Page images
PDF
EPUB

TWAALFDE MAAND, NEGEN EN TWINTIGSTE

OF DERTIGSTE DAG.

OUDEJAARSFEEST.

§ 1.

Offerande aan de Huisgoden, de Geesten van de Deur, de Schikgodin des Levens en de Voorvaderen. Oudejaarsgeschenken. Begrippen, die bij het toezenden van geschenken op den voorgrond treden. Aalmoezen, fooien en extra-belooningen op Oudejaarsdag. Het innen van schulden. De vrijplaats voor debiteuren bij den tempel van den Stedegod.

§ 2.

De Goden van Wallen en Grachten. Hun oorsprong, in verband met dien van de Dorps- en Landgoden. Stads- en Dorpsgoden van de Christenen, de Javanen en de Westersche Ouden. Hoe de Taoistische Paus de Chineesche Stedegoden aanstelt en ontslaat. Hun rangverhouding onderling en in de ambtenaarswereld.

De betrekking der Stedegoden tot de andere wereld. De verschillende afdeelingen der Hel in den Municipalen Tempel van Canton. De spion van den Stedegod, tevens patroon der politiedienaars en van hen die iets verloren hebben. Het slapen van Mandarijnen in den tempel van den Stedegod, ten einde rechtsgedingen door droomen tot klaarheid te brengen. Droomen, in China en elders als ingevingen van bovennatuurlijke wezens beschouwd.

De gerechtsdienaar en de secretarissen van den Stedegod. Eeden, in de Municipale Tempels afgelegd. De onderaardsche rechters; de gezant tusschen de Aarde en de Hel; de gerechtsdienaar met den buffel- en die met den paardekop; de bereden gezanten.

§ 3.

Het schoonmaken der woning tegen het einde van het jaar. Opschriften op rood papier aan de deuren. De legende van Thoe Ju en Joeh Loei. De "Canon der Bergen en Zeeën."

I. De perzikboom als spookverdrijver. Beeldjes en planken van zijn hout oudtijds, en perzikroode papieren tegenwoordig aan de ingangen der huizen bevestigd. De beelden of namen van Thoe Ju en Joeh Loei op de deuren. Spreuken en opschriften ter verhooging van de bezweringskracht der roode papieren. Rood, in China de kleur des geluks. Roode doeken en stukjes rood papier, boven de deuren bevestigd. Papieren met het opschrift #lente" enz.

De perzik, oudtijds het zinnebeeld zoowel van de lente- als de zomerzon. De spookverdrijvende eigenschappen van dit hemellicht zijn derhalve op dien boom overgegaan. De perzik als bron van levenskracht, onsterfelijkheid en eeuwigheid.

II. De haan als spookverdrijver in Europa en China. Oudtijds in laatstgenoemd Rijk als bezweringsmiddel aan de deuren geplaatst. Het eten van eieren op Nieuwjaarsdag. III. Touwen als spookverdrijvers.

IV. De tijger, in China als spookverdrijver bij den ingang van publieke gebouwen en voor graftombes geplaatst. Zijn afbeeldsel als amulet, in processies, bij het vuurtrappen enz. Het vleesch, haar enz. van den tijger in de geneeskunst. Reden waarom hij voor den Chinees steeds de natuurlijke vijand van onzichtbare wezens was.

§ 4.

Het zetten van het oude jaar in het nieuwe. Het oudejaarsvuur en het oudejaarsavondmaal. Weervoorspelling voor het volgende jaar. De oudejaarsvuren in ver vervlogen eeuwen. Hun vermoedelijke beteekenis. Nogmaals het oudejaarsmaal, zoowel tegenwoordig als oudtijds.

§ 1.

HUISHOUDELIJKE BEZIGHEDEN.

De dag, die het burgerlijk jaar besluit, is voor de Chineezen een laatste feestdag van gewicht. Hij kenmerkt zich in de eerste plaats door een offerande aan de huisgoden en de voorvaderen. Ook de Geesten van de Deur (zie bladz. 21) en de Schikgodin des Levens met hare Moedertjes (bladz. 313 en volg.) deelen hierin : het geldt in één woord een algemeene dankzegging aan al de goden en godinnen, waarmede de familie in betrekking staat, en wel voor de weldaden en zegeningen, die zij gedurende den afgeloopen jaarkring over het huis en zijne bewoners hebben uitgestort. Gemeenlijk heeft de plechtigheid in den namiddag of des avonds plaats. Bijzondere offergaven treden er, voor zoover wij hebben kunnen nagaan, niet bij op; doch wel plaatsen sommigen de groenten en de rijst, die het oude jaar in het nieuwe moeten zetten en op bladz. 17 en 18 reeds beschreven zijn, mede op de offertafel. Voor het overige wordt de dag doorgebracht met het inslaan van allerhande dingen, die op Nieuwjaarsdag zullen benoodigd wezen, en met het bereiden van vleeschspijzen, koeken, taarten en gebak van allerlei soort en vorm, die, zooals gewoontewet of eigenbelang eischt, aan vrienden en bekenden, begunstigers en klanten zullen worden rondgedeeld. Hoe dit gebruik ook naar onze koloniën is overgewaaid en daar maar al te dikwijls met bijoogmerken wordt misbruikt, weet zoo goed als iedereen uit eigen ondervinding.

Die wederzijdsche toezending van taarten en spijzen heeft een eigenaardig doel.

Men wil er namelijk door te kennen geven, dat de familie in het bijna afgeloopen jaar meer dan het noodige genoten heeft voor hare dagelijksche behoeften en dien overvloed voor een deel hoopt overgebracht te zien naar de woning van hare vrienden, verwanten en bekenden voor den duur van het gansche jaar, dat den volgenden morgen aan zal breken. Men ziet dus, dat de beteekenis van het gebruik zich ten nauwste aansluit bij die van de op bladz. 17 en 18 van dit werk beschreven taarten, koeken en groenten welke van het oude jaar in het nieuwe overgaan"; alsook dat de oudejaarsgeschenken, niets anders dan een zuiveren heilwensch vertegenwoordigend, ingevolge de eerste wetten van beleefdheid noodzakelijk contra-geschenken vereischen (1).

(') Een enkel woord over de begrippen, die in China bij het toezenden van beleefdheidsgeschenken, inzonderheid op Oudejaarsdag, op den voorgrond treden kan hier niet te onpas zijn. Het zuivere Chineesch gebruik wil in deze keuze en wederkeerigheid. In China biedt de zoon van het Rijk der Bloemen, die aan zijn eerbied jegens een hoogere of zijn vriendschip voor een gelijke eens lucht wil geven, in den regel een groote verscheidenheid van dingen aan, wel wetende dat de begiftigde, met de "adat" vertrouwd, om zijne bedoeling, zijn niat”, zijn à-sòe

te erkennen er een of twee voorwerpen uit zal kiezen en de rest terug zal zeuden — ja, dikwijls wordt, met het oog hierop, de geheele ge-chenkenkeur zonder voorafgaande betaling uit den winkel geleend. In onze koloniën echter palmt de Nederlander, econoom in alles als hij is, liefst de` geheele bezending in. Eu de Chinees, die zulks bij ondervinding weet, richt zich naar dezen karaktertrek van den overheerscher, en misbruikt dien des verkiezend om zijn gunst of die zijner echtgenoote te winnen. Hij die werkelijk ijn onafhankelijkheid en onbaatzuchtigheid buiten verdenking houden, en toch de Chineesche adat (hoe dikwijls wordt niet met dit woord geschermd!) wil ontzien, kieze dus, en wel bij voorkeur het pakje suiker in rood papier gewikkeld of van een rood papiertje voorzien, dat ter toewensching van de zoetheid des levens (verg. bladz. 10.) in den regel onder de geschenken prijkt.

[ocr errors]

Blijkens onzen tekst, bepaalt zich het onverbasterde volksgebruik in het vaderland der Java-Chineezen op Oudejaarsdag tot wederzijdsche toezending van koeken, taarten en spijzen van allerlei aard, die in het huisgezin zelf zijn toebereid. Daargelaten nu wat er sommige Mandarijnen doen, die ook al voor een zeer groot deel niet afkeerig van omkooperij en winsten en geschenken zijn, is dus het zenden en aannemen van dure artikelen, wijnen enz. zeer zeker on-Chineesch en niet veel meer dan een voor bedachtelijke verbastering der wezenlijke adat, die, zooals onze tekst doet zien, in haar zuiveren vorm slechts heilwensch beoogt. Dure oudejaarsgeschenken, zooals men ze in onze koloniën kent, zijn dan ook of middelen tot gunstbejag van den kant der gevers, of uitvloeisels van een door het aanhoudend misbruiken van een poëtisch volksgebruik ingeslopen geregeld stelsel van schatting, door de Europeanen stilzwijgend goedgekeurd en zelfs aangemoedigd.

En wat de wederkeerigheid betreft: om dit onderdeel der Chineesche adat bekommert de Nederlander in Indië zich geen zier. Welke rara avis immers brengt den Chinees een beleefdheidsgeschenk op zijn Oudejaarsdag terug? Het is misschien waar, dat onze adat dit niet vordert, maar eischt zij dan wel dat maar alles aangenomen wordt wat de Vreemde Oosterling ons zendt? En zal de Chinees op Oudejaarsdag aan iets anders denken dan aan Hollandsche hebzucht en inhaligheid? Kwamen er bij hem geen nevenbedoelingen in het spel, ongetwijfeld zou hij dat schatting opbrengen reeds voor goed hebben laten varen; en het voortbestaan er van in Indië levert dus, dunkt ons, stilzwijgend het bewijs, dat gunstbejag of andere bijoogmerken, zij het dan ook voor de toekomst, er aankleven van den kant des gevers.

Oudejaarsdag is voor menigen Chinees de aangewezen dag om wel te doen. Men ziet dan vele gegoede burgers met een of meer strengen koperen muntstukken op den schouder, of een bediende die ze draagt, achter zich, langs de huizen rondloopen, om, zoo zij soms hier of daar gehuil van vrouwen mochten vernemen, den nood te lenigen of hardvochtige schuldeischers tevreden te stellen De handelaars betalen hunnen bedienden als nieuwjaarsgift een maand traktement, of minder, al naar gelang van gedrag en bekwaamheid; hoofden van huisgezinnen geven het een of ander aan de kinderen, en ook de vrouwelijke bedienden en slavinnen krijgen wat; doch sommigen wachten nog met het uitkeeren van fooien en geschenken totdat de nacht verstreken en Nieuwjaarsdag aangebroken is (verg. bladz. 2).

Zcoals reeds in de verhandeling over den 16den der twaalfde maand gezegd werd, behooren alle schulden vereffend te worden vóór de verwisseling des jaars. Het kan dus niemand verwonderen, dat vooral op Oudejaarsdag vele schuldeischers met rekeningen en quitanties rondloopen, om toch maar vóór het nieuwe jaar aanbreekt zooveel mogelijk het hun toekomende te innen. En eveneens laat het zich denken, aat als vrij natuurlijk gevoig vele debiteuren den ganschen dag in de straten ronddolen; ja, sommigen die hunne verplichtingen niet kunnen nakomen zonder van hun laatsten cent afstand te doen, durven zelfs na het ondergaan der zon niet naar huis te gaan, maar lijden liever een nachtje koude en gebrek in de open lucht. Gelukkig echter, dat voer zulke arme drommels een tevluchtsoord bestaat, waar zij buiten het bereik van hunne kwelduivels zijn. Het is het plein voor den tempel van den Stedegod, den beschermheilige van de plaats. Vanaf den 24sten ongeveer tot den laatsten van het jaar zijn alle komedietroepen van de stad zedelijk verplicht aldaar gratis of voor een kleine toelage, door de Mandarijnen uitgekeerd, beurtelings een voorstelling te geven tot verheerlijking van den god en om hem te danken voor de gunsten, die hij in het ten einde spoedend jaar heeft uitgekeerd; en wanneer zij spelen, dan kan geen schuldeischer zijn debiteur aanmanen tot betaling en geen rekening of quitantie laten zien, zonder zich het ernstig ongenoegen van de omstanders of wellicht een dracht slagen op den hals te halen. Geen maner waagt zich daarom licht in de nabijheid van de tsáo-tsèe-hì (2) of "komedie om schulden te ontloopen", en zelfs met helpers en handlangers durft men het niet aan; want iedereen weet maar al te goed, dat het esprit-de-corps der debiteuren groot genoeg is om elken schuldeischer, des noods met geweld, te dwingen den hazemarsch te blazen. Merkwaardig is het, dat iets dergelijks in het oude Griekenland bestond. Gedurende de negen dagen van het Novendiale sacrum, aan de viering der mysteriën van Eleusis gewijd, was het namelijk aldaar verboden op iemand, wien ook, de hand te leggen, en hij die het waagde alsdan een schuldenaar te vatten, kon volgens de voorschriften van de wet op vordering van dezen zelfs ter dood worden gebracht (3). Zóó ver is het in China wel is waar

(2)走債戯.

() Dupuis, Traité des Mystères", III, Sect. II.

nog niet gekomen, doch de publieke opinie handhaaft er de vrijplaats krachtig zonder behulp van de wet. Dat het daar echter aan wederzijdsche plagerijen onder de toeschouwers niet ontbreekt, behoeft wel niet gezegd te worden.

Deze eigenaardige episode in het burgerlijk leven der Emoy Chineezen geeft ons aanleiding om onze belofte, reeds eenige malen in den loop van dit werk afgelegd (4), thans na te komen en enkele bijzonderheden omtrent de Chineesche Stedegoden ten beste te geven. Reeds bij het bidden om regen in tijden van droogte (bladz. 52 en 55) en als vertegenwoordigers op aarde van Jama, den Hellegod (bladz. 316) zag de lezer hen in het dagelijksch leven van het volk een merkwaardige rol vervullen wij meenen thans de volledigheid van dit werk te bevorderen, door onze reeks van monographiën van de hoofdgodheden van Emoy met een beknopte beschrijving van de belangwekkende Goden van Wallen en Grachten te besluiten.

§ 2.

DE GODEN VAN WALLEN EN GRACHTEN.

"

De Chineesche Stedegoden dragen den algemeenen naam van Vaders van Wallen en Grachten" (5). Zij vinden hun parallel in de Pallas onzer Ouden, de Urbani der Romeinen en in de tallooze beschermheiligen van landstreken en steden, waarmede het pausdom, in navolging van de oude heidenen, de Christelijke wereld overgoot. The divine being", zoo sprak Symmachus tot de Christenen has dis"tributed various guardians to cities; and even as souls are communicated to infants "at their birth, so particular genü are assigned to particular societies of men" (").

In grondslag verschillen de Chineesche Stedegoden niet van de beschermheiligen, de sia der dorpen, die de lezer reeds als landgoden in § 1 van onze verhandeling over den 2den van de tweede maand heeft leeren kennen. Deze zijn vergoddelijkte personen van de Oudheid, voorvaders van de natie, die zich verdienstelijk maakten voor het volk (zie bladz. 120), terwijl elke Stedegod de ziel is van den eersten of meest beroemden hoofdmagistraat, die in de stad den schepter zwaaide. Een tempel voor zulk een god vindt men dan ook als vrij natuurlijk gevolg bijna uitsluitend in steden, waar Keizerlijke overheden gevestigd zijn, met name in de hoofdsteden van provinciën, departementen en districten. De algemeene naam is "Tempel van Wallen en Grachten" in Emoy sing-hong-biō (7).

Immers

Belangrijke punten van overeenstemming tusschen godsdienstige instellingeu der Chineezen en die van andere volken merkt men ook hier weder bezit ook in onze Christelijke landen bijna elk dorp en elke stad een specialen be

(*) Zooals op bladz. 52, 64, 315 enz.

op.

(*) In Emoy Sing-Hong-Já: zie bladz. 52, noot 97.

(*) Brand, "Observations on popular Antiquities", bladz. 195.

(一)城隍廟‧

« PreviousContinue »