Page images
PDF
EPUB
[ocr errors]

te maken waarom de Chineezen van den huidigen dag hunne Maangodin op den 15den van de achtste maand vereeren, volgt hier een korte toelichting bij wijze van inleiding. "De Zon komt op in het Oosten en de (nieuwe) Maan wordt geboren in het Westen", zoo zegt in den vorm van een toelichtende nota op het zooeven aangehaalde voorschrift hetzelfde Boek der Ceremonien". Het Oosten was dus als schepper van het licht en vader van den dageraad in de godsdienstige mythologie van het oude Chineesche volk het natuurlijk zinnebeeld van den Zonnegod, tot hetwelk men zich richtte telkens wanneer men dezen oppersten weldoener der wereld aanbidden en door offeranden verheerlijken wilde.

Een volk, dat aldus de Zon vereerde in het Oosten, moet natuurlijk daartoe den morgen hebben gebezigd: dat wil zeggen dat gedeelte van den dag, waarop de God des Lichts zich in die hemelstreek bevond. Zoo komt het dan ook, dat volgens het 13de hoofdstuk van het Boek der Ceremonien (13) "de Keizer in het donker gekleed "en met een kroon op het hoofd des morgens aan de Zon zijn opwachting maakte "buiten de oostelijke poorten" een plechtigheid die, volgens de Chineesche schrijvers, plaats had op het tijdstip van het lente-equinox (14), hetwelk immers den morgen vertegenwoordigt van het jaar. Ook onder de dynastie der Tsjow (1122–249 vóór onze jaartelling) offerde men des morgens aan de Zon; getuige het op bladz. 169 van dit werk besproken Boek der Ceremonien van dat vorstenhuis, waarin men leest dat de amb

belangrijke Chineesche werk te doen maken. De schrijver, de zoon van een hooggeplaatst Mandarijn in dienst van de laatste Keizer der Soeng-dynastie, werd geboren in de provincie Kiangsi en leefde in de dertiende eeuw. Onder den laatsten Keizer van genoemd huis bekleedde hij een ambt van gewicht; doch na de verovering van het Rijk door de Mongolen trok hij zich uit het publiek leven terug om zich geheel en al aan zijn groot historisch compendium te wijden, hetwelk onder den naam van Wun-hijen-thoeng khaoof Nauwkeurig Onderzoek van Geschriften en Rapporten" in 1319, na den dood van den schrijver, op Keizerlijk bevel in druk verscheen.

In 348 hoofdstukken levert dit reusachtige werk een catagorische behandeling van bijna al de onderwerpen van eenig belang, die in de annalen van het Rijk geboekstaafd zijn. "On est "certain", zegt Rémusat, de trouver sous chaque matière es faits qui y sont relatifs, disposés "chronologiquement suivant l'ordre des dynasties et des règues, année par année, jour par jour. On ne "peut se lasser d' admirer l'immensité des recherches, qu'il a fallu à l'auteur pour receuillir tous ces "matériaux, la sagacité qu'il a mise à les classer, la clarté et la précision avec lesquelles il a su "présenter cette multitude d' objets dans tout leur jour. On peut dire que cet excellent ouvrage #vaut à lui seul toute une bibliothèque, et que, quand la litérature Chinoise n'en offrinait pas "autre, il faudrait la peine qu'on apprit le Chinois pour le lire. On n'a que choisir le sujet qu'on "veut étudier, et traduire ce qu'en dit Ma-twan-lin." ("Nouvelles Mélanges Asiatiques", II, bladz. 166). Een vervolg in 254 boeken werd in de zestiende eeuw geleverd door Wang Khi 王坼, terwijl een tweede supplement, onder Keizerlijk toezicht tot stand gekomen, Ma Twan Lin's werk tot in de achttiende eeuw heeft voortgezet.

(13) Namelijk dat der Edelsteenen Ornamenten" E.

[ocr errors]

(14) Zie Ma Twan Lin, op. et cap. cit.

d'

tenaar, belast met de zorg over de tenten (15), "de groote en kleine tenten opsloeg bij de morgen-offerande aan de Zon" (16).

Het natuurlijk verband, hetwelk tusschen het Oosten, den morgen en de Zon bestaat, werd dus door de wijsgeeren en godsdienstige voorgangers van het oude Chineesche volk ten volle erkend en bij de verrichting hunner offerplechtigheden in het oog gehouden. Zij lieten het echter hierbij niet, maar brachten ook de vier hemelstreken, de vier voornaamste tijdstippen van den dag, de Zon en de Maan en zelfs de vier jaargetijden met elkander in onderling verband. Want, zoo redeneerden zij vanaf het equinox der lente groeit de Zon meer en meer aan in kracht totdat zij In het solstitium van den zomer het toppunt van haar grootheid, macht en invloed heeft bereikt, om vervolgens weder in warmte en krachten af te nemen en in het equinox van den herfst den Geest der Duisternis en Koude, de Jin, te doen zegepralen: - een trouwe afspiegeling immers van den dagelijkschen kringloop van het hemellicht, dat des morgens in het Oosten uit de kim te voorschijn treedt, op het middaguur zijn grootsten glans in de zuidelijke hemelstreek bereikt en daarop naar het Westen daalt om, daar aangeland, de heerschappij aan den God der Duisternis af te staan. Niet alleen dus dat het Oosten het zinnebeeld van den morgen en van de lente is, en wel met name van het lentepunt of den morgen van het jaar; doch ook is het Zuiden het symbool van den middag en van het solstitium van den zomer, het Westen dat van den avond en de herfstevening, en het Noorden dat van middernacht en het solstitium van den winter. Wij komen dus tot de volgende tabel:

[merged small][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small]

Een enkele blik moet nu den lezer overtuigen, dat de oude Chineezen zeer rationeel te werk gingen wanneer zij hunne groote jaarlijksche offerande aan de Zon verrichtten in het midden van de lente, en wel in het Oosten bij het aanbreken van den dag (17). En tevens kan het nu niet anders dan duidelijk blijken, dat zij niet ten onrechte de Maan, die na elken kringloop om de aarde op nieuw in het Westen wordt. herboren, toewijdden aan deze hemelstreek (18) en bijgevolg in het midden van den herfst des avonds aan de westzijde van de offerplaats vereerden. Zoo geschiedde het, blijkens de Li-ki, in de allereerste tijden van de Chineesche historie: zoo handelden

(15) (16) Zie het hoofdstuk "Ambtenaren van den Hemel”.

(17) Het zal nu ook nog duidelijker worden waarom de inhaling van de lente, waarvan op bladz. 70 van dit werk gesproken is, eveneens plaats greep in de naar het Oosten gelegen velden. (18) Zoo was het ook bij de oude Indiërs. In de geschriften van dit merkwaardige volk vindt men namelijk eveneens de lente in verbinding gebracht met de Zon, die immers des morgens, dat is in het lentejaargetij, verschijnt; maar den herfst met de Maan, die des avonds, dat is in het najaar, als speciale vertegenwoordigster vau het tijdperk der konde op den voorgrond treedt. De Gubernatis, "die Thiere in der indogermanischen Mythologie", deel I, hoofdst. I, § 1, bladz. 14.

ook, volgens de mededeelingen van Ma Twan Lin (19), steeds met meer of minder noemenswaardige wijzigingen de verschillende Keizers der opeenvolgende dynastiën van het Rijk.

Zelfs leest men nog in de "Gezamenlijke statuten der (tegenwoordige) Tshingdynastie (20), die sinds de eerste helft der zeventiende eeuw den schepter over het Rijk van het Midden zwaait, dat de begroeting van de Zon op de oostelijke offerplaats ten tijde van de lente-evening moet geschieden, en de daarmee gepaard gaande offerande aan dit Groote Licht bij zonsopgang. De plechtigheden ter eere van de Maan behooren daarentegen, volgens hetzelfde werk, op de westelijke offerplaats te worden verricht, en wel op het tijdstip van de herfstevening bij de opkomst van de Maan (21). Deze voorschriften betreffen den Hoogepriester van het Rijk, den Zoon des Hemels, die telken jare in zijn hoofdstad Peking de Natuur zijn hulde brengt op vier befaamde altaren van verbazenden omvang, die ter eere van Hemel, Aarde, Zon en Maan respectievelijk in het Noorden, Zuiden, Oosten en Westen opgetrokken zijn.

De beschrijving van den Keizerlijken eeredienst, of dat gedeelte van het godsdienstsysteem des Chineeschen volks hetwelk men met den naam van officieelen staatsgodsdienst zou kunnen bestempelen, ligt echter niet op onzen weg. Wij stippen het bovenstaande alleenlijk aan om te doen zien dat de offerande, die in de hooge Oudheid aan de Maangodin werd opgedragen, zich tot op den dag van heden heeft bestendigd, en het alzoo geen verwondering behoeft te wekken, dat ook het volk van Emoy dit gedeelte van den ouden eeredienst der Natuur in eere heeft gehouden en thans nog in het midden van den herfst de Maan haar hulde brengt.

Ziehier ons dus meteen op ons eigenlijk onderwerp gebracht. Het is echter niet meer het ware, astronomische midden van den herfst, hetwelk het volk voor de plechtigheid bestemt; wèl echter het midden van den herfst van het burgerlijk jaar, dat wil zeggen de 15de van de achtste maand, als wanneer de Maan vol is en gedurende den ganschen nacht in hare volle glorie aan den hemel schijnt (22). In den laten avond, ja niet zelden eerst tegen middernacht, begeven zich de vrouwen en kinderen naar de tafel, die, met allerhande offerwaren, maar voornamelijk vruchten van het herfstseizoen, suikerriet en andere grondproducten beladen, in de deur is klaargezet. Zij branden er wierook, offerpapier en kaarsen, knielen neder op den grond en ontsteken klappers tot besluit: alles ter eere van de Maangodin, die, als voornaamste vertegenwoordigster van het vrouwelijk beginsel der Natuur, voornamelijk op de hulde van de schoone sekse aanspraak heeft. Want zij is immers de Koningin des Hemels, waarvan de Zon, haar echtgenoot, de Koning is; en bijgevolg treedt zij niet alleen,

(19) Hoofdst. 79. (20) Dit werk, hetwelk de moderne Li-ki van het Chineesche Rijk zou mogen heeten, althans voor zoover de voorschriften aangaat betreffende het Opperbestuur, werd reeds op bladz. 130 van dit werk genoemd.

(1) Op. cit., hoofdst. 44.

(22) Degene wien dit minder duidelijk is, vergelijke bladz. 1 en 2 van dit werk.

zooals de Geschiedboeken der Han-dynastie (23) reeds deden uitkomen, als het zinnebeeld van de Keizerin, de hooge ambtenaren en al de edellieden op, die de dienaren heeten te wezen van den vorst (24), maar ook als symbool van de vrouw in het algemeen, die immers in Oostersche landen aan den man, den heer der schepping, zoo ondergeschikt en aan zijne bevelen en grillen onderworpen is. In het voorbijgaan zij hier aangestipt, dat de meeste vrouwen zich echter niet zoozeer tot de Maan als Natuurgodheid, dan wel tot het mannetje of vrouwtje richten, hetwelk volgens de legende dit hemellicht bewoont. In het verder verloop van deze verhandeling zal dit nader worden toegelicht.

[ocr errors]

Lang voorzeker behoeft niet over het vrouwelijk karakter van de Maan te worden uitgeweid. Het kan immers zelfs een volk, dat nog slechts enkele schreden op de ladder van ontwikkeling heeft gedaan, moeielijk ontsnappen, dat zij zich elke maand in de armen werpt van den Koning van het Licht, hem niet verlatend voor en aleer zij door dezen met een bron van nieuwen glans bezwangerd is een bron, die zij vervolgens groeien doet en koestert in haar schoot totdat zij haar hoogste stadium van volheid heeft bereikt en zich haast wederom te gaan aanvullen bij de Zon, telkens wanneer haar licht begint te tanen en aan het kwijnen gaat. Zulks was het wonderwerk, hetwelk zij ook oudtijds, maand uit maand in, als ten gerieve van de menschheid wrocht: geen wonder dat de kinderen der Natuur, nog volkomen onder den indruk levende van hetgeen het Heelal hun te aanschouwen gaf, er toe kwamen Zon en Maan te vergelijken met man en vrouw; geen wonder ook, dat zoowel door Egyptenaren en Grieken als Chineezen beide hemellichten steeds werden voorgesteld als met elkaar gehuwd (25) en hunne vereering ten nauwste, om niet te zeggen onafscheidelijk, als die van een enkel godenpaar vereenigd werd.

Het denkbeeld der bevruchting van de Maan door daar echtgenoot, den Zonnegod, eens vastgeworteld zijnde in de mythologische begrippen van het volk, kon het niet anders of de Maan moest wel de natuurlijke patrones der vrouwelijke sekse

(23) Hoofdst. 75,,Geschriften van Li Sin" §.

(24) Dit denkbeeld was geenszins tot het Chineesche volk beperkt: getuige de "Dissertation upon Superstition" van Werenfels, waarvan in 1748 een Engelsche vertaling in het licht verscheen en waarin men leest: "the superstitious man, should he have a mind to be introduced to the pre"sence of a prince, he will wait until she is in conjunction with the sun, when the association of #an inferior with a superior is salutary and productive of profit". Brand, "Observations on popular Antiquities", bladz. 659.

Misschien is het dan ook wel aan iets anders dan het toeval te danken, dat eertijds in Europa op St. Michielsdag (29 September) of daaromtrent gouverneurs van vestingen en steden alsook civiele ambtenaren werden aangesteld, dat wil zeggen op het tijdstip van de herfstevening, hetwelk steeds door de Chincezen aan het zinnebeeld der ambtenaren en edellieden, de Maan, werd gewijd. Volgens Bourne geschiedde dit, omdat St. Michiel het hoofd der engelen is, die, evenals de aardsche beambten, optreden als beschermers van het volk. Brand, op. cit., bladz. 193.

(5) Men vergelijke bijv. hoe in de legende over de geboorte van de bevruchtende kracht des Hemels, op bladz. 29 en vlgg. weergegeven, het huwelijk tusschen Zon en Maan een hoofdrol speelt

en het zinnebeeld des huwelijks worden. Vandaar dan ook dat thans, zooals zoo straks werd aangestipt, te Emoy vooral de vrouwen en meisjes de Maan vereeren en de mannen zich maar weinig inlaten met haar dienst; — vandaar dat dit hemellicht er optreedt als patrones van het huwelijksleven, met name dat der vrouw een kleed waarin de lezer het straks, wanneer over het Chineesche Mannetje in de Maan zal gesproken worden (sub A), ook bij Europeesche volkeren terug zal vinden. Maankoeken. Gelijk de Godheden van Hemel en Aarde op hare hoofdfeestdagen met speciaal te harer eere vervaardigde offerartikelen worden bedacht (26), eveneens treedt ook in het midden van den herfst op de altaartafels van de Maangodin een bijzondere offergave op, en wel in den vorm van ronde, platte koeken, die den naam dragen van tiong-lshioe-piáng (27) of "koeken van het midden van den herfst”. Zij worden somtijds in het gezin zelf vervaardigd, doch meestal in de winkels gekocht of ook wel ten geschenke ontvangen van verwanten, bekenden en vrienden. Hunne afmetingen loopen sterk uiteen. Sommige hebben namelijk de middelliju van bijna een meter, terwijl andere niet veel grooter dan een rijksdaalder zijn; maar verreweg de meeste meten een voet in doorsnede of daaromtrent. Het behoeft bijna niet gezegd te worden, dat hun ronde vorm vorm een navolging is van de schijf der Maan, die immers op den feestdag van het midden van den herfst vol is; en nog minder is de bevestiging van een Chineesch schrijver hierbij nocdig, die zegt: "Dat men op den 15den van de wachtste maand onder het volk elkander maankoeken toezendt, is om hare cirkelvor"mige gedaante voor te stellen" (28).

men er,

Van meel vervaardigd zijnde, bezitten de maankoeken veelal een grijsachtig witte kleur; doch omdat zij de maanschijf heeten voor te stellen, beschildert het volk de grootste exemplaren gewoonlijk met de boute afbeeldsels der menschen, dieren en voorwerpen, die het zich verbeeldt in de vlekken van de Maan te zien. Zoo ziet waarop een oud man of een schoone vrouw geverfd is; andere dragen weer de teekening van een pad, of van een of meer hazen die vroolijk rondhuppelen in het groen of waarvan er een in een vijzel medicijnen stampt; wederom andere vertoonen het afbeeldsel van een kaneel- of Cassia-boom, waarop een houthakker met een bijl zijn krachten beproeft, terwijl de achtergrond door een landschap is ingenomen met blauwe heuvelen en bergen bedekt. Ten einde nu den lezer in de gelegenheid te stellen zich de teekening op iederen maankoek, dien hij mocht in handen krijgen, te verklaren, en tevens te doen weten welke de maanbewoners zijn, tot wie de vereering der vrouwen op den feestdag van het midden van den herfst meer nog dan tot de eigenlijke Maan gericht is, lasschen wij hier eene verhandeling over die menschen,

(2) Zie bladz. 36 vlg., bladz. 124 en § 1 van deze verhandeling.

(27) 中秋餅 In de geschreveu taal echter veelal 月餅, lett naankoeken"

geheeten.

[ocr errors]

(**) Zie de verblijdende Zaken van den schoonen Ochtendstond" ###, 熙朝樂事, aangehaald in den Spiegel en Bron van alle Onderzoek", hoofdst. XXV, .

« PreviousContinue »