Page images
PDF
EPUB

people from attending Mass on Sunday morning; the woman because she made but"ter on that day. A similar tale is told in Swabia and in Marken. Fischart says that "there is to be seen in the moon a mannikin who stole wood"...

.....

"At the time when wishing was of avail, say the North Frisians, a man, one "Christmas eve, stole cabbages from his neighbour's garden. When just in the act "of walking off with his load, he was perceived by the people, who conjured him up "into the moon. There he stands in the full moon to be seen by every body, bearing "his load of cabbages to all eternity. Every Christmas eve he is said to turn round "once. Others say that he stole willow bows, which he must bear for ever."

"In Silt, the story goes that he was a sheep-stealer, who enticed sheep to him "with a bundle of cabbages, until, as an everlasting warning to others, he was placed "in the moon, where he constantly holds in his hand a bundle of these vegetables." "The Dutch household myth is, that the unhappy man was caught stealing "vegetables...... Chaucer, in the Testament of Cresside", adverts to the man in the "moon, and attributes to him the same idea of theft. Of lady Cynthia, or the moon, "he says:

"Her gite was gray and full of spottis blake,
"And on her brest a chorle painted ful even,

"Bering a bush of thornis on his backe,

"Whiche for his theft might clime so ner the heaven".

"Alexander Necham, or Nequam, a writer of the twelfth century, in commenting on "the dispersed shadows in the moon, thus alludes to the vulgar belief: Nonne novisti "quid vulgus vocet rusticum in luna portantem spinas? Unde quidam vulgariter loquens ait : "Rusticus in Luna,

"Quem sarcina deprimit una,

"Monstrat per opinas

"Nulli prodesse rapinas,

"which may be translated thus: "Do you know what they call the rustic in the "moon, who carries the faggot of sticks? So that one vulgarly speaking says:—

"See the rustic in the Moon,

"How his bundle weighs him down;
"Thus his sticks the truth reveal:

"It never profits man to steal."

[ocr errors]

"Hebel, in his charming poem on the Man in the Moon "in "Allemanische Gedichte", makes him both thief and Sabbath-breaker. . . The "Norse superstition attributed theft to the moon and the vulgar soon began to believe, that the figure they saw in the moon was the thief."

Alvorens nu op het Chineesche Vrouwtje in de Maan terug te komen, zij nog in het voorbijgaan opgemerkt, dat de plaatsing van een vrouw in de schijf der Maan zeer waarschijnlijk mede het gevolg is van het oude ingewortelde begrip, hetwelk het volk immer in de Maan een godin, een vrouwelijk wezen deed zien.

Dit begrip zat niet alleen in de denkbeelden van zoo goed als alle volkeren der Westersche Oudheid, maar, zooals reeds in het breede werd toegelicht, ook steeds in die der Chineezen voor. Wij keeren thans tot de legende van Hung Ngo terug.

Zooals de lezer heeft gezien, kennen de Chineezen daaraan een zeer hoogen ouderdom toe, die tot drie en twintig eeuwen vóór onze jaartelling opklimt. Haar oorsprong verliest zich dan ook in den diepsten nacht der tijden. Noch de beteekenis of afleiding van den naam harer heldin, noch het gedeelte van het Rijk waar de legende voor het eerst hare wortelen in de overleveringen des volks begon te slaan, laten zich met eenigen schijn van zekerheid maar zelfs benaderen; in één woord: steeds heeft de fabel met het vernuft van Chineesche historievorschers den spot gedreven en hunne scherpzinnigheid getrotseerd en wederstaan. Europeesche sinologen zijn tot nog toe in geenen deele gelukkiger geweest.

De welbekende Lioe Ngan, de mystieke schrijver wiens naam reeds op zoo menige bladzijde van dit werk verscheen, is, voor zoover wij hebben kunnen nagaan, de eerste, wiens geschriften over Hung Ngo spreken. Doch hij doet ons slechts de ruwe omtrekken der legende aan de hand. "Toen I (d. i. How I)", zoo zegt hij, "de Koninklijke Moeder van het Westen om het kruid der onsterfelijkheid verzocht "en Hung Ngo het wegstal en er mede vluchtte naar de Maan, toen voelde hij zich "teleurgesteld over zijn verlies, daar hij niets had om er voor in de plaats te stellen. "Hoe zoo? Hij wist (immers) niet, waaruit het kruid der onsterfelijkheid voortkomt! "Daarom is vuur vragen niet zoo goed als een brandspiegel ter hand te nemen, en "een ander water te laten putten niet zoo goed als zelf een put te boren" (49).

De Keizerlijke Geschiedschrijver onder de regeering van Sjoen Ti van de Han-dynastie, de befaamde Tsjang Hung uit de tweede eeuw, dien wij reeds op bladz. 59 als opvolger van den stichter van het Taoistische Pausdom hebben leeren kennen, is de tweede schrijver, die van de legende van Hung Ngo gewaagt. Zijn hoofdwerk, waarin hij een gedeelte van zijne geleerdheid en kennis, vooral op het gebied der sterrenkunde, nederlegde en dat onder den titel van de Wetten van het bovennatuurlijke" (5o) tot op heden bewaard gebleven is, bevindt zich niet in ons bezit, maar is voor een groot gedeelte overgenomen in het Supplement op de Boeken der Han-dynastie" (51), zoodat wij toch in staat zijn er, door tusschenkomst van dit historisch werk van algemeen erkend en onbetwist gezag, het volgende aan te ontleenen:-

"De Maan is het uitgangspunt van het vrouwelijk principe (Jin), hetwelk, "zich opeenhoopende, dieren vormt. Haar zinnebeeld is de haas (52). die tot het "vrouwelijk principe behoort. I (d. i. How I) verzocht het kruid der onsterfelijkheid "aan de Koninklijke Moeder van het Westen; maar Hung Ngo (53) stal het en

(**) Hwai-nan-tsze, hoofdst. VI, tegen het einde.

()() Het werk, o. a. op bladz. 119, uoot 13, genoemd. Hoofdst. X, 2de blad. (2) Over dit dier zal straks, sub D, uitvoerig worden gesproken.

(5) Tsjang Hung schrijft de eerste lettergreep van den naam der heldin van de legende

[ocr errors]
[ocr errors]

"vluchtte naar de Maan. Toen zij derwaarts wilde gaan liet zij door (een zekeren) "Joe Hwang (51) voorspellingen trekken, en deze beproefde het lot, zeggende: "(De "Voorteekenen zijn) gelukkig! Gij hebt slechts westwaarts te gaan en "moogt niet verbijsterd wezen of angstig zijn wanneer gij voor een duisteren en "grenzeloozen hemel komt te staan, want later zal hij toch overvloeien van licht. "Hung Ngo gaf daarop zichzelven over aan de Maan, en veranderde aldus in een pad." Een oppervlakkige blik over deze twee lezingen der legende doet reeds onmiddellijk zien, niet alleen dat Tsjang Hung blijkbaar zijn voorganger Lioe Ngan heeft nageschreven, maar ook dat de fabel van Hung Ngo ouder dan het tijdperk wezen moet, waarin laatstgenoemde wijsgeer leefde en schreef. Immers blijkt uit den vorm, waarin hij haar ten beste geeft, dat Hung Ngo's avontuur met het levenselixir voor hem niet veel meer was dan een alledaagsche mythe, zeer geschikt om als illustratie Voor een zijner wijsgeerige lessen dienst te doen; zoodat hij zich dan ook volstrekt niet uitdrukt op een wijze, die zou doen gelooven dat hij iets nieuws vertelde. Sommige schrijvers van lateren tijd hebben de legende wat meer in bijzonderheden uitgewerkt, verfraaid en opgesierd; doch over het algemeen kan men zeggen, dat zij tot op den dag van heden vrij wel ongeschonden is bewaard, en thans nog tracht menig bijgeloovige Chinees in de vlekken en teekeningen op de schijf der Maan de gedaante van Hung Ngo te ontdekken en zichzelf en anderen diets te maken, dat hij inderdaad hare omtrekken daarin aanwezig ziet.

Er heeft, voor zoover wij weten, tot nog toe slechts één ster aan den Chineeschen letterkundigen hemel geblonken, die een poging tot verklaring van den naam Hung Ngo heeft gewaagd. Het is de wijsgeer Jang Sjun (55), die van 1488 tot 1559 leefde. Volgens hem zou hij zijn ontstaan aan de verbastering van den titel van een ambtenaar hebben te danken, die volgens sommigen in overoude tijden met het waarnemen van de Maan was belast; doch zijne bewering steunt op zulke losse gronden en heeft tot nog toe zoo weinig bijval gevonden, dat wij vermeenen niet beter te kunnen doen dan haar stilzwijgend voorbij te gaan (56). Veeleer zijn wij geneigd tot

niet 恒,

element

zooals Lioe Ngan, doch bezigt het eenigszins gewijzigde letterteeken, waarin het vrouw of meisje" op den voorgrond treedt. In latere eeuwen onderging het karak. ter nog een veel sterkere verandering en begon men algemeen of (Sjang) te schrijven: waarschijnlijk omdat de teekens en beide dezelfde beteekenis, en wel die van voortdurendheid, eeuwigheid, zonder ophouden" in zich sluiten. Het oorspronkelijke karakter voor Ngo bleef echter steeds door onveranderd. Hung Ngo en Sjang Ngo zijn dus slechts een en dezelfde Chineesche Maangodin.

(**)有黄
(**)楊慎,

(5) Degene die desniettemin toch met Jang Sjun's bewering kennis zou willen maken raadplege het derde deel der Notes and Queries on China and Japan", bladz. 25 en 123, alsook Dr Schlegel's Uranographie Chinoise", bladz. 609.

het reeds voor jaren door Mayers (57) geopperde gevoelen over te hellen en met dezen

aan

te nemen, dat de naam Hung Ngo, en daarmede de geheele legende, uit Indie afkomstig is.

"In all the range of Chinese mythology", zegt deze te vroeg aan de wetenschap ontvallen Sinoloog, there is, perhaps, no stronger instance of identity with the "traditions that have taken root in Europe, than in the case of the legends relating "the moon; and, luckily, it is not difficult to trace the origin of the Chinese belief in "this particular instance. The celebrated Liu Ngan, author (in part, at least) of the "writings known as Hwai-nan-tsze, is well known to have been the patron of travelled "philosophers, under whose guidance he studied and pursued the cabalistic practices "which eventually betrayed him to his death; and the famous astronomer Chang Heng "was avowedly a disciple of Indian teachers (58). That the writings, derived from "two such hands, are found giving currency to an Indian fable is, therefore, not sur"prising and there seems to be ground for suspicion that the name Ch'ang-ngo (or, "as the dictionaries assert, more properly Heng-ngo) appearing in their treatises, may he the corrupt representation of some Hindoo sound, rather than connected with the doubtful title of an office, obscurely mentioned in times long anterior to the dates at which they wrote..... In its etymological bearings, the legend is well worthy "of further investigation."

De Hindoesche oorsprong van de fabel van Hung Ngo verraadt zich buitendien nog uit de reeds aangestipte legendarische verandering der heldin in een pad. Want de vercenzelviging van de Maan met dit dier, of, juister gezegd, met den daaraan verwanten kikvorsch, is zulk een eigendommelijke karaktertrek van de fabelleer der oude Hindoes en komt daarentegen zóó schaarsch in de mythologie der oude Chineezen voor, dat men er bijna niet aan twijfelen kan of de schrijver, die haar voor het eerst op Chineeschen bodem overplantte, putte aan een vreemde bron. Het onderwerp is echter belangrijk genoeg om een afzonderlijk punt van bespreking uit te maken.

C. DE PAD IN DE MAAN

De eerste Chineesche schrijver, die van het bestaan van een pad in de maanschijf melding maakt, is alweder Lioe Ngan, dezelfde die ook de legende van Hung Ngo het eerst heeft geboekt. Daar nu, zooals zoocven werd gezegd, op goede gronden mag worden verondersteld dat zijne mystieke bespiegelingen niet vrij van vreemde inmengselen waren en het buitendien zeker is, dat de vereenzelviging van de Maan met een pad of kikvorsch reeds eeuwen vóór hem in de heilige boeken der Brahmanen

(7) In "Notes and Queries", deel III, bladz. 124.

(*) Een bewijs dat hij inderdaad stellingen verkondigde en dingen deed, die buiten de sfeer lagen van de begrippen van zijn tijd, mag men afleiden uit het feit, dat hij tegen het einde van zijn leven nog als toovenaar werd ontmaskerd en bij zijn vorst in ongenade viel: - Mayers, "Reader's Manual", 13.

werd gepredikt daarom mag men met recht veronderstellen, dat de prioriteit van uitvinding in deze aan de oude Aryers toekomt.

"

De Rigveda (59) bevat een lofdicht, hetwelk Max Müller in zijn History of ancient Sanskrit Literature" (60) voor een gedeelte aldus vertaalt :

"After lying prostrate for a year, like Brahmans performing a vow, the frogs "have emitted their voice, roused by the showers of heaven. When the heavenly "waters fall upon them as upon a dry fish lying in a pond, the music of the frogs "comes together, like the lowing of cows with their calves.

"When, at the approach of the rainy season, the rain has wetted them, as "they were longing and thirsting, one goes to the other while he talks, like a son to his father, saying, akkhala.

"One of them embraces the other, when they revel in the shower of water, and the brown frog jumping after he has been ducked, joins his speech with the

"green one.

"As one of them repeats the speech of the other, like a pupil and his teacher, "every limb of them is as it were in growth, when they converse eloquently on the "surface of the water.

"One of them is Cow-noise, the other Goat-noise, one is brown, the other "green; they are different though they bear the same name, and modulate their voices "in many ways as they speak.

"Cow-noise gave, Goat-noise gave, the Brown gave, and the Green gave us "treasures. The frogs who give us hundreds of cows, lengthen our life in the rich

//autumn."

In zijn klassiek, streng wetenschappelijk werk over de dieren in de Indo-Germaansche mythologie (1) zegt Angelo de Gubernatis, naar aanleiding van dit lied: "Mir scheint der Hymnus, wenn er von Fröschen spricht, nicht auf die Frö#sche der Erde sondern auf die Wolken, die Wolken-Frösche anzuspielen, welche von "dem regnerischen Monde angezogen werden, wenn der Sturm seine Höhe erreicht.... "Die Hymnen 101 und 102 des siebenten Buches sind zu Ehren (des blitzenden und "donnernden Gottes) Indras gesungen; der Hymnus 103 ist ebenfalls ihm zu Ehren "gesungen, jedoch von den Wolken des Himmels selbst, von den himmlischen Frö"schen, da der Frosch, welcher quakt, an den Himmel versetzt, nichts Anderes ist als "die donnernde Wolke; in der That hat im Sanskrit das Wort bheka, welches Frosch "bedeutet, auch die Bedeutung Wolke.... Der Frosch kündet, gleich dem Donner, "das nahende Gewitter an.... Wenn Indra und Zeus ihre Arbeit in der himmlischen "Wolke gethan haben, wenn die Wolke zerstreut ist, wenn die Frösche von Wasser "betrunken sind, hören sie auf zu quaken. . . . . Sie quaken unaufhörlich, bevor der "Regengott ihren Wünschen genügt, bevor es regnet der Donner lässt sich immer

(**) Mandala VII, 103. (*) Hoofdst. III, bladz. 494.

(*) Duitsche vertaling, deel III, hoofdst. IV, bladz. 623 en volg.

« PreviousContinue »