Page images
PDF
EPUB

mie, en #drank van jaspis" (107) tot geijkten naam verheven voor dat onovertreffelijke vocht, hetwelk niet alleen de eigenschappen van het levenselixir, maar ook die van den steen der wijzen in zich sluit (198).

Daar dus alles wat den hoogsten vorm der materie vertegenwoordigde, op den titel van "edelsteenen aanspraak had, daarom ontving ook de glansrijke schijf der Maan, in hare hoedanigheid van hoogste volmaking van een onderdeel der stof, en wel van het vochtige en vrouwelijke deel, een keur van poëtische namen, waarin die titel de hoofdrol speelt. Zoo bijv. spiegel van jaspis, edelsteenen schijf, vijver van jaspis en dergelijke. Doch ook den haas, dat onsterfelijke dier hetwelk leeft in haar glansrijke en stralende schijf, begiftigde men met denzelfden eerenaam, want niet alleen was hij het zinnebeeld van de Koningin ders Nachts en dus van den hoogsten vorm van het vrouwelijk principe der Natuur, maar ook de hoogste vertegenwoordiger van het geslacht lepus, hetwelk hij nmers voortplantte en in stand hield alleen door zijn aardsche soortgenooten naar zich op te doen zien. Nog slechts één stap verder, en de Taoisten lieten den "edelsteenen haas in den edelsteenen" spiegel den "edelsteenen drank bereiden vit de plant der onsterfelijkheid, die hun verbeelding hen leerde dat in de Maan groeide.

Reeds in zeer oude tijden leefde hij aldus in de begrippen van de natie; getuige het feit, dat het afbeeldsel van de Maan met een haas er in, die onder het gebladerte van een boom medicijnen stampt, reeds prijkte in het borduurwerk der ceremoniekleederen van China's oude vorsten (109). De boom in de Maan", zoo zeggen de legenden, heet de boom die hoog in het luchtruim zweeft" (110). Een "andere naam is de vorst der medicijnen" (111). Altegader bevinden er zich acht "boomen in de Maan. Een iegelijk, die de bladeren er van bekomen kan, wordt "een "Genius van jaspis" (112). De lichamen dezer edelsteenen Genii zijn helder en "doorschijnend als kristal en parelstof" (113).

Op deze fabel schijnt het Boeddhisme ook al weer zijn invloed te hebben doen geldeu. Althans, in de soetra's dezer sekte treedt ook menigmaal een beroemde "boom van den vorst der geneeskrachtige kruiden" (114) op een plant die gezegd wordt op den Himalaija te groeien en 'n het bezit van zulke wonderbare eigenschappen te zijn, dat zij ieder onmiddelijk van elke ziekte geneest die haar slechts ruikt, proeft of aanraakt (115). Die bedoelde vorst der geneeskrachtige kruiden is waarschijnlijk Sakyamoeni's leerling, Bhaichadjya radja (116).

(1) (1) Mayers, Reader's Manual", 937.
(“”)玉液

(109) De Mailla, Histoire générale de la Chine", I, bladz. 114.

('')
(210) 騫樹 (1) 藥王('') 玉仙 Verg. bladz. 132 en volg; 323, euz.

(113)

Vermeerderde en verbeterde Schatkamer van allerhande Zaken", hoofdst. I, .

(114) (1) Mayers, op. cit., 940.

(116) Eitel, landbook of Chinese Buddhism", bladz. 23.

[ocr errors]

Alvorens nu den Maanboom nader in behandeling te nemen, zij nog de aandacht op het merkwaardige feit gevestigd, dat de haas ook een rol in de maanmythologie van Europa heeft gespeeld. Immers, in Pausanias geeft de Maangodin aan de bannelingen, die haar komen raadplegen over de beste plaats om een stad te bouwen, den raad haar te grondvesten in de haag, waarin zij een haas zullen zien vluchten. En nog is het een artikel in de geloofsbelijdenis van menigen Rus, dat een haas, die door de wielen van een wagen loopt waarin een bruidspaar is gezeten, ongeluk voorspelt. En niet zonder reden; want de haas is immers de Maan en de Maan de patrones van het huwelijksleven: daar waar dus de patrones zelve hinderpalen legt, kan de echt vereeniging niet gelukkig zijn (117).

E. DE CASSIA IN DE MAAN.

Nu reeds met een enkel woord van het oude Taoistische geloof in het bestaan van geneeskrachtige en levengevende planten in de Maan is gewag gemaakt, en aangestipt hoe de Boeddhistische fabelleer in een later tijdperk haar invloed daarop gelden deed, dienen nog eenige nadere bijzonderheden omtrent den Maanboom der Chineezen in het midden te worden gebracht.

Boeddhistische legenden deden steeds het hare, om het Chineesche volksgeloof in het bestaan van boomen in de Maan te versterken en te ontwikkelen. De fabel van den djamboe-boom, die zijn naam aan het groote vasteland van den berg Meroe (118), Djamboe-dwipa, heeft gegeven en zóó groot is, dat zijn schaduw in de schijf der Maan het beeld van een boom te voorschijn roept, baande zich in de letterkunde des volks een weg (119); en steeds vond het geloof in den geneeskrachtigen wonderboom, die in den "spiegel van jaspis" prijkt, zijn ijverigste voorstanders onder de aanhangers van Sakyamoeni's leer. De meest miraculeuze eigenschappen, zooals de macht om het leven te verlengen en alle mogelijke ziekten te genezen, werden aan hem toegekend: geen wonder, dat hij in laatste instantie werd vereenzelvigd met den Cassia (120), den beroemden boom, die reeds in de eerste eeuw van onze jaartelling den. naam had van "de voornaamste onder alle geneeskrachtige gewassen" te wezen (111).

Het frissche groen en de fraaie bloemen van de plant, gepaard aan den aangenamen reuk en aromatischen smaak van hare schors, waren zeer zeker de eerste oorzaken van het hooge aanzien, dat de Cassia steeds van de zijde der geneesheeren en artsenijkundigen in het Chineesche Rijk genoot. Zijn toepassingen in de medische

(117) De Gubernatis, op. cit.. deel I, hoofdst. I, § 5, bladz. 187.

(118) Zie bladz. 156, noot 50.

(119) Zij staat o. a. in het eerste hoofdstuk (art.)

Schatkamer van allerhande Zaken" geboekt.

[blocks in formation]

van de Vermeerderde en verbeterde

(121) Zie de Sjwoh-wun, op bladz. 165 genoemd; hoofdst. VI, E.

wetenschap der bewoners van het verre Cathay zijn dan ook zonder tal. En gelijk de Maanboom die hoog in het luchtruim zweeft" gezegd werd het leven te verlengen. zoo heette het reeds in de vierde eeuw van onze jaartelling, dat de Cassia het voortbestaan van den mensch op deze wereld bestendigen kan getuige Koh Hoeng (122), die toen ter tijde schreef dat de Cassia, in een mengsel met bamboesap of hersenen van een pad zeven jaar lang ingenomen, den mensch in staat stelt op het water te wandelen en zelfs onsterfelijk te worden (123).

Ontelbare toespelingen en lofredenen op de weergalooze eigenschappen van de plant zijn in Chineesche geschriften geboekt; doch die tot een onderwerp van bespreking te maken is geheel en al overbodig. Genoeg zij het dat eenigszins is aangetoond, dat de vereenzelviging van den wonderbaren Maanboom met den bijna even zoo wondervollen Cassia althans natuurlijk en verklaarbaar is.

Een andere omstandigheid mag die vereenzelviging wellicht nog in de hand gewerkt hebben. Wij bedoelen het feit, dat de Cassia toevallig in het bezit van eenige eigenschappen is, die hem in het oog van den Chinees uiterst geschikt maken om op te treden als zinnebeeld van den herfst het jaargetijde dat immers, om redenen die reeds op bladz. 373 werden ontvouwd, steeds bijzonder aan de Maan was gewijd. Zijn bloemen, zoo zeggen de Chineezen, openen zich in de zevende maand en zijn wit en rein in den herfst evenals de glans der Maan (124); en het is op dezen grond dat de achtste maand, als wanneer de plant met bloesems overtogen is, door hen met den dichterlijken naam van Cassia-maand bestempeld wordt. Ontologen en schijn-philosophen, die zoo welig in het Rijk van het Midden tieren, voeren nog andere redenen aan om het nauw verband tusschen den Cassia en den herfst te rechtvaardigen; doch deze zijn over het algemeen zoo ver gezocht en van zulk zonderling allooi, dat het beter is ze zonder bespreking voorbij te gaan.

Nu aldus het verband tusschen den Maanboom, den Cassia en het herfstjaargetijde eenigszins is toegelicht, laat het zich gemakkelijk begrijpen hoe onder de Chineezen, die van dat verband ten diepste waren overtuigd, fabelen konden ontstaan omtrent Cassia-zaden, vallende uit de Maan, en wel voornamelijk op den 15den van de achtste maand, den dag die, als het middelpunt van den herfst, steeds de feestdag van de Koningin des Nachts bij uitnemendheid was.

"

Zoo leest men in het Verslag over het Wester-meer" (125), een topographische beschrijving van de schoone landschappen, die de hoofdstad Hang-Tsjowfoe (126) der provincie Tsjehkiang omzoomen, dat in het zoogenaamde Indische klooster aldaar

(122) In zijn werk Pao-phoh-tsze; zie bladz. 204.

(113) Zie de Materia-Medica der Chineezen, hoofdst. XXXIV..

(124) Spiegel en Bron van alle Onderzoek"; hoofdst. LXXII, #.

(125)

(1-0) 杭州府,

Het boek verscheen in een der eerste jaren van de vorige eeuw.

ieder jaar in den nacht van het door de priesters werden opgeraapt.

midden van den herfst Cassiazaden nedervielen en Ook was er, volgens hetzelfde werk, tusschen de jaren 1023 en 1032 een lied in omloop. luidende, dat in het Ling-Jin klooster (127) zaden van den Cassia uit de Maan nedervielen, talloos als de regen en zoo groot als erwten (128).

Een kort historisch overzicht van den Maanboom der Chineezen levert het werk over Materia-Medica, dat reeds zoovele malen is aangehaald (129). Het luidt:

"

"Het verhaal van een Cassia boom in de Maan, die vruchten naar beneden "werpt, dateert uit den tijd van Keizerin Woe (130). Men vertelde toen elkander, "dat een Hindoe-priester van het Condor-gebergte (131) uit Indië was komen aanvliegen, en er dientengevolge in de achtste maand in Indie steeds Cassia-zaden nedervielen (132). De Geschiedboeken van de Thang-dynastie zeggen het ook, dat in "de derde maand van het jaar 689 zaden van den Maan-Cassia in Thai-Tsjow (133) "nedervielen, hetgeen eerst na meer dan tien dagen ophield. In A. D. 1027, onder "de dynastie der Soeng, vielen er bij schoonen maneschijn en helderen hemel in den "nacht van den 15den van de achtste maand zaden van den Maan-Cassia in het "Ling-Jin klooster van Hang-Tsjow (134). Zij waren talloos gelijk regen, groot als "erwten en als paarlen zoo rond. Er waren witte, gele en zwarte onder, zij hadden "hulzen gelijk die van de zaden van de waterlelie en waren bitter van smaak. Men "verzamelde ze om ze den hoogen ambtenaren aan te bieden, en de priesters van het "klooster zaaiden ze en kregen er vijf en twintig boomen van.... Toen Tsjang Kiun "Fong (135) in het klooster van de maanschijf in Tshijen-Thang (136) verblijf hield, zag hij zaden van den Cassia in zóó grooten getale nedervallen, dat het leek "te rooken en te misten....

"Hieruit volgt" -zoo spreekt thans de schrijver van de Materia-Medica zelf"dat het werkelijk is alsof er boomen in de Maan bestaan; maar ik zeg, dat de Maan "de ziel van het vrouwelijk beginsel is, en dat hetgeen zich in haar afteekent de #schaduwen van bergen en rivieren zijn. Maar zoo er dus geen Cassia in de Maan

(1-7)靈隱寺‧

(12) Spiegel en Bron van alle Onderzoek"; loc. cit.

(1) In het 34ste hoofdstuk; art.#.

(1) it. Zij begon hare regeering in A. D. 684.

() Nabij het tegenwoordige Giddore. Het speelt een gewichtige rol in de godsdienstige mythologie der Boeddhisten.

(132) Nadere bijzonderheden omtrent dien avontuurlijken tocht des priesters worden niet vermeld. Wij zijn dus niet in staat, des lezers nieuwsgierigheid op het punt te bevredigen.

(133). Een departement in Tsjehkiang. De hoofdstad van denzelfden naam ligt op een breedte van 28°54' en een lengte van 118°49'24" ongeveer.

(184) Zie zooeven, bij noot 127.

(1)

(134). Naam van een arrondissement en zijn hoofdstad in

"bestaat, wat zijn het dan voor dingen, die uit het luchtruim vallen? Allerwege "leest men in de gezamenlijke historische geschriften, dat er stof-, zand-, klei- en "steenregens zijn geweest; dat het goud, lood, geld en cinnaber heeft geregend en "er regens zijn gevallen van zijde en zijdestoffen, koren en rijst dat het gras, boo"men, bloemen en kruiden, haren, bloed, visch en vleesch en allerlei soort van der"gelijke dingen heeft geregend.... derhalve worden de regens van Cassiazaden ook "door bovennatuurlijke oorzaken te weeg gebracht, en niet doordien zich Cassiaboomen "bevinden in de Maan".

-

Gedurende de dynastie der Soeng (A. D. 960 1368) onderging de Maanboom der Chineezen, door invloed van buiten overvleugeld, nogmaals een gedaanteverwisseling. Uit dat tijdperk dateert namelijk zijn vereenzelviging met den zoogenaamden sâla (137) der Boeddhisten (138), dat wil zeggen met den gewijden tekaboom, welks gebladerte, volgens de legende, van de ontvangenis, geboorte en dood van Boeddha Sakyamoeni getuige was (139).

Dus is de Cassia voor de Chineezen het zinnebeeld geworden van de Maan, alsmede van het herfstseizoen, hetwelk steeds aau dit hemellicht gewijd was. Als zoodanig baande hij den weg voor een keur van poëtische bespiegelingen van de zijde der letterkundige klasse. De Cassia in de Maan, zoo redeneerde men, vertoont zich bijzonder duidelijk in het midden van den herfst. Zijn bloeiende takken overschaduwen dan als het ware de bloem der natie, die op dat tijdstip naar de hoofdsteden der provincies stroomt om zich langs het moeielijke pad der staatsexamens den rang van ku-zjin" (140) te verwerven en dus den toegang tot de hoogste staatsbetrekkingen te banen: waarom zou hij dan niet het zinnebeeld wezen van den letterkundigen roem, waar een iegelijk naar streeft? Een Cassiatak plukken in het paleis van de pad" werd op deze wijze een geliefkoosde uitdrukking voor het behalen van den tweeden graad. De Cassia in het paleis", zoo zegt een Chineesch schrijver, bezingt "de faam der geleerden en edellieden en is het zinnebeeld van beroemde mannen: "want de Cassia is een boom van uitstekende hoedanigheden en wordt in het paleis "geplant zooals de Keizer diegenen tot zijne rijksgrooten benoemt, die naam hebben "en lof verdienen. Daarom is hij tegenwoordig het zinnebeeld van geluk voor die

"

"geletterden, wier roemrijken naam hij zal gaan rondbazuinen" (141).

het departement Hang-Tsjowfoe, zooeven bij noot 126 genoemd.

(137) Schorea rolusta? (139) Mayers, Reader's Manual", 300.

娑(沙)羅

(139) Eitel, Handbook of Chinese Buddhism", bladz, 11.

(149) De tweede letterkundige graad, reeds op bladz. 136 vermeld. Hij is slechts verkrijghebben

baar voor hen die reeds den derden of laagsten graad, dien van #sioe-tshai", behaald; en wel op examens die éénmaal in de drie jaren door hooggeplaatste, daartoe door den Keizer aangewezen, ambtenaren in de provinciale hoofdsteden omstreeks het midden van den herfst worden afgenomen.

141

»Vermeerderde en verbeterde Schatkamer van allerhande Zaken"; hoofdst. LXXVIII

*.

« PreviousContinue »