Page images
PDF
EPUB

doorwrochten steen, al zij het slechts één enkele, en een gebouw zal mettertijd de stad der wetenschap helpen vergrooten, hechter en sterker en van meer blijvende waarde dan ieder gewrocht, dat uit oppervlakkig bewerkte maar door ieder werkman in zeer groote hoeveelheid bijgebrachte bouwstoffen opgetrokken is.

Wat het Chineesche godsdienststelsel vooral belangwekkend maakt, is het feit dat zooveel van zijn oudste vormen aan den slopenden geest des vooruitgangs hebben weerstand weten te bieden tot op heden. Het is waar dat ieder volk, hetwelk op de ladder der beschaving voortschrijdt en aldus zijn godsdienstige begrippen mede tot ontwikkeling brengt, ook met meer of minder hardnekkigheid een deel van de oudere vormen bewaart; doch zoo sterk als in het Chineesche Rijk treedt wellicht nergens ter wereld dit verschijnsel op den voorgrond. De lezer bereide er zich dus op voor bijna al de ontwikkelingsphasen, die de godsdienststelsels in het algemeen doorloopen hebben, van de laagste af aldaar in vrede en vriendschap naast elkander in leven te vinden, en niet in kwijnenden toestand of een teringachtig bestaan voortslepend in fabelen en bakersprookjes, zooals bij ons, maar bloeiend en welig tierend, al is het in de eerste plaats in de lagere lagen van de maatschappij. Zoo is, om een voornaam voorbeeld te noemen, de dienst der goden er nooit de sloper van den zooveel ouderen dienst der voorvaderen geweest, waaraan hij eenmaal zijn oorsprong had te danken; ja zelfs het levenskrachtige Boeddhisme, een totaal vreemde leer en ver buiten het Chineesche Rijk geboren, heeft er het bestaande niet kunnen verdringen of vernietigen want het werd er geënt op een zuiver oorspronkelijken boom, die, saprijk genoeg, aan de nieuwe loot geen vochten ten koste van de oudere takken behoefde af te staan. Deze onderwerpen zullen natuurlijk in dit hoofdstuk voorname punten van bespreking uitmaken.

De ontwikkeling van het Chineesche godsdienststelsel schetsende, zullen wij ons houden aan de leer der evolutie, die Herbert Spencer in zijn beroemd werk "Principles of Sociology" op zoo onnavolgbare wijze heeft ontvouwd. Wij nemen zijn meesterlijk betoog tot richtsnoer, niet alleen omdat het van het vraagstuk van den oorsprong en de trapsgewijze ontwikkeling van godsdienstige begrippen en gebruiken in het algemeen de meest rationeele oplossing geeft, doch vooral omdat het ons in staat stelt tot den allereersten grondslag op te klimmen van die der Chineesche natie, voor zoover zij in dit werk beschreven zijn. Tevens zien wij ons daardoor de gelegenheid geopend de theorien van den beroemden Engelschen wijsgeer met talrijke bewijzen, aan China ontleend, te staven, en dus den schat van voorbeelden, die hij uit alle hoeken en landen van de wereld heeft bijeengezameld, te vermeerderen.

§ 1.

EERSTE DENKBEELDEN OMTRENT EEN ONZICHTBAAR BESTAAN.

Natuurverschijnselen zijn de grondleggers van alle denkbeelden omtrent het bovennatuurlijke. Wat de oorspronkelijke mensch van hunne verdwijning denkt. Eerste geloof in een onzichtbaar bestaan, door den wind versterkt.

Een axioma mag als uitgangspunt worden vooropgesteld; primitieve begrippen omtrent het bovennatuurlijke ontstaan uit waarneming door den onontwikkelden mensch van natuurlijke verschijnselen, die hij zich niet weet te verklaren. Met andere woorden geen openbaring dan uit de Natuur in de volste beteekenis van dit woord. En daar de Natuur op de gansche wereld uit ongeveer dezelfde verschijnselen spreekt, daarom zullen vele godsdienstige gebruiken en begrippen, als zijnde uit denzelfden wortel ontsproten, verrassende punten van overeenstemming vertoonen en slechts verschillen naar den graad van ontwikkeling, dien zij hebben bereikt.

Vele natuurverschijnselen nu ontwaart de primitieve mensch, die in hem het denkbeeld doen opkomen dat er een bestaan bestaat, hetwelk hij niet ziet. Wolken worden op geheimzinnige wijze aan den helderen hemel voor zijn oog geboren en gaan weer even geheimzinnig over tot het niet; sterren ziet hij dagelijks verdwijnen voor het licht van zon en maan, deze hemellichten iederen dag en het zilverwit van de Koningin des Nachts geregeld elke maand verschijnen en verdwijnen, en kometen, meteoren, regenbogen, bliksemstralen en kringen om de maan leveren hem Voor en na hetzelfde schouwspel van komen en te niet gaan op. Water eindelijk ziet hij opdrogen zonder dat hij er de reden van weet, en zoo verdwijnen mist, luchtspiegelingen, warlwinden, hoozen: al die verschijnselen, voor hem onverklaarbaar, leeren hem echter dat er een overgang van het zichtbare in het onzichtbare bestaat. Wat zal de wilde bij al die verschijnselen denken? Juist hetgeen zich uit bij monde van een kind, hetwelk bij het verdwijnen van een beeld, door een tooverlantaren op een muur geworpen, vraagt: waar is het naar toe gegaan? Het begrip van vernietiging ligt, zoogoed als voor dat des kinds, nog te hoog voor het pas ontluikende brein van den oorspronkelijken mensch. Bij het verdwijnen der hemellichten en natuurverschijnselen denkt hij dus hetzelfde als bij de vlucht van een door hem gewond dier in het bosch het is ergens heen gegaan, maar waarheen is onbekend.

Er bestaat dus voor hem een onzichtbaar bestaan. En wordt hij niet in deze meening versterkt door het zien van de schade, door een onzichtbare maar desniettemin uiterst goed voel- en hoorbare macht aangericht op boomen en planten, die de geheimzinnige reuzehand des winds buigt, breekt, ontwortelt?

§ 2.

EERSTE GELOOF IN DUPLICAATVORMEN DER WEZENS.

Overgang der wezens van den bezielden toestand in den onbezielden, en omgekeerd. Schaduwen kunnen de lichamen verlaten en rondzwerven in een onzichtbaren staat. Schaduwen en spiegelbeelden zijn de grondleggers van het geloof in een ziel.

Hand aan hand met dat begrip omtrent een onzichtbaar bestaan, ontstaat het geloof dat de wezens meer dan éénen vorm bezitten.

Immers zal een wilde, versteeningen van planten, dieren en voorwerpen om zich heen ontwarend, spoedig de gevolgtrekking maken dat die wezens een dubbele gedaante hebben, en van de eene in de andere overgaan. Hij ziet buitendien zaden zich veranderen in boomen, en dus in voorwerpen van geheel verschillende structuur en vorm, eieren in vogels, poppen in insecten. Hij ziet de welbekende wandelende bladeren en wandelende takken, en begint te denken dat deze dieren gedaanteveranderingen van werkelijke bladeren en takken zijn: al die wezens hebben dus twee duidelijk te onderscheiden gedaanten, waarvoor de primitieve mensch nog niet zoo spoedig onderscheidingsnamen heeft, maar die meer beschaafden zouden kenschetsen door de termen bezield en onbezield.

-.

Nog andere duplicaatvormen ontwaart de wilde dagelijks om zich heen, en wel in de eerste plaats de schaduwen der dingen. Hij weet niet wat een schaduw is, want denkbeelden omtrent negatie van het licht zijn hem volkomen vreemd, en dus zal hij haar uit den aard der zaak beschouwen als een aanhangsel van het wezen, dat haar van zich werpt. Dit aanhangsel nu kan het lichaam verlaten, want de schaduw van een visch bijv. teekent zich op den bodem van het water en die van een vogel of een wolk op het oppervlak der aarde af, terwijl des nachts alle levende en doode voorwerpen hunne schaduwen verliezen: zal dus de primitieve mensch, in wien de verschijnselen der Natuur reeds het geloof hebben neergelegd aan een onzichtbaar zijn (zie § 1), niet van zelf dit geloof vereenigen met zijn waarneming dat de duplicaatvormen, de schaduwen der wezens, de lichamen verlaten kunnen? Eu ontspruit uit die vereeniging niet reeds de kiem van het geloof in een tweede ik der dingen, ontastbaar, en zelfs nu en dan onzichtbaar, ronddwalende buiten het wezen om, waartoe het behoort met andere woorden de kiem van het geloof in eene ziel, om den term te behouden, die in onze moderne talen gebruikelijk is?

Inderdaad bestaan er nog vele volkstammen, die gelooven dat de schaduw de ziel der wezens is. Spencer (1) noemt de Benin-negers, de Wanika's, de Groenlanders en de bewoners der Fidji-eilanden, en Lubbock (2) buitendien de Indianen van

[blocks in formation]

(2)

Origin of Civilisation and primitive Condition of Man"; hoofdst. V.

Noord-Amerika, de Basoeto's en de bewoners van Tasmania; ja, zelfs wij bezigen altijd het woord schimmen nog waar van de zielen der dooden sprake is. En wat voor den wilde schaduwen zijn, dat zijn voor hem ook alle in het water teruggekaatste beelden van wolken, sterren, levende wezens en voorwerpen; d. w. z. duplicaten, onbereikbaar en onvoelbaar. Het bewijs leveren de bewoners der Fidji-eilanden, die beweren dat ieder wezen in het bezit van twee zielen is, zijnde de eene de schaduw en de andere het beeld, zooals het zich afteekent in het spiegelend oppervlak des waters (3).

§ 3.

VERDERE ONTWIKKELING VAN HET GELOOF IN DUPLICAATVORMEN.

Echo's bevestigen het geloof in onzichtbare wezens. Zoo ook droomen. Gedurende den slaap kan het dubbel het lichaam verlaten.. In den droom ontmoeten de duplicaten elkander. Droomonthullingen zijn, volgens den Chinees, inblazingen van onzichtbare wezens. Duplicaten of schaduwen verlaten de lichamen vooral gedurende den nacht. Spoken waren voornamelijk in het duister rond. De Onderwereld, door de Chineezen als een donkere verblijfplaats voorgesteld, en den dooden door hen bij voorkeur in het donker geofferd.

Hoe nu bevestigt en ontwikkelt zich onder de wilden het geloof, dat menschelijke duplicaten rondzwerven in een onzichtbaren staat?

In de eerste plaats door de echo. Inderdaad zijn de Abiponen van Zuid-Amerika, de Indianen van Cumana (Midden-Amerika) en de Negers langs den Niger overtuigd, dat echo's de stemmen van onzichtbare wezens zijn (1).

Doch veel sterker nog door droomen. Honger is zeer zeker een zeer gewone toestand van den wilde, en als hij voedsel heeft bemachtigd, dan overlaadt hij zich de maag veelal met moeielijk te verteren spijzen. Stellig zijn dan ook zijn droomen. veel energischer dan de onze.

Bij het ontwaken zal hij zijn gezellen mededeelen, welke avonturen hij slapende heeft gehad. Doch groot zal zijn verwondering zijn, wanneer hij van hen hoort dat hij zijn legerstede niet verlaten heeft: niets blijft hem dus over dan aan te - nemen dat zijn duplicaat het lichaam heeft verlaten, ten einde de jacht te gaan houden en den tocht te maken, waarvan hij heeft gedroomd.

-

Van alle kanten van den aardbol stroomen getuigenissen toe, die bewijzen dat deze opvatting werkelijk die der wilden is. Spencer noemt de Indianen van NoordAmerika, de Groenlanders, de bewoners van Nieuw-Zeeland en van de Fidji-eilanden, de

(3) Spencer, op. et cap. cit.; § 57.

(1) Ibid.; § 58.

Dajaks, de Karens van Indië en zelfs de zoo beschaafde oude Peruanen (2). En reden om zich over de algemeenheid van die opvatting te verwonderen bestaat er zeker niet; want hoe gemakkelijk zal zij zich niet in den wilde vestigen wanneer hij in den slaap de duplicaten van anderen ontmoet, vooral zoo deze zich in gansch andere vormen dan die van het gewone leven voordoen en dus een veel dieper indruk maken op zijn gemoed! Hoe menigmaal bijv. zal hij droomen van een vijand in de gedaante van een woest, verscheurend monster! Tot nadenken is de primitieve mensch nog niet in staat, en dus gaat hij slechts met zijne ondervinding te rade zooals zij daar in hare volle naaktheid voor hem ligt.

-

Dat 's menschen duplicaat met den geest of de ziel van andere wezens in den slaap gemeenschap hebben kan dit gaat nog altijd voor een onomstootelijke waarheid in het oog van het tegenwoordige Chineesche volk door. Immers, op bladz. 471 is het reeds gezegd, dat de Mandarijnen zich menigmaal te slapen leggen in den tempel van een Stedegod, ten einde in hun droomen van of van wege dezen ingevingen te bekomen die klaarheid kunnen brengen in een aanhangig rechtsgeding; -- zóó diep dus wortelen zich begrippen, langs natuurlijken weg van ontwikkeling ontstaan, in den menschelijken geest, en zóó noode laten zij zich daaruit wegvagen door vooruitgang en beschaving, dat zelfs overheidspersonen, die toch voor het crême de la créme der geleerden van het beschaafde China doorgaan, zich nog niet aan hun invloed hebben weten te onttrekken! Ter aangehaalde plaatse werd ook aangestipt, dat menige Chineesche volksman droomonthullingen gaat zoeken op de graven, terwijl er ook een reeks van half beschaafde volkeren werd opgesomd, die mede de overtuiging koesteren dat droomen inblazingen van onzichtbare wezens zijn.

In de eerste denkbeelden der wilden is dus 's menschen dubbel, dat gedurende den slaap op avontuur uitgaat, identiek met zijne schaduw. Daar deze nu des nachts verdwijnt en tegen den ochtendstond weder te voorschijn komt daarom moet wel het geloof ontstaan, dat duplicaten voornamelijk rondzwerven gedurende den nacht. Hier staan wij voor de genesis van een volksopvatting, die, blijkens het op bladz. 181 en 261 aangevoerde, zoowel in Europa als in het Chineesche Rijk nog altijd welig bloeit. Zonder twijfel werd zij, zooals wij op bladz. 480 aanstipten, ten zeerste versterkt en ontwikkeld door de geheimzinnige geluiden van den nacht, die wel in staat zijn het gemoed van den onbeschaafden mensch met angstige gedachten te vervullen. Ja, tot zulk een hoogen graad ontwikkelde zij zich onder de Chineezen, dat deze niet alleen de Onderwereld zich nog altijd denken als een plaats van duisternis en tot het donkere, koude gedeelte des Heelals, de Jin (3), terugbrengen, doch bovendien vast zijn overtuigd dat de zielen van de dooden zich slechts ongehinderd bewegen en van de te haren gerieve aangerechte offertafels genieten kunnen gedurende den nacht. Deze beide punten werden reeds op bladz. 334 van dit werk besproken.

(2) Ibid hoofdst. X, § 70. Zie ook Lubbock, cap. cit

() Zie bladz. 45, noot 72.

« PreviousContinue »