Page images
PDF
EPUB

gen omtrent een jaloerschen God, die geen vreemde goden voor zijn aanschijn duldt, zich onder de bescherming van wijsgeeren en vorsten heeft ontwikkeld tot een geregeld stelsel van eeredienst, dat niet alleen den godendienst nabij komt, maar zelfs in de schaduw stelt.

De hooge vlucht, welke die eeredienst der dooden in China heeft genomen, spreekt het duidelijkst uit de tempels, die er ter eere van de vaderen in bijna alle straten, dorpen en gehuchten opgetrokken zijn. Zij ontstonden waarschijnlijk langs den weg van geleidelijke ontwikkeling uit de eerste offeraltaren, die de menschheid ooit uit den grond verrijzen deed, namelijk uit de terpen, die de rustplaatsen van de dooden dekten. Zooals reeds in § 4 werd medegedeeld, plaatsen bijna alle volkeren ter wereld spijzen op de graven en maken de hedendaagsche Chineezen geen uitzondering op dezen algemeenen regel: het is dan ook niet zonder reden, dat tegen zoogoed als elken grafheuvel in het Rijk van het Midden een klein altaartafeltje is aangebracht, waarop de vertikale steen met het grafschrift rust. Weldra, zegt Spencer (20), verrijst over het graf eene bedakking ter afwering van zonneschijn en regen; en inderdaad, thans nog plant menige Chinees er zoo primitief mogelijk een regen- of zonnescherm op, met het doel de rondzwervende ziel een schuilplaats te verschaffen. In Indië ontwikkelde die bedakking zich tot de welbekende pagodes, die sedert de invoering der crematie er gebezigd worden om relieken te bewaren en thans nog in zuidelijk Foehkjen in miniatuur op de graven prijken, waarin de asch van Boeddhistische priesters rust. In Europa groeiden er de mausolea en grafkapellen en ten slotte de met graven opgevulde kerken der Katholieken uit, onder welker altaartafels nog altijd beenderen en andere relieken van de heiligen worden geplaatst; doch in China heeft zich het grafaltaar ontwikkeld tot huistabernakels en voorvaderlijke tempels, nochtans zonder zelf in deze hoogere vormen op te gaan en dus een einde aan zijn eigen bestaan te maken.

De plaats van die tempels in de nationale samenleving en de invloed, die zij daarop uitoefenen, alsook de beweegredenen, die de bewoners van het Rijk der Bloemen tot hunne oprichting nopen, en de wijze waarop zij beheerd worden, ingericht zijn en zich in verschillende takken splitsen dit alles werd reeds op bladz. 436 en volg. vrij uitvoerig behandeld. Bij die gelegenheid maakte de lezer ook kennis met tempels ter eere van verdienstelijke ambtenaren, deugdzame vrouwen, geleerden van naam, beroemde vorsten en wijsgeeren, waaronder Confucius een eerste plaats bekleedt: deze nu zijn het vooral, die dubbele aandacht waardig zijn, omdat zij de overgangstypen van tempels voor de dooden op die ter eere van de goden vormen. De oorsprong van de godentempels behoeft hier echter niet besproken te worden. Want hij zal van zelf blijken, wanneer in de hiernavolgende §§ zal zijn aangetoond dat alle goden van het Chineesche volk, die in dit werk verhandeld zijn, de meest onloochenbare sporen van menschelijke herkomst dragen en hun eeredienst dus niets

(20) Hoofdst. XIX.

anders dan een in den loop der tijden gewijzigde vorm van doodendienst is. Thans dient nog een enkel woord in het midden te worden gebracht over de tabletten, waarin de zielen der afgestorvenen wonen en de vereering en offeranden van de nakomelingschap ontvangen.

VI. Het zielebord. Sprekende over de zoogenaamde poppetantes en de bezwering van kwade geesten door middel van lijfvervangers, wezen wij in § 6 op het bestaan van een artikel in het Chineesche volksgeloof, hetwelk zegt dat menschelijke duplicaten in beelden kunnen huizen en zelfs gesommeerd kunnen worden daarin hun intrek te nemen. De bewoners van het Rijk der Bloemen gaan dus niet onlogisch te werk, wanneer zij den zielen hunner dooden in den vorm van een beeld een rustplaats trachten te bereiden, ten einde hun eenigszins het gemis van een lichaam te vergoeden.

Dat minder beschaafde volkeren al zeer spoedig geneigd zullen wezen zich de afbeeldsels van de dooden voor te stellen als werkelijk door de ziel bewoond - dit laat zich, indien men de gewaarwordingen raadpleegt, die zij in onszelf teweegbrengen, vrij gemakkelijk begrijpen. When", zegt Spencer (21), a lover kisses the miniatu"re of his mistress, he is obviously influenced by an association between the appear"ance and the reality. Even more strongly do such associations sometimes act, "A young lady known to me confesses that she cannot bear to sleep in a room having "portraits on the walls; and this repugnance is not unparalleled. In such cases the "knowledge that portraits consist of paint and canvas only, fails to expel the suggestion of something more. The vivid representation so strongly arouses the thought "of a living personality, that this cannot be kept out of consciousness.

[ocr errors]

"Now suppose culture absent suppose there exist no ideas of attribute, law, "cause no distinctions between natural and unnatural, possible and impossible. The "associated consciousness of a living presence will then persist. No conflict with "established knowledge arising, the unresisted suggestion will become a belief."

De Chineezen zijn dan ook de eenigen niet, die steeds afbeeldsels van hunne dooden maakten en in hunnen voorouderlijken eeredienst lieten optreden. De bewoners van Yucatan en Mexico deden volmaakt hetzelfde, en eveneens de oude Egyptenaren, vermits deze aan de kisten, waarin de mummiën werden neergelegd, een menschelijken vorm gaven en daarenboven steenen standbeelden deden verrijzen op en nabij de graven hunner grooten. De Congo-negers van den huidigen dag offeren spijs en drank aan een houten beeld, dat hunnen overledenen vorst heet voor te stellen; de Abyssiniërs vieren hunne rouw feesten in tegenwoordigheid van een afbeeldsel van den doode en zoo doen, volgens Raffles, ook sommige Javanen (22); onder vele stammen der Papoea's eindelijk worden de korwar" of "karowar", dat wil zeggen de beeltenissen der ontslapenen, door offeranden overgehaald bemiddelend tusschen de

[blocks in formation]

kwade geesten en de levenden op te treden (23). In het laatste hoofdstuk van het derde deel der Jaarboeken van Tacitus wordt verhaald, dat Junia, de vrouw van Cassius en zuster van Brutus, in A. D. 22 met groote praal begraven werd. Het was in Rome de gewoonte om bij zulke gelegenheden de afbeeldsels der voorvaders voor den lijkstoet uit te dragen; doch, zegt de geschiedschrijver, Cassius en Brutus trokken dubbel de aandacht, omdat men hunne beelden niet zag. De Fransche dichter Chénier maakte hiervan gebruik in zijn treurspel Tibère" en kleedde de gebeurtenis in deze woorden in: Brutus et Cassius brillaient par leur absence."

"

Nog in den nieuweren tijd was het maken van beelden voor de dooden zelfs in ons eigen werelddeel in zwang. In de Chronicles" van Monstrelet (boek I) althans vindt men de begrafenis van Karel VI van Frankrijk aldus beschreven: "Over the coffin was an image of the late king, bearing a rich crown of gold and diamonds and holding two shields, one of gold, the other of silver; the hands had "white gloves on, and the fingers were adorned with very precious rings. This image was dressed with cloth of gold" etc.... In this state was he solemnly "carried to the church of Notre Dame" (24). Spencer voegt hier nog aan toe: "This usage was observed in the case of princes also. Speaking of the father of the "great Condé, Mme. de Motteville saysThe effigy of this prince was attended "for three days, as was customary: forty days having been the original time during "which food was supplied to such an effigy at the usual hours. Monstrelet describes "a like figure used at the burial of Henry V of England; and the effigies of many "English monarchs, thus honoured at their funerals, are still preserved in Westmin"ster Abbey: the older having decayed into fragments." (25)

[ocr errors]

Zeer zeker was het denkbeeld dat de zielen aan een steun, een zetelplaats behoefte hebben, een voorname drijfveer voor de vervaardiging van beeltenissen te haren gerieve. Sprekende over de oude Egyptenaren, zegt George Perrot (26): »Le pre"mier, la plus naturel soutien de cette vie obscure et indéfinissable qui recommence "dans la tombe une fois qu'elle a reçu son hôte éternel, c'est le corps. On n'éparg"nait donc rien pour en retarder autant que possible la dissolution.... L'embaume"ment rend la mumie à peu près indestructible cependant, malgré ce qu'avait fait, "pour assurer la conservation du corps, la plus pieuse et la plus subtile prévoyance, "il pouvait arriver que la haine ou plus souvent encore Ravidité déjouassent tous ces

[ocr errors]

(2) Hellwald, Natuurlijke Geschiedenis van den Mensch"; Nederlandsche vertaling, bladz. 96. (2) Spencer, op. et loc. cit.

(2) Levende personen namen zelfs wel de plaats van die beeltenissen in. Men leest in de "Dictionnaire Infernale" van Collin de Plancy, verbum Mort: On observait anciennement, en France, "une coutume singulière aux enterrements des nobles; on faisait coucher dans le lit de parade, qui se portait aux enterrements, un homme armé de pied en cap pour représenter le défunct. On "trouva dans les comptes de la maison de Polignac: Donné cinq sous à Blaise, pour avoir fait le #chevalier mort à la sépulture de Jean, fils de Randounet-Armand, vicomte de Polignac".". (26) Revue des deux Mondes"; 1 Febr. 1881, bladz. 581 en volg.

"calculs. Cette crainte, cette terreur suggéra l'idée de lui donner un soutien artifi"ciel, la statue. L'art était assez avancé déjà non seulement pour reproduire le cos"tume et l'attitude ordinaire du défunct et pour en marquer le sexe et l'âge, mais "même pour rendre le caractère individuel de ses traits et de sa physionomie; il pouvait aspirer au portrait. L'emploi de l'écriture permettait de graver sur la statue le nom et les qualités de celui qui n'était plus (27); ces indications acheveraient "d'en faire l'exacte représentation de la personne disparue. Ainsi déterminée par "l'inscription et par la ressemblance du visage, la statue servirait à perpétuer la vie "de ce fantôme, qui risquait toujours de se dissoudre et de s'évaporer s'il ne trou"vait un appui matériel où s'attacher et se prendre.”

De houten bordjes, waarin de Chineezen de zielen hunner voorouders doen huizen en die in hun hedendaagsch voorkomen op bladz. 12-14 beschreven werden, bezitten dus een alleszins verklaarbare reden van bestaan. Wel is waar wordt het, naar het schijnt, niet rechtstreeks door de geschiedenis bewezen dat zij ontwikkelingsproducten van werkelijke beelden zijn, doch de waarschijnlijkheid pleit er zóó sterk voor, dat historische gegevens veilig overbodig mogen heeten. Immers, moeielijk valt het aan te nemen dat de oude Chineezen een uitzondering op alle andere minder beschaafde volkeren zouden hebben gemaakt door hunne dooden voor te stellen onder een vorm, die, wel verre van onmiddellijk voor de hand te liggen, integendeel volstrekt het menschelijk beeld niet wedergeeft, terwijl nog buitendien de ceremonie, op bladz. 12 van dit werk beschreven, bezwaarlijk te verklaren is, tenzij men vooropstelt dat de zielbordjes oudtijds werkelijk een menschelijken vorm bezaten. En de legende, die de tegenwoordige Chineezen steeds te berde brengen wanneer men hun naar den oorsprong der tabletten vraagt, bewijst dat onze zienswijze ten slotte ook door de overlevering wordt gestaafd. Zij luidt ongeveer als volgt.

Onder de dynastie der Han-Keizers (206 vóór tot 220 na Chr.) leefde er een zekere Ting Lan (28), cen man, die door de Chineesche zedemeesters nog altijd den volke als een der vier en twintig toonbeelden van ouderliefde voor oogen wordt gesteld. Zijn liefde voor zijne moeder bracht hem er toe om na haar dood haar beeld te maken, en dit gelijken eerbied te betuigen als hij tijdens zij nog leefde, jegens haar in acht genomen had. Op zekeren dag was hij afwezig en bevond zijn vrouw zich alleen te huis, toen zijn buurman binnentrad om iets te leen te vragen.. Met behulp van de wichelblokken vroeg de vrouw toen het beeldje af, of het wel geraden zou wezen zijn verzoek in te willigen; doch zij ontving een ontkennend antwoord en de buurman kon met ledige handen henengaan. Alvorens te vertrekken, koelde deze echter zijn toorn aan het beeld door het eenige klappen toe te dienen. Toen nu Ting Lan te huis kwam, ontwaarde hij duidelijk een uitdrukking van ontevredenheid

(27) Ook de tabletten hunner dooden beschrijven de Chineezen met den naam enz. van den overledene. Zie bladz. 13.

[merged small][ocr errors]

op het gelaat zijner moeder. Hij onderzocht onmiddellijk wat er was geschied, ranselde den dader duchtig af en werd op grond hiervan gevangen genomen; maar zie: daar begon het beeldje, tot ontzetting van de omstanders, op eens te weenen. Aldus geraakte het geval overal bekend; iedereen richtte tabletten voor de dooden op en Ting Lan ontving groote gunst bewijzen van den Staat. Volgens een andere lezing zou het zijn vrouw zelf zijn geweest, die het beeldje sloeg, en hij zich daarop dadelijk van haar gescheiden hebben (29).

Het moge waar zijn dat tegenwoordig de Chineezen geen blijvende beelden meer voor de ontslapenen maken: tijdelijke gelijkenissen en geschilderde portretten echter worden in het Rijk der Bloemen bijna evenveel vervaardigd als er menschen de eeuwigheid binnengaan. Heeft iemand er het aardsche met het eeuwige verwisseld, dan worden in het sterfhuis dikwijls gedurende een reeks van dagen offerfeesten aangerecht ter verkwikking van zijne ziel. Dit staat bekend onder den naam van khiuhà (30): het op (touw) zetten (van werken) van ouderliefde". Gedurende al dien tijd is het centrale hoofdvertrek van de woning met allerlei teekenen van rouw behangen en prijkt een papieren beeld van den doode, door een lijfwacht van poppen van hetzelfde materiaal omgeven, in een tabernakel, hetwelk achter een groote, onder spijzen zwoegende offertafel opgeslagen is. Dat beeld heet hoen-sien (31) of wziellichaam." Het is veelal uitgedost in officieel ambtskostuum, of, zoo het een vrouwelijke afgestorvene geldt, als de echtgenoote van een Mandarijn van hoogen rang. In de eerste plaats heeft het ten doel de rondzwervende ziel een rustplaats te verschaffen, vanwaar zij, telkens als het haar goeddunkt, uit kan gaan om van de offerspijzen te eten en de papieren kleederen, huishoudelijke benoodigdheden enz. in ontvangst te nemen, die men voor haar verbrandt; doch buitendien is het bestemd om op het einde van den laatsten offerdag door tusschenkomst van het vuur met een menigte papieren offerartikelen en de genoemde lijfwacht naar de andere wereld gezonden te worden, ten einde ook daar nog den overledene tot lichaam te dienen. De rol van het "ziel-lichaam" verschilt dus in geenen deele van die van het zielebord, behalve dat zij niet blijvend op aarde, maar ook nog in de andere wereld wordt gespeeld.

En wat nu de geschilderde afbeeldsels van de dooden betreft: de zoogenaamde tui-sioë (32), lett. "groote longaevitas" is een levensgroot portret, hetwelk den ontslapene meestal in zittende houding voorstelt en in officieele ambtskleedij, zelfs al heeft hij nooit een graad of waardigheid bezeten. Het wordt in den regel kort na het overlijden, doch ook wel bij voorbaat nog tijdens het leven gemaakt. Velen vergenoegen zich ook met een zoogenaamd siaó-ing (33) of "klein beeld". Dit is een

(**) Mayers, "Reader's Manual"; 670. Ook Doolittle, "Social Life of the Chinese"; hoofdst. VIII.

[blocks in formation]
« PreviousContinue »