Page images
PDF
EPUB

schermheilige, die in veel gevallen, juist zooals in China, een heilig verklaard burger uit vroeger tijden is; ja, zelfs heeft ieder dorp op Java zijn Dessagod, den tweelingbroeder van den Chineeschen sia of den toā-peh-kong van den Indo-Chinees (8). De "danhjang desa" zendt er zijn beschermende invloeden neder uit de lucht, of uit het geboomte, dat hij zich tot woonplaats heeft gekozen. Hem ter eere richt men altaren met of zonder afgodsbeeldjes op, om zegen af te smeeken en wierook en bloemen te offeren. En ook Stedegoden zijn den Javaan lang niet onbekend. Het zijn de "ratoe demit" of "dedemit", die, evenals de Goden van Wallen en Grachten der Chineezen, zooveel hooger dan de beschermgeesten der dorpen staan als de stad boven de dessa is verheven, maar desniettemin op dezelfde wijze als deze worden vereerd en aangebeden (*). De hier aangestipte staaltjes van overeenstemming behoeven echter niemand te verwonderen; want ongetwijfeld zullen er slechts weinig volkeren op aarde zijn te vinden, die er niet voor ieder dorp een God op nahouden en wel in den vorm van een of ander hoofdman of verdienstelijk dorpsgenoot uit vroegeren tijd, die om zijne daden is blijven voortleven in de herinnering des volks en zich aldus langzamerhand tot godheid opgewerkt heeft.

men,

De Stedegoden der Chineezen verschillen op een paar voorname punten van die der Westersche Ouden. In de eerste plaats zijn zij, zooals wij reeds deden uitkovan zuiver menschelijke herkomst en voor verreweg het meerendeel historische personen; doch hetzelfde kan niet gezegd worden van bijvoorbeeld Minerva, Juno, Mars, Apollo en Venus, de tutelaire godheden respectievelijk van Athene, Carthago, Rome, Rhodes en Cyprus. Een tweede punt van verschil ligt hierin, dat er voor laatstgenoemden geen Paus bestond, die hen naar welgevallen kon afzetten of door anderen vervangen, hetgeen thans wel het geval is voor de Patroons en Patronessen van de Christelijke steden en voor de Goden van Wallen en Grachten in het Chineesche Rijk.

Zijne Heiligheid Tsjang, de Taoistische Paus, wien een korte verhandeling op bladz. 56 en volg. van dit werk werd gewijd, zet namelijk nu en dan eens een Stadsgod af en benoemt een anderen overledenen Mandarijn in zijne plaats, dien hij denkt dat meer geschikt is voor het ambt. Hij handelt hierin, naar men zegt, op instigatie van den Hemelgod, wiens plaatsvervanger hij immers op aarde is. Op deze wijze wordt aanhoudend wijziging gebracht in het goddelijk ambtenaarspersoneel en ieder Magistraatspersoon het vleiende vooruitzicht geopend van nog eens promotie te maken na zijn dood; doch men vergist zich zoo men denkt, dat zijn macht om Mandarijnen heilig te verklaren den Meester des Hemels veel politieken invloed geeft. Want zijne besluiten van vervanging hebben eerst kracht van wet, wanneer zij door het Ministerie van Eeredienst (10) te Peking zijn gesanctioneerd, terwijl nog

(®) Zie bladz. 121.

(*) Veth, "Java”, deel I, bladz, 315–6.

(1)禮部

buitendien de Chinees zich in den regel te veel om aardsche en te weinig om hemelsche promotie bekommert, dan dat hij zich met voor zijn ambt gevaarlijke kuiperijen met den Meester des Hemels zou inlaten. Jaarlijks deelt deze het Ministerie mede, welke veranderingen hij alzoo in het bovenaardsche brengen wil, en eerst na de ministeriëele bekrachtiging gaat hij er toe over den provincialen autoriteiten kennis te geven van hetgeen er is geschied (11). Hij handelt dus met de beschermheiligen der steden ongeveer zooals de Paus van Rome behalve dat deze er de wereldlijke autoriteiten in den regel buitenlaat.

De rang, die iedere Vader van Wallen en Grachten bekleedt in de hiërarchie der goden, is gelijk aan dien van den eerstaan wezenden Mandarijn der stad, waarin zijn tempel staat. Want beiden strekken de beschermende en heerschende hand gelijkelijk over dezelfde onderdanen uit en houden het oog gericht op al hunne goede en slechte handelingen, ten einde die naar verdienste te beloonen of te straffen. Aldus bezit de Beschermgod der hoofdplaats van een district of "hijen" de waardig heid van tsji-hijen" (12) of Keizerlijk districtshoofd, en is hij ondergeschikt aan den Stedegod der hoofdplaats van het departement "foe", waarvan dat district een deel uitmaakt: juist zooals het wereldlijk districtshoofd, dat naast hem staat, de bevelen van den tsji-foe" (18) of prefect van dat departement onvoorwaardelijk op te volgen heeft. Dezelfde ondergeschikte rol spelen ook op hunne beurt alle departementale Stedegoden en prefecten van departementen respectievelijk tegenover den geestelijken en den wereldlijken Gouverneur van de provincie, waarin die departementen zijn gelegen. En ten slotte zijn alle Chineesche Urbani ondergeschikt aan den Sing-longJá van Peking, den Keizer van de Stedegoden. Ziehier dan ook de reden waarom elke Vader van Wallen en Grachten in den regel is uitgedost in de ambtskledij van den Magistraat, die naast hem staat in rang.

Gewichtig in de eerste plaats is de rol van den God van Wallen en Grachten met betrekking tot de andere wereld.

Geen goede, geen slechte handeling, zoo zegt het volk, kan hem met mogelijkheid ontgaan: deugdzame daden draagt hij bij den Heer des Hemels ter belooning voor, doch vergrijpen en zonden doet bij kennen aan de Hel, opdat de bedrijvers geen billijke straf ontloopen, maar loon naar werken zullen ontvangen aan gene zijde van het graf. Hij is dus de spion van Jama, den God van de Onderwereld (zie bladz. 154), doch, behasve dat, ook nog zijn gevolmachtigde voor de geheele landstreek, waarover zijne bevoegdheid gaat; want, zooals reeds op bladz. 316 werd aangestipt, maakt hij ook zich meester van de zielen en levert ze uit aan den Koning van de Hel, opdat zij in deze plaats van straf naar verdienste schoongemarteld en gelouterd zullen worden. Elk district in het Rijk van het Midden, hoe klein ook, heeft dus zijn ver

(1) Celestial Empire", 22 April 1879; bladz. 71.
(2)知縣(12) 知府,

tegenwoordiger van de Hel op aarde, en niemand kan bijgevolg aan den wrekenden arm der onderaardsche gerechtigheid ontsnappen (14).

Het is dan ook omdat hij alles weet wat binnen zijn ressort geschiedt, dat boven den ingang van den tempel van den Stedegod te Canton (15) deze waarschuwende woorden zijn geplaatst: "goed en kwaad, waarheid en bedrog zijn duister en verward op deze wereld, maar worden ten duidelijkste onderscheiden in den Hemel." En om tevens de vrees voor de helsche straffen, die hij immers over het hoofd van zijne onderhoorigen kan inroepen, onder het volk levendig te houden, zijn aldaar rondom het binnenplein voorstellingen in beeldhouwwerk van de verschillende afdeelingen der Hel geplaatst, waarin de verdoemden op allerlei wijzen gepijnigd en gemarteld worden. Hier ziet men een misdadiger, op den buik liggende en door gerechtsdienaars vastgehouden, met den bamboe op het bloote achterlijf geeselen onder het oog van den rechter-bestuurder dezer afdeeling. Dáár werpen helsche beulen en scherprechters een zondaar met het hoofd voorover in een ketel met kokende olie, en halen hem er verschrompeld en verschroeid weder met een ijzeren vork uit. Ginds wordt een menschelijk wezen vertikaal doorgezaagd, een ander het onderlijf geopend, in duizend stukjes gesneden of onthoofd - in het kort: de wreedaardigste der helsche en aardsche pijnigingen, die ooit door het Chineesche brein zijn uitgedacht, stelt de "Tempel der Verschrikking" zoo plastisch en zoo bloedig als maar mogelijk is den toeschouwers voor oogen. Beulen, beulsknechten en rechters zijn uitgedost als wereidsche dienaren der gerechtigheid, en het is aldus dat men schrik voor den Keizerlijken Magistraat tracht samen te smelten met vrees voor de pijnen van de Hel; doch bij den vreemdeling wekken al die beelden, grof en ontbloot van kunstwaarde als zij zijn, eer walging en afkeer dan eenige andere gewaarwording op.

Is het dus wel wonder, dat hier in dezen tempel de bijgeloovige menigte, en vooral de vrouwelijke sekse, dagelijks bij honderdtallen samenstroomt om de bestuurders van de verschillende afdeelingen der Hel te verbidden en voor werkelijke of denkbeeldige misdrijven boete te doen met wierookgeur en kaarslicht? De beheerder van het gebouw betaalt niet minder dan $ 4000 voor zijne aanstelling (16), en haalt er deze som met ruime winst binnen korten tijd door den verkoop van offerartikelen weder uit: wèl een bewijs, hoe groot er de toevloed van boetelingen is. Ledig

(*) Hieruit laat zich ook verklaren waarom op de groote voedingsfeesten ter verkwikking van de zielen, welke in de zevende maand bij de tempels worden aangerecht (bladz. 337 en volg,), zoo dikwijls het beeld van den Stedegod der plaats, hetzij in origineel, hetzij van papier, met al zijn trawanten op het tempelplein prijkt. Hij is immers als gemachtigde van Jama met het toezicht over de schimmen belast, die tijdelijk de aarde bezoeken, en zijn tegenwoordigheid alleen moet dus reeds voldoende zijn om hen in bedwang te houden; want wee natuurlijk de ziel, waarover de Stedegod een slecht rapport uit zou brengen bij den onderaardschen Vorst!

(1) Door vreemdelingen, die zich daar gevestigd hebben, meestal bestempeld met den naam van Temple of Horrors".

(1) Williams. The Middle Kingdom"; hoofdst, III.

loopers, nieuwsgierig misschien om te weten wie er alzoo zonden en vergrijpen op het geweten hebben, slenteren hier in menigte rond; dozijnen van waarzeggers, aan hunne tafeltjes gezeten, verkoopen er hun onthullingen van de toekomst aan de onrustigen van geweten natuurlijk duur, en marskramers, ambulante gaarkoks, kwakzalvers en bedelaars eindelijk, het spreekwoord "waar het volk is daar is de nering", indachtig, brengen er het hunne toe bij om de passage over het temp lplein te belemmeren en te versperren. De tempel van den Stedegod van Canton is inderdaad een der meest belangwekkende plaatsen van de gansche vesting en het bezoek overwaardig van elken vreemdeling, die binnen hare muren belandt (17).

Zijn alwetendheid ten aanzien van het doen en laten zijner onderhoorigen heeft. de God van Wallen en Grachten in de eerste plaats te danken aan de medewerking van zijn adjudant pai-tháo-tia (18) of "papa met het bordje". Een afbeeldsel van dit denkbeeldige wezen staat dan ook in elken municipalen tempel aan zijne zijde. De pai-thao-tia is niet zelden acht tot tien voet lang, mager van gestalte en tot aan de enkels in een lang, wit kleed gehuld. Zijn hoofd is gedekt met een smallen, kegelvormigen hoed van dikwijls drie voet hoog, gelijk van vorm ongeveer als die, welke vroeger in Europa de hoofden der geneesheeren sierde en tegenwoordig in China door de gerechtsdienaars en bij ons door de harlekijns gedragen wordt. Zijn gelaat is bleek en mager, de oogen puilen hem uit het hoofd, de bloed roode tong komt hem uit den mond en lange sluike haren hangen hem neder tot op de schouders. In de eene hand houdt bij een waaier en in de andere een klein houten bordje om aanteekeningen op te maken: vandaar wellicht zijn naam. En wat nu de function van dezen dienaar van den Stedegod betreft: hem is opgedragen om al het goede, dat binnen het gebied zijns meesters mocht voorvallen, en al het kwaad, het welk er wordt bedreven, op te sporen en bij de bevoegde autoriteiten aan te brengen, opdat belooningen en straffen kunnen worden uitgekeerd zooals het behoort. Niets kan ontsnappen aan zijn blik. Want als een reus overziet hij het geheele land, en als de wind doorkruist zijn mager lichaam met reuzenschreden het gansche gebied van den Vader van Wallen en Grachten, onder wien hij dient; hij is dan ook de onmisbare rechterhand zijns meesters en tegelijk zijn oog en oor. Op het hoofddeksel draagt hij soms het opschrift: weens gezien, groot geluk” (19), d. w. z. wiens goede daden ik eenmaal heb ontwaard, dien zullen groote zegeningen ten deel vallen.

Geen wonder dat dit type van een goed politiespion de beschermgod van de wereldsche politiebeambten is geworden, die onder den Keizerlijken Mandarijn dienen

(17) Afbeeldsels van de verschillende afdeelingen der Hel vindt men ook wel elders in municipale tempels, maar nergens, voor zcover wij weten, in afmetingen gelijk aan die van den Temple of Horrors" te Canton. Zij worden ook wel op de tempelpleinen opgericht bij gelegenheid van de voedingsfeesten der zevende maand (verg. bladz. 340).

[merged small][merged small][ocr errors][merged small]

in hetzelfde ressort als hij. Hij wordt dan ook op ruime schaal door hen vereerd. En even natuurlijk is het, dat hij de toevlucht voor allen is die iets verloren hebben of bestolen zijn; want zoo iemand, dan is voorzeker de alziende pái-thao-tia in staat het vermiste aan den dag te brengen of den diefstal uit te vinden. Uit dit alles laat zich ook verklaren waarom een Mandarijn, die een rechtszaak niet tot klaarheid weet te brengen, er wel eens toe overgaat tijdelijk zijn nachtverblijf op te slaan in den tempel van zijn Stedegod, hopende in een droom onthullingen te bekomen, die het gerechtelijk onderzoek hem niet verschaffen kon.

Droomen worden dus door de Chineezen beschouwd als inblazingen van bovennatuurlijke wezens. En ook op dit punt staan zij lang niet alleen. Immers leest men in de gewijde schriften van de Joden en de Christenen, dat God in een droom tot Abimelech kwam" (20); dat hij, boven op de ladder staande, zelf het woord tot den slapenden Jacob voerde en deze in den droom buitendien een bezoek van ziju Engel ontving (21); dat "God tot Laban, den Syriër, kwam in een droom des nachts" (22), te Gibeon op dezelfde wijze aan Salomo verscheen (23) en zijn Engel in den droom afdaalde tot Jozef (24); dat de wijzen uit het Oosten in een droom door goddelijke openbaring werden vermaand (25), enz. enz. Slechts de moderne Westersche beschaving heeft dit oude geloof in de herkomst van droomen kunnen doen plaats maken voor ons onverschillige het is maar een droom"; maar onbeschaafde volkstammen klampen er zich nog immer met onwrikbare overtuiging aan vast. "Dreams", zegt Burton (26), "according to the Yorubaus (West Afrika) and to many of our "fetichists, are not an irregular action and partial activity of the brain, but so "many revelations brought by the manes of the departed" (27).

"In Madagascar, the people throughout the whole island pay a religious regard to dreams, and imagine that their good demons tell them in their dreams what "ought to be done, or warm them of what ought to be avoided (28). Lastly, when they dream of their departed friends or relatives, savages firmly believe themselves "to be visited by their spirits, and hence believe, not indeed in the immortality of "the soul, but in its survival of the body. Thus the Veddahs of Ceylon believe in "spirits, because their deceased relatives visit them in dreams (29), and the Manganjas "(Zuid Afrika) expressly ground their belief in a future life on the same fact. "Persons who are pursued in their sleep by the image of a deceased relation, are "often known to sacrifice a victim on the tomb of the defunct, in order, as they

(20) Genesis XX, 3. (1) Ibid. XXVIII, 12 en volg.; XXXI, 11.

(**) Ibid. XXXI, 24. (2) I Koningen, III, 5. (*) Matth. I, 20; II, 13 en 19 (25) Ibid. II, 12.

(2) "Abbeokuta and the Cameron Mountains", deel I, bladz. 204.

(2) Lubbock, "Origin of Civilisation", hoofdst. V, bladz. 207.

(2) The Adventures of Robert Drury", bla z. 171.

(2)

Transactions of the Ethnological Society", II, bladz. 301.

« PreviousContinue »