Page images
PDF
EPUB

ACHTSTE MAAND, VIJFTIENDE DAG.

HET GROOTE HERFSTFEEST (').

$1.

Dankofferande aan de Aarde voor het welslagen van den oogst. Koekjes van rijstmeel en hennepzaad. Prototype van de herfstofferande in het Boek der Ceremonien" en het "Boek der Liederen". Verder verloop van het oogstfeest op het platteland en in de steden.

§ 2.

Zon- en Maanvereering in het oude China in de lente en den herfst. De historische Encyclopedie van Ma Twan Lin. De godsdienstige wijsbegeerte der Chineezen over het verband tusschen Zon en Maan, de vier hemelstreken, de vier jaargetijden en de vier voornaamste tijdstippen van den dag. Hedendaagsche Zon- en Maanvereering door den Keizer in de hoofdstad van het Rijk.

Offerande aan de Maan, tegenwoordig door de vrouwen en meisjes van Emoy gebracht. De Maan als Godin der Vrouw. Het vrouwelijk karakter van de Maan. Zij is het zinnebeeld van alles wat den Keizer en den man ondergeschikt is. Huwelijk tusschen Zon en Maan bij de Egyptenaren, Grieken en Chincezen. Koeken, ter vereering van de Maan vervaardigd.

A. Oorsprong der legenden omtrent levende wezens in de Maan. Het Maanoudje" der Chineezen. Het beschikt over de huwelijken. De legende van Wej Koe. De Maan, als Schikgodin des Huwelijks in Europa. Verliefden in den maneschijn in Nederland en het oude China. De invloed van de Maan op het huwelijk, ook in Indië erkend. Het Mannetje in de Maan der Sumatranen en Bimaneezen.

B. Het Vrouwtje in de Maan. De legende van How I en Hung Ngo, met die van het Mannetje en het Vrouwtje in de Maan van Europa vergeleken. De oudste lezingen der legende van Hung Ngo. Gissing naar den oorsprong.

C. De Pad in de Maan. De Maankikker van de Veda's. De Maan als regengevende macht, zoowel bij de oude Indiërs als de Chineezen.

Verdeeling van het Heelal in een mannelijk en een vrouwelijk beginsel. Maan en water, beide met het vrouwelijk deel en bijgevolg met elkander vereenzelvigd. Het geloof in de verwantschap van Maan en water, ook door de Westersche Oudheid gehuldigd. Gemeenschappelijke denkbeelden van oude Westersche en Chineesche schrijvers omtrent den invloed van de Maan op de dieren, die in het water leven.

De Maanpad der Chincezen: een verbasterde vorm van den Maankikker der Hindoes.

(1) Tiong-tshioe-dejíet lett. dag van het midden van den herfst".

Reden waarom hij niet in zijn waren vorm overgenomen werd. Rol van den pad in de fabelleer der oude Chineezen.

D. De Haas in de Maan, aan de oude Hindoes ontleend. De Maanhaas in de Boeddhistische mythologie. Sporen van verwantschap tusschen den haas en de Maan in het "Boek der Ceremonien".

De wedelsteenen" haas der Taoisten. De bijnaam edelsteen" ook aan de Maan gegeven. De drank der onsterfelijkheid, door den Haas in de Maan bereid. De Genii van Edelsteen, die de Maan bewonen. Geneeskrachtige en levenverlengende boomen in de Maan. De Maanhaas in Pausanias en in de fabelleer der Russen.

E. Boomen in de Maan. De djamboeboom van den berg Meroe. De Cassia, met den Maanboom vereenzelvigd. Rol van den Cassia in de geneeskunst der Chineezen. Hij is de boom van den herfst bij uitnemendheid. Cassiazaden, in Boeddhistische kloosters nedervallende uit de Maan. Historisch overzicht van den Maancassia. Zijn vereenzelviging met den "sâla" der Boeddhisten.

De Cassia, als zinnebeeld van letterkundige glorie. Staatsexamens in het midden van den herfst. De maankoeken, met de namen der letterkundige graden bestempeld en op het Groote Herfstfeest verdobbeld. Het feest van het omhoog klimmen”.

F. De Houthakker in de Maan. Vergelijking zijner legende met die van den houthakker der Germaansche maanmythologie. Andere levende wezens, die de Chineezen in de maanschijf plaatsen. Vereering van de Maanbewoners.

$3.

Het kijken naar de Maan. Reeds oudtijds waren de Chineezen hiervan groote liefhebbers. Het terras van Woe Ti, tot dat doel gebezigd. Het hooren van wierook". Hoe dit met de Maan in betrekking staat. De Maan, als Schikgodin der Vrouw, voorspelster van het weder en beschikster over het welslagen van den oogst geraadpleegd over de toekomst. De legende van Jin Sze. Het uithangen van lantarens ter eere van de Maan.

§ 1.

OOGSTFEEST TER EERE VAN DE AARDE.

Zoo zijn wij genaderd tot het Groote Oogstfeest der Chineezen: den dag waarop het volk, na de producten van het veld te hebben binnengehaald, de liefdevolle Aardgodin met een offer van dankbaarheid herdenkt en zich overgeeft aan ontspanning en vermaak. De werkzaamheden, aan het aanrechten der offertafels verbonden, openen gewoonlijk den dag. Vleeschspijzen, koekjes, suikergoed en wijn worden met nog meer andere artikelen voor het tabernakel van den God van het Land of van den Rijkdom klaargezet, die, zooals de lezer weet (2), voor zoc ontelbaar veel gezinnen de huisgod is; het hoofd van de familie, al dan niet door de huisgenooten hierin nagevolgd, treedt voor om de gewone ceremonien te verrichten, en een knetterend geraas van "crackers" sluit de plechtigheid. Reeds vroeger gaven wij een beschrijving van de wijze, waarop

[ocr errors]

(2) Zie bladz. 123.

de offeranden aan de Aardgodin in het werk gaan; en dus mogen wij ons er toe bepalen den lezer te verwijzen naar hetgeen dienaangaande in § 4 van onze verhandeling over den 2den van de tweede maand ten beste is gegeven.

In dat gedeelte van ons werk deelden wij ook mede, dat een speciale offerschotel, uit rijst en oesters samengesteld, dien dag aan de Goden der Aarde bij wijze van smeekgebed om voedsel voor het loopende jaar wordt opgedragen. Eveneens deden wij den lezer in onze beschrijving van den 6den dag der zesde maand opmerken, dat koekjes van rijst, voorbedachtelijk voor de gelegenheid vervaardigd, als offerande voor het bijna rijpe koren der Godin eerbiedig worden aangeboden. Geheel natuurlijk is het dus, dat ook ditmaal op het groote dankfeest van den herfst een bijzonder offerartikel optreedt, en wel in den vorm van zachte, ronde koekjes van gestoomd rijstemcel met. hennepzaad vermengd, die bij de bevolking onder den naam van tsí (3) doorgaan.

Bij uitsluiting voor de Goden van het Land bestemd, worden zij, zoo de beeltenissen dezer hoogere machten zich ook ergens anders (bijv. in het open veld of den een of anderen tempel) mochten bevinden, ook daar met de gewone plechtigheden opgedragen. Vele lieden plaatsen naast elken schotel koekjes nog buitendien een tweeden met kandij of suikergoed, of vullen ook wel de koekjes van binnen met een weinig suiker op: zonder twijfel om daardoor de zoetheid en het geluk des levens zinnebeeldig voor te stellen, die de liefdevolle Moeder-Aarde haren kinderen in den vorm van een overvloedigen oogst heeft toebedeeld zegeningen, die zij zeer zeker ook, zooals het volk vertrouwt, voor den vervolge met milde hand over dorpen en gezinnen zal uitstrooien.

[ocr errors]

Bijna is het overbodig te vermelden, dat die koekjes, uit hennep en rijst vervaardigd, op een dankoffer wijzen voor de eerstelingen van den oogst, en wel aan de Godheid, die deze producten heeft doen rijpen. Als zoodanig treedt een er van, namelijk de hennep, reeds in het oude Boek der Ceremonien op. "In de middelste maand van den herfst" zoo leest men in het hoofdstuk over de Maandelijksche Voorschriften van dit merkwaardige document uit den dageraad der Chineesche historie, "deed de "Keizer bezweringen om de herfstlucht te doen doorkomen en gebruikte hij hondevleesch "en proefde van den hennep; doch eerst werd(en die artikelen) in den voorvaderlij"ken tempel geofferd". Naar een meer duidelijk prototype van de oogstofferande, zooals die tegenwoordig wordt gevierd, zoekt men echter in die Li-ki te vergeefs. Dat treft men slechts in het Boek der Oden en Balladen" of de zoogenaamde Sjiking aan hetzelfde oude werk, dat ons ook inlichtingen aangaande de geschiedenis van het offerfeest van den 6den der zesde maand (q. v.) verschafte en zich toen mede als een vruchtbare bron voor de kennis van oude gebruiken, toestanden en zeden van het Chineesche volk kennen deed.

Het tweede deel van dit merkwaardige boek bevat namelijk een oogstlied, dat in de achtste eeuw vóór onze jaartelling door een ambtenaar van den vorst bij gele

(2) 餐

genheid van het heffen der tiendrechten werd gezongen en waarvan een gedeelte (1) aldus luidt: Met mijn offerkoren en mijn offerschapen offeren wij aan de Goden "van het Land en van de vier Hemelstreken. Mijn velden zijn reeds geoogst tot "vreugde van den landman. Met harpmuziek en slaande trommen roepen wij den "stamvader van den landbouw (5) aan en bidden wij om zoele regens, opdat onze "gierst vermeerdere en zegen over mannen en vrouwen dale". Geen twijfel is bijna mogelijk omtrent de verwantschap van het hier bedoelde offerfeest met dat van den huidigen dag (); en onwillekeurig denkt men zich die "harpmuziek en slaande trommen" van dien ouden tijd terug, wanneer men in het midden van den herfst in China het platteland bereist en bijna geen dorp kan binnentreden, zonder te stuiten op tooneeluitvoeringen in de open lucht. Het geluid van muziekinstrumenten, trommen en gongs, met de schrille stemmen der acteurs vermengd, klinkt den bezoeker reeds van verre in de ooren, en dag uit dag in gaat die feestviering ten genoege van de ledigloopende landlieden ongestoord haar gang; want het is eene eigendommelijkheid van het Chineesche volk, die ook in Indië wel aan niemands aandacht zal ontsnapt zijn, dat een feest, eenmaal begonnen, niet zoo gemakkelijk bij hen tot een einde komt. Wel degelijk echter dragen die tooneelopvoeringen mede het karakter van een godsdienst plechtigheid ter eere van de Aardgodin. Want de Chinees meent niet alleen met ons, dat men met muziek en zang de goden eert, maar ook dat men hen met tooneelstukken verblijden en vermaken kan (7). Met de gelden, voor de opvoering verzameld, wordt dus mensch en god gebaat; en gemakkelijk derhalve laat het zich begrijpen waarom de geldsommen, voor de viering van het herfst feest bijeengebracht, in den regel nogal ruim zijn; vooral naar verhouding op het platteland, waar de oogst de schuren heeft gevuld en de tevreden landman dus meer dan anders geneigd is om in den zak te tasten.

(*) Namelijk het tweede couplet der zevende ode van boek VI.

() Hoogstwaarschijnlijk Sjun Noeng, op bladz 72 in noot 14 genoemd.

(*) In zijn groot historisch Compendium zegt ook Ma Twan Lin, dat de Chineescbe commentators het bestaan in oude tijden van twee offeranden aan de Goden van het Land erkenden, en wel die in de lente, ter afbidding van bevruchtende regens en uit hoop op overvloed en wasdom "van het koren; en die in den herfst, om ter gelegenheid van den rijken graanoogst hunne werken "te erkennen" (hoofdst. 82, bladz. 5 van onze uitgave). De eerstgenoemde offerande leeft op den huidigen dag nog voort, en werd in haren modernen vorm in § 4 van onze verhandeling over den 2den van de tweede maand beschreven. Zij vindt haar prototype mede in het Boek der Ceremoniën, welks hoofdstuk over de Maandelijksche Voorscbriften vermeldt, dat in de tweede maand het volk bevel ontving aan de Landgoden te offeren" eere mededeeling, die in het vijfde hoofdstuk van Lioe Ngan's werk Huai-nan tsze wordt herhaald onder bijvoeging van deze toelichtende nota: dat zij diende om voor het volk om koren te smeeken".

Op de zoo juist aangehaalde bladzijde van Ma Twan Lin's werk wordt door dezen schrijver eveneens het vermoeden uitgesproken, dat de herfstofferande aan de Landgoden die is, waarvan het Boek der Liederen in de door ons weergegeven ode melding maakt.

() Men vergelijke hetgeen door ons omtrent de religieuse strekking van sommige tooneelopvoeringen op bladz. 40 in het midden werd gebracht.

Hoewel nu in de meeste steden en marktplaatsen de landbouw lang niet op den voorgrond treedt, zoo verschijnen er tegen het midden van den herfst toch eveneens de comedietenten als paddestoelen uit den grond. Want ook Mandarijnen, kooplieden en ambachtslui offeren op dat tijdstip aan de Aardgodin of, liever gezegd, aan den God van den Rijkdom, die, zooals de lezer weet, slechts een andere vorm, een tweede ego van haar is (3). Het beperkt aantal acteurs, dat iedere stad bezit, werkt den langen duur der feestviering zeer in de hand en maakt dat men, vooral tusschen het eerste en laatste kwartier der maan, alom in de straten op comedietenten stuit, want de meeste lieden achten zich verplicht de offerande uit te stellen totdat zij er in geslaagd zijn een troep te engageeren, of verrichten haar, op grond hiervan, nog vóór de 15de der maand aangebroken is.

$2.

VEREERING VAN DE MAAN.

Sinds overoude tijden speelde de dag van het midden van den herfst ook buitendien een rol in den Kalender als feestdag ter eere van de Maan. Wij zeggen sinds overoude tijden; want de In-ki, het boek waarin de allereerste overleveringen aangaande de godsdienstige verrichtingen van het Chineesche volk en zijne vorsten zij bewaard, bevat in zijn 24ste hoofdstuk (9) dit beteekenisvolle voorschrift: men offert "aan de Zon op altaren en aan de Maan in uitgravingen in den grond, om onderscheid "te maken tusschen duisternis en licht (10) en de verhouding tusschen hoog en laag "te regelen (11). Aan de Zon offert men in het Oosten en aan de Maan in het "Westen". Nu staat hierin wel is waar niet in ronde woorden het tijdstip uitgedrukt, waarop men die offeranden plaats deed grijpen: doch Chineesche commentators zijn eenstemmig van gevoelen, dat zij respectievelijk in het midden van de lente en het midden van den herfst opgedragen werden (12), iets hetgeen trouwens geheel en al met den geest en de wijsgeerig-godsdienstige begrippen van de oude Chineesche natie strookt. Om dit den lezer wel te doen begrijpen, en hem dus duidelijk

(*) Zie bladz. 122. (*) Getiteld: "over de beteekenis der offeranden" * *.

(1) D. w. 7.. om aan te duiden, dat de Zon over dag en de Maan des nachts haar licht verspreid.

('') De Zon is immers een hoogere macht in de Natuur dan de Maan, die van haar haar licht ontvangt.

(2) Men vergelijke hierover o. a. de eerste folio's van het 79ste hoofdstuk van Ma Twan Lin's Historische Encyclopedie, reeds meermalen, o. a. op bladz. 128 noot 2 en zooeven in noot 6 door ons aangehaald.

Het is hier misschien een geschikte plaats om den lezer met een enkel woord kennis met dit

« PreviousContinue »