Page images
PDF
EPUB

en de daarmede van nature gepaard gaande opwinding, niet veel sneller brengen tot het beoogde doel?

Een tweede klasse van bezielden vormen de somnambules, die de lezer op bladz. 235 en volg. aan het werk heeft gezien.

Deze laten niet, zooals de duivel banners van zoo straks, de ziel, die in hen is, spoken van minder groote macht uit anderen drijven, maar sturen haar naar de Onderwereld om met andere zielen samenkomsten te houden. Het ligt voor de hand, dat waar men gelooft dat duplicaten in de lichamen van vreemden kunnen varen en zich daaruit doen verjagen, ook gemakkelijk de overtuiging wortel moet schieten dat zij de lichamen, waarin zij eigenlijk te huis behooren, kunnen verlaten; en derhalve zijn de somnambules dan ook naast de duivelbanners in het Rijk van het Midden geheel op hun plaats. Zooals wij op bladz. 236 aanteekenden, worden zij te Emoy hoofdzakelijk geraadpleegd omtrent het lot der dooden; doch dit neemt niet weg dat men hen ook wel voorspellingen laat doen over familieaangelegenheden van allerlei aard, waaromtrent men de opinie van een overleden vriend of huisgenoot wenscht te hooren; ja, zelfs roept men hunne hulp wel bij zware ziekte in, ten einde door hun tusschenkomst van de dooden te weten te komen welke middelen ter genezing men heeft aan te wenden.

Tot een eenigszins andere categorie behooren de op bladz. 238 beschreven "poppetantes", die een kinderziel aan zich onderwerpen en uit een houten beeldje laten spreken. Zij vergrijpen zich door tooverkunst aan het leven van een ander, en zijn derhalve tooverheksen in den echten zin van het woord. Een korte toelichting omtrent hunne praktijken zal hier niet misplaatst wezen.

Het is een uitgemaakte zaak, dat ongeveer alle wilde volkstammen de meening zijn toegedaan dat de eigenschappen der wezens huizen in elk gedeelte van hun lichaam. Vandaar bijv. het zoo algemeen gebruik om het vleesch van verscheurende dieren, ja zelfs van verslagen vijanden en machtige tegenstanders, te verdeelen en te eten, opdat hun kracht in de overwinnaars overga. Een schaduw hiervan leeft nog altijd in China voort. Meermalen namelijk wordt er de gald. w. z. het orgaan waarin, volgens de algemeene opvatting, de moed gevestigd is van een ter dood gebrachten roover of oproerling als kracht- of levengevend geneesmiddel en wel om geen andere reden dan die het volk bijv. in de gal van den beer een zeer versterkend medicijn doet zien. Reeds Lioe Ngan verhaalt, dat men het vleesch van beeren at om krachtig te worden (®).

4

Toeëigening van een stuk van iemands lichaam staat dus gelijk met toeëige

"bation, rising to a certain point, is taken as proof of inspiration. Where the evidence is not strong, some dispute and say, "No. The fellow is merely mad. There is no Itongo (ancestral ghost) in him". Others say, "O, there is an Itongo in him; he is already an Inyanga." And then mark, further, that the alleged possession is proved by his success"..... Principles"; cap. cit., § 131. (6) Hwai nan-tsze; hoofdst. XV.

ning van iemands kracht en macht. Doch de onbeschaafde gaat nog verder. Zelfs het bezit van een afbeeldsel geeft, volgens hem, invloed op het individu, en evenzoo bekendheid met den naam; vandaar het opmerkelijk verschijnsel, dat een wilde over het algemeen zoo ongaarne zijn portret laat maken en met zooveel tegenzin zijn naam onthult. Thans nog verandert de Chinees bij ziekte of tegenspoed slag op slag van naam, en herdoopt hij altijd zijne dooden onmiddellijk na het overlijden: een overblijfsel blijkbaar van het oude volksgeloof, hetwelk allen invloed van kwaadgezinden op de zielen van levenden en dooden daardoor meende te bemoeielijkenHet bewijs dat dit geloof in het China van eertijds werkelijk bestond, levert de in de noot op bladz. 7 aangehaalde autoriteit, volgens wien de boschspoken van Foehkjen geen kwaad kunnen doen indien men slechts hun naam noemt.

ook

Bezit men dus het afbeeldsel van een mensch, dan heeft men macht over zijne ziel: ziehier het beginsel, waarop de praktijken der Chineesche poppetantes zijn gebaseerd. Zij vervaardigen het houten afbeeldsel van een kind, weten door tooverij de ziel van het wicht te dwingen dat te betrekken en doen vervolgens die ziel, telkens wanneer het hun goeddunkt, naar andere streken gaan om er de dooden te ondervragen. Dit alles werd reeds op bladz. 238 met eenige uitvoerigheid beschreven, en kan dus hier met stilzwijgen worden voorbijgegaan.

Nauw in verband met het beginsel, waarop de poppetantes werken, staat waarschijnlijk de vreemdoortige spook bezwering met behulp van de zoogenaamde lijfvervangers, op bladz. 263 van dit werk beschreven. Immers Immers is het geloof aan de mogelijkheid om iemands ziel naar willekeur in en uit zijn beeltenis te doen gaan eenmaal gevestigd in het brein van den onbeschaafden mensch, dan blijft dezen nog slechts één kleine schrede te doen, en de zekerheid vestigt zich in hem dat elke ziel gedwongen kan worden haar intrek te nemen in elk willekeurig beeld. Het komt dan slechts op de middelen aan, die men bezigt ter bereiking van het doel. Oorspronkelijk nu had het Chineesche gebruik om op het Groote Zomerfeest voor alle huisgenooten papieren lijfvervangers te maken en deze te doen opgaan in de vlammen, waarschijnlijk niet veel anders ten doel dan de kwaad berokkenende geesten uit hun lichamen naar die poppen te verbannen, en vervolgens hieruit te verjagen door middel van vuur. Van dit element bedienen zich ook somtijds de Sumatranen tot het uitdrijven van spoken; althans Marsden verhaalt, dat zij den geest, die een krankzinnige bezeten houdt, uit diens lichaam trachten te verjagen door den patient in een hut te plaatsen en deze hierop in brand te steken (7).

Zoo dus kwade geesten door het woeste voorkomen en de wilde gebaren van duivelbanners verdreven kunnen worden, en derhalve vreesachtigheid, den levenden eigen, ook een trek in hun karakter is laten zij zich dan ook niet door schrikbeelden uit de buurt van bewoonde plaatsen drijven?

(7) Spencer; hoofdst. XVIII, § 132.

Op deze vraag antwoorden de hedendaagsche Chineezen steeds bevestigend. De tijger, het bloeddorstigste monster dat zij kennen, werd om redenen, die reeds op bladz. 484 zijn ontvouwd, voor hen een duivelverdrijver bij uitnemendheid, en prijkte op grond hievan reeds in overoude tijden in effigie aan de ingangen der huizen; ja tot op den huidigen dag heeft hij daar zijn plaats weten te handhaven en treedt nog buitendien zijn beeld in den vorm van amuletten en bij godsdienstplechtigheden als spookverjager op. De lezer ga slechts na hetgeen daaromtrent op bladz. 483 en volg. van dit werk en op de andere plaatsen, aldaar aangehaald, ten beste gegeven is. En gelijk Asmodeus zich naar Egypte liet verjagen door den stank van de brandende ingewanden van een visch, evenzoo verafschuwen de Chineesche spoken en ziektebrengende demonen al wat on welriekend is, en laten zich bijgevolg door planten, die een sterke lucht verspreiden, verdrijven uit de nabijheid van den mensch. Hiervan maken de bewoners van Emoy gedurende de ongezonde hitte van het midden van den zomer gretig gebruik. Zij bevestigen kalmoes, artemisia en knoflook aan de ingangen hunner huizen (bladz. 265) en hangen zich en hunnen kinderen amuletten met reukwerken om den hals (bl. 258), terwijl zij de bezwerende kracht van al die middelen nog door toevoeging van houten zwaardjes trachten te verhoogen (bl. 261). Ook in ons eigen werelddeel vervulden planten bij de verdrijving van onheil berokkenende onzichtbare wezens steeds een groote rol: getuigen de enkele voorbeelden, op bl. 271 en volg. aangestipt.

Uit § 3 van dit hoofdstuk is het reeds gebleken, dat, naar de natuurlijke opvatting van den onbeschaafden mensch, onzichtbare wezens voornamelijk rondzwerven gedurende den nacht. De eerste stelling nu, De eerste stelling nu, die hij hierop al zeer spoedig op zal trekken, zal zich aldus formuleeren: spoken gaan op de vlucht zoodra de zon slechts eenige zwakke stralen over den morgenhemel werpt — derhalve is dit hemellicht hun natuurlijke verdrijver en voornaamste vijand.

En de haan, die dagelijks lang vóór den mensch het flauwe gloren van den dageraad bemerkt en dezen met zijn schrille stem begroet, nam, gelijk zich denken laat, van de zon haar rol van spookverdrijfster overr, daar hij de wezens van de duisternis doet weten wanneer de tijd daar is om voor den gevreesden vijand op de vlucht te gaan. Eertijds vervulde hij dan ook, zooals op bladz. 482 beschreven werd, als bezweringsmiddel aan de huizen in het Chineesche Rijk een rol van gewicht, die hij echter hoogstwaarschijnlijk eerst begon te spelen toen hij uit den wilden staat tot dien van huisdier overgegaan, en de mensch dus reeds een eenigszins hoogere periode van beschaving ingetreden was.

In een veel hooger stadium van ontwikkeling moet men echter het tijdstip zoeken, waarop de wilg, de kalmoes en de perzik als plaatsvervangers van de zon, en dus als spookverdrijvers, in het Rijk van het Midden optraden. Duidelijk immers is het dat de wijsgeerige bespiegelingen, die de oude Chineezen tot de verheffing dier gewassen tot zinnebeelden van den Zonnegod hebben geleid en op bladz. 200, 265 en 480 respectievelijk voor elk in het bijzonder werden weergegeven, zich slechts kon

den ontspinnen in het brein van een volk op een vrij hoogen trap van beschaving. De rol dier planten in het kader van bezweringsmiddelen, en vooral die van den perzik in haar tallooze ontwikkelingsvormen, werd reeds uitvoerig genoeg in dit werk beschreven, en wel op plaatsen, die de lezer in den index kan aangegeven vinden. Twee laatste afweringsmiddelen eindelijk, doch die als zoodanig in het land der EmoyChineezen reeds schijnen te hebben uitgediend, namelijk mertjons en touwen, werden nog respectievelijk op bladz. 7 en 483 behandeld.

§ 7.

HOE MEN DE GEESTEN GOEDGUNSTIG STEMT.
VOORVADERLIJKE EEREDIENST.

De middelen om de geesten gunstig te stemmen zijn de grondleggers van den eeredienst der voorouders en van alle godsdienstplechtigheden in het algemeen. Voorvaderlijke eeredienst bestaat of bestond overal, en bezit thans in China een hoogen graad van ontwikkeling.

I. Het plaatsen van spijzen naast het lijk en op het graf. Zorgvuldigheid ten aanzien van het gebeente en de begraafplaatsen.

II. Het medegeven aan den doode van allerlei benoodigdheden en van menschen in het graf. Suttiisme in het oude China. Menschelijke afbeeldsels, begraven met de dooden. Suttiisme bij de Tartaren. Het verbranden van papieren poppen bij de lijkplechtigheden.

III. Brandoffers van geld, kleederen, huisraad en andere benoodigheden ten gerieve van de dooden zijn zoowel bij de Chineezen als bij verschillende andere volkeren in zwang. Alle offerartikelen hebben een duplicaat, hetwelk de zielen zich toeëigenen kunnen.

IV. Offeranden van spijs en drank ten behoeve van de dooden.

V. Tempels voor de dooden geven vooral getuigenis van de hooge vlucht, die de eeredienst der vaderen in China heeft genomen. Hun geleidelijke ontwikkeling uit de grafheuvels, die de eerste offeraltaren waren.

VI. Het zielebord; zijn reden van bestaan. Het staat ten nauwste in verband met de afbeeldsels, die bijna alle volkeren van hunne dooden maken. Zijn oudste vorm was dan ook zeer zeker een beeld. Thans nog vervaardigen de Chineezen zoowel beelden als portretten van de dooden.

Het denkbeeld dat de geesten van de dooden voor verreweg het grootste gedeelte steeds geneigd zijn kwaad te doen, doch meer vriendschappelijk gezinde zielen hunne aanvallen krachteloos kunnen maken, zal, waar het eens gevestigd is in het brein van den onbeschaafden mensch, van zelf de overtuiging scheppen dat de onzichtbare wezens gunstig voor de levenden kunnen worden gestemd. Het gansche heirleger van godsdienstige gebruiken, die in zoo eindelooze verscheidenheid van vorm en ontwikkeling in alle streken en hoeken van den aardbol hun machtigen invloed op het doen en laten der volkeren doen gelden, heeft aan deze eenvoudige opvatting van den onontwikkelden mensch zijn ontstaan te danken.

Immers, daar het uit de natuurlijke evolutie der menschelijke begrippen voortvloeit dat de geest van den doode het alleroudste type van alle bovennatuurlijke wezens is, en het bovendien als een voldongen feit mag worden aangemerkt dat het geloof in zijn voortbestaan door alle volkeren, van de wildste af tot de meest beschaafde toe, wordt gedeeld -- daarom ligt het voor de hand dat de middelen om de dooden gunstig te stemmen niet alleen de eerste vormen van allen eeredienst moeten wezen, maar ook, al is het hier en daar slechts als nagalm of overblijfsel, alom moeten bestaan waar begrippen omtrent hoogere wezens gehuldigd worden. Deze gevolgtrekking, voor de godsdienstwetenschap een aangenomen waarheid, wordt door Spencer in het 20ste hoofdstuk van zijn werk breedvoerig ontwikkeld en met tallooze voorbeelden gestaafd. En slaat men nu een blik op de Chineezen, dan merkt men niet slechts op dat zij geen uitzondering op den algemeenen regel maken, maar zelfs dat zij dien dienst der dooden, in stede van hem, zooals in het Westen is geschied, door hoogere vormen van eeredienst te hebben laten overvleugelen, altijd zoo zorgvuldig hebben gekoesterd en gekweekt, dat hij thans in hun Rijk een graad van ontwikkeling bezit zóó hoog als wellicht nergens ter wereld ooit is gekend. Met de feiten, aan het volksleven ontleend en in dit werk neergelegd, tot richtsnoer, zullen wij hem stap voor stap in zijn ontwikkelingsgang en uiterlijk voorkomen trachten na

te gaan.

I. Het plaatsen van spijzen naast het lijk en op het graf. Zorg voor het gebeente en de begraafplaatsen. Dat de bewoners van Emoy de geesten van de dooden onmiddellijk na het overlijden en vervolgens op het graf voorzien van spijs en drank, ten einde hen (zoo was althans waarschijnlijk het allereerste denkbeeld) te bewegen het lichaam weder te bezielen; alsook hoe zij uiterst veel zorg besteden aan het gebeente en de rustplaatsen der ontslapenen, met het doel om wraakneming der vertoornde geesten te voorkomen dit alles werd reeds in § 4 van dit hoofdstuk ontwikkeld en behoeft hier dus niet nader te worden toegelicht.

II.

Het offeren van menschen aan de dooden. De schimmen hebben in het andere leven dezelfde behoeften als de levenden: dit is eene opvatting, die, blijkens § 5, uit den natuurlijken ontwikkelingsgang der menschelijke denkbeelden noodzakelijk moest ontstaan. Geen wonder dan ook dat de Chineezen, hand aan hand met zooveel andere volkeren van den aardbol, hunnen dooden niet slechts allerlei voorwerpen medegeven in het graf, maar zelfs nu en dan gevallen van Suttiisme op hun bodem dulden. Dit eerste punt behoeft hier niet besproken te worden, omdat het geheel en al buiten het kader van de zeden en gebruiken ligt, aan welker beschrijving dit werk is gewijd; het andere werd op bladz. 442 en volg. reeds met eenige uitvoerigheid behandeld.

Het offeren van menschelijke wezens aan de schimmen van de dooden, een natuurlijk uitvloeisel van de meening dat de zielen in het andere leven behoefte aan

« PreviousContinue »