Page images
PDF
EPUB

Men ziet dus hoe gemakkelijk al die opvattingen op redelijke wijze te verklaren zijn, wanneer men ze slechts terugbrengt naar die periode in den ontwikkelingsgang van godsdienstige begrippen, waarin zij zijn ontstaan.

Thans mogen wij een schrede verder gaan, en een verklaring zoeken voor het ontstaan van het geloof in het voortbestaan van 's menschen duplicaat na den dood, die in het oog van den wilde niet veel anders wezen kan dan een lang gerekte slaap.

§ 4.

HET VOORTBESTAAN VAN 'S MENSCHEN DUBBEL NA DEN DOOD.

Zoogoed als in den slaap en bij bezwijming verlaat de ziel, naar de opvatting van den wilde, ook bij sterfgeval slechts tijdelijk het lichaam. Het terugroepen van de ziel in China kort na het overlijden en op het Gravenfeest. Dit feest heeft geen ander doel dan de verrijzenis des lichaams in de hand te werken. Vandaar ook de zorg voor het gebeente en het graf. Het Kleine Gravenfeest in de zevende maand. Offerande van spijzen bij het lijk en na het begraven. Grafoffers, zeer algemeen op de wereld, ook in Christelijke landen. Nogmaals de zorg der Chineezen voor het gebeente en de graven hunner vaderen.

voor

Het lichaam uit den toestand van onbewustheid tot den werkenden terug te brengen, of, zooals de wilde redeneert, het duplicaat, dat op avontuur uit is, terug te doen komen in het individu, waartoe het behoort, gaat nu eens met meer, dan wederom met minder moeite gepaard. Dit hangt, volgens ons, van den aard der onbewustheid af; doch volgens den wilde van den afstand, waarop het dubbel zich bevindt. De natuurmensch nu kent bewusteloosheid in alle graden. Hij ziet lichte sluimering, zwaren slaap, bezwijming, ja nu en dan zelfs schijndood, en vooral in de twee laatste gevallen is het duplicaat uiterst ver weg; - doch eindelijk heeft hij met een lijk te doen, en het dubbel wil, naar het schijnt, in het geheel niet meer terugkomen.

Ziehier ons dus aan den dageraad van het geloof in een leven na dit leven. Immers ligt het denkbeeld van vernietiging in het algemeen, en van die van het duplicaat in het bijzonder, nog altijd veel te hoog voor het brein van den onbeschaafden mensch. De dood van een gezel is derhalve voor hem niets dan een lang gerekte slaap en de terugkomst van zijn dubbel slechts een kwestie van tijd: in de eerste plaats dus zal hij trachten de ziel terug te brengen in het lichaam, en ten andere, in afwachting van haar komst, al zijne zorgen aan het gebeente wijden.

Vandaar een categorie van gebruiken, over den geheelen aardbol en onder alle volkeren en tongvallen verspreid. De rol, die zij oudtijds op het schouwtooneel des Chineeschen levens hebben gespeeld en er thans nog spelen, kan hier echter niet in bijzonderheden worden nagegaan, daar zulks ons op het terrein der lijk plechtigheden

zou voeren, dat buiten het bestek van dit werk ligt. Wij mogen er ons dus slechts bij ophouden, voor zooverre zij den lezer een stap nader kunnen brengen tot den eersten oorsprong der jaarlijksche grafplechtigheden, welke op bladz. 186 en volg. beschreven zijn en, naar onze overtuiging, oorspronkelijk geen ander doel hadden dan de ziel wederom in het stoffelijk overschot terug te brengen.

Zoodra in China de laatste adem een lichaam heeft verlaten, beginnen de huisgenooten op weeklagenden toon te roepen tot den doode. De weduwe roept haar man, het kind om zijn vader, de vader tot zijn kind. Alles lost zich op in een soort van lijkgezang, dat op verschillende tijdstippen wordt herhaald en in Emoy bekend staat onder den naam van tsio-hốen (1) het roepen van de ziel". Edkins (2) zegt daaromtrent: The custom of calling to the soul, just after death, to come back, "now prevalent among the people, is mentioned in very ancient books. It must have "existed for more than 2000 years. The friends of the deceased go to the well, to "the roof of the house, to the north-west corner, with other parts of the dwelling, "and call to the spirit to return". Oud nu is deze gewoonte inderdaad; want reeds in het Boek der Ceremonien" wordt zij met vrij groote uitvoerigheid beschreven en als een blijk van innige liefde" (3) voor den doode met warmte aangeprezen (*).

"

De wijze waarop, naar de beschrijving van die Li-ki, de terugroeping van de ziel oudtijds in het werk ging, vindt men in alle kleuren door J. Mac Intyre in de "China Review" (5) geschetst. Ook deze schrijver maakt, en zeker zeer terecht, de opmerking, dat "in more superstitious days, and perhaps in its origin, it was an at"tempt to induce the spirit to return and revivify the body". Onder de dynastie der Tsjow (1122-255 vóór Chr.) was het gebruik eveneens in vollen zwang; getuige het Boek der Ritualen van dat huis (6), waarin men leest dat de ambtenaar, belast met de zorg voor de ceremoniekleedij, "bij groote lijkplechtigheden de ceremoniekleederen aanbrengt voor de plechtigheid der terugroeping van de ziel van den doode" (7) en de ambtenaar, belast met de decoraties van de voertuigen, bij aankomst op de grafplaats tot den doode roept" (8).

[merged small][merged small][ocr errors][merged small]

(*) Hoofdst.. Zie Khang Ili's Woordenboek, in verbo .

(5) Deel VII, bladz. 13 en volg.

(6) Zie bladz. 169.

(7) Hoofdst. #Ambtenaren van de Lente",

(3) Tsjow-li; cap. cit.,; ;

Biot, le Tcheou-li”, II, bz. 12.

Biot, op. cit., bladz. 130.

Men leest in de "Dictionnaire Infernale" van Collin de Plancy, verbum noyés: "Voici une légende, qui a été racontée par le poète Oehlenschloeger. Ce n'est point une légende, c'est une drame de la vie réelle. Un pauvre matelot a perdu un fils dans un naufrage, "et la douleur l'a rendu fou. Chaque jour il monte sur sa barque et s'en va en pleine mer; là il

Indien men

[ocr errors]

nu het oog slaat op het Emoy van den modernen tijd, en ziet hoe daar ор den dag van het Gravenfeest weduwen en weezen eveneens om de overledenen zitten te roepen op de graven en aldaar spijzen en offergaven plaatsen (zie bladz. 187), denkt men dan niet onwillekeurig aan het overoud gebruik om de ziel van den doode terug te roepen naar het lichaam? Moeielijk immers valt het aan te nemen, dat het geroep tot het reeds vergane of half vergane lijk zou zijn gericht, en even moeielijk laat het zich denken dat de offerspijzen voor het doode lichaam bestemd zouden wezen; zonder twijfel hebben dan ook èn geroep en offerande op het graf hetzelfde doel als het terugroepen van de ziel terstond na het overlijden en de algemeen gehuldigde gewoonte om spijzen klaar te zetten in de onmiddellijke nabijheid van den ontslapene, die in het sterfhuis op begrafenis wacht: aanlokking van het duplicaat, dat men terug wil brengen in het lijk.

Een bewijs voor de juistheid dezer zienswijze levert het feit, dat het tijdperk van het Gravenfeest, zooals de lezer uit bladz. 189 en volg. weet, speciaal aan de zorg voor het gebeente en de rustplaats van den doode is gewijd. Want is deze zorg niet mede een kind van het geloof, dat het tijdelijk verdwenen duplicaat weder eenmaal het lichaam zal bezielen, en dus een zuster van het gebruik om de ziel terug te roepen en door offeranden te lokken naar het lijk? Komt heden de ziel nog niet terug, zoo redeneerden waarschijnlijk de grafbezoekers in overouden tijd, wellicht zal ons streven een volgend maal met beteren uitslag worden bekroond: laat ons dus middelerwijl de grafstede reinigen en herstellen en nauwkeurig zorg dragen voor het lijk, opdat de ziel het toch ten allen tijde behoorlijk zal kunnen betrekken! De kaarsen, door de hedendaagsche graf bezoekers bij het vervullen hunner kinderplicht ontstoken (zie bladz. 187), hebben mede blijkbaar ten doel de ziel uit het Rijk der Duisternis, waarin zij rondzweeft, den weg te wijzen naar de plaats, alwaar de doode rust (9); en zelfs is het zeer aannemelijk dat de opzichtelijke papiertjes, die bij dezelfde gelegenheid rondom en op den grafheuvel worden neergelegd, oorspronkelijk geen andere bestemming hadden.

Nog een bewijs dat het Gravenfeest is ingesteld om de verrijzenis des lichaams te bewerkstelligen, meenen wij te mogen afleiden uit het thans nog in China heerschende gebruik om ook in de zevende maand des jaars spijzen te zetten op de rustplaatsen van de dooden. Uit onze verhandeling over de requiemplechtigheden van die maand. weet de lezer reeds, dat de zielen der afgestorvenen alsdan de Hel heeten te verlaten

"frappe à grands coups sur un tambour et il appelle son fils à haute voix: "Viens, lui dit-il, viens! sors de ta retraite! nage jusqu'ici! Je te placerai à côté de moi dans mon bateau, et si tu wes mort, je te donnerai une tombe dans la cimetière, une tombe entre des fleurs et des arbustes; #tu dormiras mieux là "que dans les vagues." - Mais le malheureux appelle en vain, et regarde en vain. Quand la nuit descend il s'en retourne en disant: «J'irai demain plus loin, mon pauvre fils ne m'a pas entendu."

3939

() Vergel. bijv. hetgeen op bladz. 333 over de kaarsen op de offertafeltjes, en op bladz. 334 over de weglantarens" der zevende maand is gezegd.

om op aarde rond te zwerven (zie bladz. 327): een zeer geschikt tijdstip dus voor den Chinees, om hen te lokken naar de lijken! Dat graffeest van de zevende maand, hetwelk men het kleine Gravenfeest" zou kunnen noemen, staat dus ten nauwste met de Boeddhistische zielsmissen in verband, en kan derhalve eerst na de invoering van Sakyamoeni's leer in het Chineesche Rijk in zwang zijn gekomen.

Een natuurlijke vraag rijst nu op de lippen van den lezer: offeren de Chineezen ook op het graf in de eerste dagen na de begrafenis, d. w. z. wanneer zij het sterkst kunnen hopen op den terugkeer van de ziel?

Het antwoord hierop luidt inderdaad bevestigend. Evenals zij dagelijks eetwaren plaatsen naast het lijk zoolang het nog boven aarde staat, evenzoc, en met geen ander doel, zetten zij spijzen op het graf, en wel voornamelijk onmiddellijk na het begraven. Dit geschiedt vervolgens wederom op den zevenden dag na het overlijden, en daarop nogmaals zesmaal telkens om de zeven dagen; en het is vooral op den allereersten offerdag, dat de ziel met veel ceremonieel teruggeroepen wordt. Wij mogen ons hier echter niet met bijzonderheden inlaten, daar de Chineesche lijk plechtigheden niet in het kader van dit werk behooren.

Zoo ligt dus de oorsprong van het Gravenfeest en van de daarmede gepaard gaande grafofferanden in het allereerste geloof aan de verrijzenis des lichaams, dat noodzakelijk uit den natuurlijken ontwikkelingsgang der begrippen omtrent de ziel moest ontstaan. Geen wonder dan ook, dat het plaatsen van eetwaren op de graven zoo algemeen onder bijna alle volkeren van den aardbol is. Terecht zegt dan ook Spencer (10): "so general is the placing of provisions in or upon the grave, that an enumera"tion of the cases before me would be wearisome: a few must suffice. In Africa may "be instanced the Sherbro people, who, Schön says, "are in the habit of carrying "rice and other eatables to the graves of their departed friends"; the Loango people, "who, Proyart says, deposit food at the tomb; the Inland Negroes, who, according "to Allen, put food and wine on the graves; and the sanguinary Dahomans, who, "according to Burton, place on the grave an iron asen, on which water or blood, was a drink for the deceased, is poured." Turning to Asia, we find the practice #among the Hill-tribes of India. The Bhils cook rice and leave some where the body "was buried, and the rest at the threshold of his late dwelling, as provision for the "spirit"; and kindred customs are observed by Santals, Kookies, Karens. In America, "of the uncivilized races, may be named the Caribs, who put the corpse in a cavern "or sepulchre with water and eatables. But it was by the extinct civilized races that "this practice was most elaborated. The Chibchas, shutting up the dead in artificial "caves, wrapped them in fine mantles and placed round them many maize cakes and "mucuras of chicha (a drink); and of the Peruvians, Tschudi tells us that in front "of the bodies they used to place two rows of pots filled with guiana, maize, potatoes, "dried lama-flesh etc., covered over with smaller pots. On both sides, in a semi

(10) Op. cit.; hoofdst. XII, § 84

"circle, cooking vessels and pots filled with water and chicha, covered with drinking "vessels, were placed."

van

en

Periodieke grafoffers, zooals die der Chineezen, waren ook gebruikelijk onder de oude Mexicanen. Motolinia zegt van hen, dat "after the burial, they returned to "the tomb for twenty days, and put on it food and roses; so they did after eighty "days, and so on from eighty to eighty" (11). Hoe langer dus de wederbezieling van het lichaam uitblijft, des te grooter worden de tusschenpoozen, die men van het eene grafoffer op het andere laat verloopen, totdat het eindelijk den vorm aanneemt een geregeld periodiek gravenfeest. Zoo kwam dat der Chineezen in het leven, evenzoo waarschijnlijk dat der Parsen, Javanen en Balineezen, hetwelk op bladz. 192 en volg. met een enkel woord beschreven werd. En zal langs denzelfden weg ook niet het Allerzielenfeest (2 Nov.) der Roomsch-Katholieken zijn ontstaan? Te aannemelijker wordt dit zeker, wanneer men in aanmerking neemt dat het geloof in de verrijzenis des lichaams zeer diep in de Westersche volksbegrippen is geweven, ja zelfs zóó diep, dat het zich een plaats heeft weten te veroveren onder de twaalf geloofsartikelen van de Kerk van Rome. De Russische Christenboer brengt dan ook nog jaarlijks in den Paaschtijd (d. i. ongeveer op hetzelfde tijdstip als de Chineezen) spijs- en drankoffers naar de graven zijner vaderen. Hij weeklaagt er, bidt er tot of voor de dooden, en eindigt met zich aan de spijzen te goed te doen en aan den offerwijn te bedrinken. Onder de offerartikelen prijken, merkwaardig genoeg, in de eerste plaats de welbekende paascheieren: de zinnebeelden, zooals op bladz. 179 werd betoogd, van de "herlevende" Natuur. Ook elders in het Christelijk Europa worden graffeesten met offers aan de dooden gevierd, getuige deze aanhaling uit Spencer (12): "According to Gebhardi the Misnians, Lausitzians, Bohemians, Silesians and Poles, upon "the first of March early in the morning went forth with torches, going to the cemetery "and offering up food to their ancestors. According to Grimm, the Esthonians leave "food for the dead in the night of the second of November, and are glad if in the "morning something is found to be consumed."

Om ten slotte nog even op de Chineezen terug te komen: op bladz. 414 werd in noot 17 aangestipt dat zij zooveel zorg voor de rustplaatsen hunner vaderen dragen, omdat zij vast zijn overtuigd dat de ongunstige ligging van een graf onfeilbaar onheil over de nakomelingschap tot in verre geslachten brengt; - zou hieraan niet mede het geloof in de verrijzenis des vleesches te grondslag liggen? Veronderstelzoo redeneerde ongetwijfeld eertijds de Chinees dat de ziel na zeker tijdsverloop naar haar aardsch omhulsel wederkeert en dit, tengevolge van de achteloosheid der kinderen ten aanzien van het graf, in een toestand aantreft die onmogelijk maakt het weder te betrekken: zal zij dan niet, tot eeuwig rondzwerven in het schimmenrijk gedoemd, de nalatigheid der nakomelingen wreken tot in het derde en vierde geslacht?

(11) Spencer, cit. loc.; § 85.
(12) Appendix A, l.

« PreviousContinue »