"nen zijt, let er op en weet toch wel, dat gij volstrekt niet moogt toelaten dat kin"deren en bedienden, slaven en slavinnen zingen of joelen voor het fornuis; dat zij er runder- of hondenvleesch koken (35) of er haren, beenderen of geschreven papier ver"branden (36); dat zij er kleederen drogen en met handen, die onrein zijn tengevolge "van het doen van hun behoefte, boven het fornuis komen. Een moeder, Een moeder, die pas

"heeft gebaard, mag zich niet ter zijde (van de stookplaats) nederzetten of er koken, "en geen mes of bij mag boven op het fornuis worden gelegd. Men mag er ook "geen bezem tegenaan zetten, noch er gember, uien, knoflook of radijs stampen of hakken. Men mag geen vuur uit den oven nemen om er wierook mede aan te ste"ken (87), noch met vuil hout eten koken. Wordt dit alles niet in acht genomen, "dan zal, al maakt zich het hoofd des huizes niet persoonlijk schuldig aan het feit, "de straf toch werkelijk nederkomen op zijn hoofd. Wij wenschen daarom ter wille "van de hoofden van gezinnen de slaven en slavinnen te vermanen en te waarschu"wen, opdat zij zorg dragen dat de ruimte voor den oven nu en dan worde gereinigd "en schoongemaakt, dat met nieuwe en volle maan wierook en lautarens worden ont"stoken en op den 30sten avond van iedere aand met ijver en vroomheid ceremo"niën en eerbewijzingen worden verricht. Alsdan zal de godheid rust genieten, het

(**) Soe Bing: zie noot 28.

1

(**) De schrijver bedoelt hier waarschijnlijk de vier huisgoden, die op bladz. 8 ziju opgesomd, met de goden van de deur, op bladz. 21 vermeld, incluis.

(*) Men weet dat de Chineesche literati het is nog niet volkomen uitgemaakt op welke gronden zich van rundvleesch onthouden; doch waarom het den Keukengod onaangenaam moet stemmen als men hondenvleesch kookt op het fornuis, is minder duidelijk. Wellicht was de schrijver van het vlugschrift eenigszins met Mohamedaansche beginselen behebt.

(*) Sommige Chineezen wisten ons te vertellen, dat de God van de Keuken heilig werd nog vóór hij lezen had geleerd, en zich dus beleedigd zal gevoelen wanneer men de hatelijkheid zóó ver drijft, van zijne woonplaats te bezoedelen met beschreven papier.

(*) Zijn godschap zou misschien jaloersch worden op zijne confraters, indien zij wierook ontvingen ontstoken aan zijn vuur!

"huisgezin zal bloeien en gelukkig worden, en kinderen en jaren zullen toenemen en "vermeerderen!

Indien er op deze wereld mannen en vrouwen zijn die een misslag hebben "begaan, en daarvoor kunnen boete doen en berouw gevoelen: hun geluk zal onuit"puttelijk wezen. Hij die dit leest behoort het ernstig ter harte te nemen en te "waardeeren, en wij zullen ons gelukkig rekenen indien dit (geschrift) niet wordt ge"minacht of ter zijde gelegd. Met voordacht heb ik het doen graveeren (in drukplan"ken), om het te publiceeren en rond te deelen ter vermaning

"Op de dagen waarop de god bezigheden heeft mag men geene potten schrap"pen. Deze dagen volgen hieronder:

(En nu worden zestig dagen van het jaar genoemd, waarvan het echter onnoodig is hier aanteekening te houden. De vrome uitgever gaat voort:)

"Zoo iemand van het gezin zich niet op zijn gemak voelt of de zaken niet "naar wensch gaan, dan komt het doordien de Keukengod beleedigd is door het af "schrappen van potten of het koken op het fornuis. O, zoo gijlieden kunt, neemt "dan dit (geschrift) ter harte en eerbiedigt het, dan zal uw eigen hart en uw huis "rein en gelukkig wezen en zullen ouden en jongen gezond zijn en vrede genieten. En wals gij het doen kunt, laat het dan drukken en verspreiden en wekt daardoor de menschen op tot berouw, dan zult gij van zelf uwe gelukzaligheden zich zien op"stapelen en uwe jaren vermeerderen. Want dit is wezenlijk zoo de natuurlijke loop van "Zaken!"

Het bovenstaande vlugschrift is duidelijk genoeg en behoeft geene toelichting: het toont hoe groot de achting is, die het volk zijnen Keukengod toedraagt, en hoezeer de Chineezen overtuigd zijn dat hunne gezinnen zullen bloeien en gelukkig worden en kinderen en jaren zullen toenemen en vermeerderen, indien men hem slechts de noodige offeranden brengt. Er blijkt ook uit hoe verscheidenen hunner gelooven, dat hij op het einde van iedere maand ten hemel klimt; doch deze meening wordt lang niet door een ieder zonder onderscheid gedeeld. De meeste bewoners van Emoy vereeren hem niet anders dan met de gewone offerande van wierook, kaarsen en thee van den 1sten en 15den van elke maand (zie bladz. 9); anderen branden wierook hem ter eere op elken dag zonder onderscheid, en weder anderen (voornamelijk zij die in zijue maandelijksche hemelreis gelooven) offeren confituren, goudpapier en wierook op den laatsten van iedere maand. De offerande wordt zoo goed als altijd opgedragen bij de stookplaats, doch ook dikwerf voor het afgodskastje, ingeval het beeld van den Keukengod daarin aanwezig is.

Bovendien brengt men hem nog eene offerande op elken dag van algemeene lares-vereering; maar daar die dagen voor en na in dit werk zijn behandeld, staan wij er niet bij stil.

De twee hoofdfeestdagen, die aan den Keukengod zijn gewijd, vallen op den

3den van de achtste en den 24sten van de twaalfde maand. De eerstgenoemde datum is zijn geboortedag en de laatste de dag waarop hij stierf, of omgekeerd: daarvan zijn de Chineezen niet heel zeker, en wijzelf natuurlijk evenmin. Op beide dagen draagt men hem de gewone vleeschofferande op, die ook de andere goden op hunne feestdagen ontvangen en op bladz. 24 beschreven is.

De God van de Keuken wordt door sommigen als een grijsaard, door anderen als een baardeloos jongman, en nu eens in zittende, dan weer in staande houding afgebeeld. Bijna altijd houdt hij den memorieplank (tsaò-páan, zie bladz. 211), waarop hij verondersteld wordt aanteekening te houden van hetgeen hij den Hemelgod wil kenbaar maken, met beide handen omklemd. In verreweg de meeste huisgezinnen wordt hij vertegenwoordigd door een vel papier, waarop zijn portret is afgedrukt of zijn naam en titel staan te lezen, en dat òf nabij de stookplaats òf daar waar men de goden gewoonlijk vereert wordt aangeplakt. Dikwijls ziet men hem ook voorgesteld met eene vrouw, die bezig is hare huisdieren te voeden aan zijne voeten, en het opschrift moge het geheele gezin vrede genieten en de fokkerij van de zes soorten van huisdieren (38) bloeien" nevens hem.

De gewone naam, waaronder de God van de Keuken bij de Emoy-Chineezen bekend staat, is 1saò-Koen-Kong (39) of "Hertog-Keukenvorst." Andere namen zijn 1saò-Koen Keukenvorst" of "Vorst van de Stookplaats"; Tsaò-Sien (40) "God van de Keuken"; Soe-Bing Tsaò-Koen (41) "Keukenprins-Bestierder van het noodlot" enz.

(*) Het paard, het rund, het schaap, het varken, de hond, het hoen.
('') Zie bladz. 8.

(**) Zie noot 13. (*) *#.
司命灶君,

« PreviousContinue »