Page images
PDF
EPUB

22 eeuwen vóór onze jaartelling verklaarde vorst Khi (7) van de Hia-dynastie voor zijne troepen, dat hij hen, die zijne bevelen zouden opvolgen, voor het aangezicht der voorouders beloonen zou (8). De vaderen eindelijk waren het, die in het oude China gerechtigheid oefenden tegen elk politiek vergrijp, zoowel van volk als vorst, getuige de woorden van Keizer Phan Kung (9), die veertien eeuwen vóór Christus leefde: "Zoo wik fouten bega in mijn bestuur.... dan zullen de allereerste vorsten vele rampen"de gevolgen van hunne straffen nederzenden en zeggen: waarom kwelt gij ons #volk?" En indien gij, tienduizenden van onderdanen, niet met mij, den éénen man, "een van harte zijt, dan zullen de overledene vorsten vele plagen -de gevolgen van "hunne straffen op u nederzenden en zeggen: waarom zijt gij niet eenstemmig "met onzen jongere, onzen kleinzoon?" Bestraffen zij u van omhoog, gij zult het "niet ontwijken!" (10)

De gevolgtrekking ligt nu onmiddellijk voor de hand: de eeredienst der dooden was voor de Keizers van het oude China niet alleen de eeredienst bij uitstek, maar stond bij hen ook hooger aangeschreven dan alle dienst van goden en godinnen. Dit blijkt vooral duidelijk uit het feit, dat zij een zoo allergewichtigste zaak als de troonsopvolging was,af lieten spelen onder het oog van de vaderen, en niet onder dat der goden. Van zóóveel belang achtten zij dan ook den doodendienst, dat, zooals de oude schrijver Lioe Ngan (11) verhaalt, Keizer Thang of Tejhing Thang, die achttien eeuwen vóór onze jaartelling regeerde (12), parken liet aanleggen, eenig en alleen om offerdieren te teelen voor den voorouderlijken tempeldienst. Hoe was het nu echter in het China van de Sjoe-king met den dienst der goden gesteld?

Priesterkasten kende men er niet; althans de Sjoe-king zwijgt er van, niettegenstaande het boek toch telkens en telkens van offeranden gewaagt. De huisvader was er priester voor het gezin, de feodaalvorst priester voor zijn leengoed, de Keizer hoogepriester van het Rijk. Dit reeds wettigt het vermoeden, dat de godendienst er nog slechts op een lage trede van ontwikkeling stond; want, had hij er belangrijke vormen bezeten, ongetwijfeld zou de bevolking, zoogoed als alle andere naties die op eenigszins uitgebreide schaal goden vereeren en aanbidden, wel een priesterstand in haar midden hebben zien ontstaan. De hoogere machten nu, welke naast de vaderen in de Sjoe-king optreden, zijn in de eerste plaats de Godheden der Aarde How-Thoe, Khi Ti-Khi) en sia, die in onze verhandeling over den 2den van de tweede maand (§ 1) uitvoerig zijn beschreven. Zij worden echter in het boek nog geen half dozijn malen genoemd. Van de Goden van het Graan, de tsik (zie bladz. 120), wordt slechts éénmaal gewag gemaakt en evenzoo van de Godheden van Ber(7) EX.

(*) Sjoe-king; deel II, #.

(") Reeds op bladz. 295 genoemd.

(19) Sjoe-king; deel IV, .
盤庚中,

(11) Hwai-nan-tsze; hoofdst. XX.

(13) Zie bladz. 295.

gen en Rivieren; doch daarentegen treden de zielen van de dooden (13) wel een tiental malen in de Sjoe-king op en kan het dus zeker niet gezegd worden, dat hare goden de vaderen in de schaduw stellen. Eéne hoogere macht echter schijnt hierop een uitzondering te maken. Het is de Sjang-Ti (14), lett. "Opperste of Eerste Keizer", die, als hoogste voorwerp van Keizerlijken eeredienst, onder gezegden naam, of ook wel eenvoudig onder dien van Ti Keizer", ongeveer veertig malen in de Sjoe-king ter sprake wordt gebracht. Sommige Europeesche schrijvers hebben beweerd, en beweren nog, dat men in hem onze Godheid heeft te zien; doch onzes inziens is hij niets anders dan de eerste, met den Hemel vereenzelvigde stamvader van de oude vorstenhuizen en levert hij dus, wel verre van tegen het eerstgeboorterecht van den dienst der vaderen te pleiten, een sterk bewijs voor de waarheid van ons betoog, dat goden en godendienst eenmaal in het Chineesche Rijk zoogoed als niets, de voorouders en hun eeredienst daarentegen ongeveer alles te beteekenen hadden.

Deze zienswijze — wij bevroeden het vooraf wij bevroeden het vooraf - zal ongetwijfeld door velen, die zich met de studie van China en de Chineezen bezighouden, niet worden gedeeld. Dr. Legge, de verdienstelijke vertaler van de oude Klassieken van het Rijk, staat voorop in de rij van hen, die den Sjang-Ti met ons Opperwezen vereenzelvigen, en betitelt hem dan ook door al zijne vertalingen heen getrouw met den naam van "God"; doch voldoende bewijzen voor de juistheid zijner zienswijze levert hij niet, noch is hij in staat zich te beroepen op een enkelen Chineeschen autoriteit, die zijn gevoelen staaft. Buitendien ziet hij al het gewichtige van het feit over het hoofd, dat het zichtbare firmament, de Hemel Thijen" (15), meer dan 150 malen in de Sjoe-king als equivalent voor den Sjang-Ti wordt gebezigd: eene omstandigheid, die nochtans krachtig voor de stelling pleit, dat deze godheid niets anders dan de vergoddelijkte Hemel is. Bestaan er daarenboven wel gegronde redenen om aan te nemen, dat de godsbegrippen der Chineezen in dien overouden tijd hooger ontwikkeld waren dan tegenwoordig? Of worden de oude geschriften minder duidelijk, indien men uit den Sjang-Ti een andere godheid dan ons Opperwezen leest? Wij gelooven juist het tegendeel. Kenden de Chineezen ten huidigen dage eene godheid boven de Natuur, of ware het bewezen dat zij er een in meer historische tijden hebben gekend, dan zou er misschien nog reden zijn om aan het bestaan van een god gelijk aan den Jehova van de Joden in het China van de Sjoe-king te gelooven; doch wij hebben den geheelen Chineeschen Olympus doorzocht, zonder ergens een god te vinden hooger dan de Hemelgod (zie verhandeling over den 9den der eerste maand), of, voor zoover de sekte der Taoisten betreft, hooger dan het Oorspronkelijk Beginsel" Juen-Sji (16),

(13) 鬼of神(1) 上帝,
(3)天,

(2)元始

d. w.

z. de gedeïfieerde Tao of universeele ziel van de Natuur (zie beneden § 17). Wij twijfelen of anderen wel gelukkiger zullen geweest zijn (17).

Zooals blijkt uit bladz. 30 van dit werk, was de Hemelgod van het hedendaagsche China volgens de legende een weldoend Keizerszoon, die om zijne verdiensten tegenover het volk met den Hemel vereenzelvigd werd. De Sjang-Ti of Hemelgod van de Sjoe-king nu is, merkwaardig genoeg, blijkbaar mede niets anders dan een vergoddelijkte voorvader van de eerste Chineesche Keizershuizen, hetgeen gemakkelijk zoowel uit de namen, die hij draagt, als uit de rol, die hij als voorwerp van eeredienst in China speelt, te bewijzen is.

De naam "Ti", die, zooals wij zagen, hem al dan niet met voorvoeging van Sjang, d. i. Opperste of Eerste, door de Sjoe-king wordt gegeven, was sinds de oudste tijden ook een titel van de Souvereinen van het Rijk. Men heeft wel eens beweerd dat zijn oorspronkelijke beteekenis god of godheid wezen zou, en de Keizers hem uit ver gedreven eigenwaan zich later zouden toegeëigend hebben; maar deze stelling neme men niet al te spoedig voor evangelie aan. Want met evenveel grond zou men kunnen beweren, dat onze Westersche titels Dominus, Heer, Lord, Seigneur, en wat diesmeer zij, door de trotsche grooten der aarde aan het Opperwezen zijn ontleend, terwijl toch iedereen weet dat in der werkelijkheid juist het omgekeerde de waarheid is. Ten onrechte omschrijft dan ook Williams in zijn "Syllabic Dictionary" (18) het woord Ti als "an audacious designation of him who rules the world, i. e. China", en beter doet men met zich aan het Keizerlijk Woordenboek van Khang Hi te houden, waarin als allereerste" beteekenis er van wordt opgegeven: ween titel voor hem, die het Rijk bestuurt."

"Ti" wilde dus oorspronkelijk niets anders zeggen dan wereldlijk Souverein of Keizer. En het feit dat ook de hoogste godheid in de Sjoe-king Ti of Sjang-Ti heet, doet dus het vermoeden rijzen dat hij niets anders is dan een vergoddelijkt Souverein, de stamvader wellicht van het vorstenhuis, het welk over het China van dien tijd den schepter zwaaide. Dit wordt door de verdere ontleding van zijn naam bevestigd. "Sjang" beteekent namelijk niet alleen hoogste, opperste", maar ook "oudste of eerste" als in een stamboom of ver teruggaande reeks van eeuwen (19), en in elk opzicht bevestigt dus de "Eerste of Oudste Keizer" van de Sjoe-king door zijn naam dat hij volstrekt geen uitzondering maakt op den algemeenen regel, waarvan de juistheid reeds in de vorige §§ is gebleken: -- het geheele godendom der Chineezen vertoont de meest onloochenbare sporen van menschelijke herkomst.

Nu is het ook duidelijk waarom de Sjang-Ti niet slechts in de oude geschriften optreedt als uitsluitend voorwerp van Keizerlijken eeredienst, maar ook tegenwoordig nog eenig en alleen door den Zoon des Hemels mag aangeroepen en geofferd worden (2o).

(17) Men vergelijke hetgeen aan het slot van § 11 reeds is aangevoerd. (18) Bladz. 880. (1) In deze beteekenis komt het bijv. voor in de samenstelling sjang-koe", de hoogste oudheid".

(2) Williams, Syllabic Dictionary"; bladz. 881.

En even gemakkelijk laat het zich thans verklaren waarom de hedendaagsche Souvereinen van het Rijk, telkens wanneer zij op het Groote Hemelaltaar (21) te Peking dien hoogen god een offermaaltijd brengen, hunne overledene voorgangers, door zieleborden vertegenwoordigd, mede deel doen nemen aan den disch. Zij toonen daardoor zelf te erkennen, dat er tusschen den Sjang-Ti en de andere Keizers van weleer geen daadwerkelijk onderscheid bestaat! Edkins zegt: "The emperors of "China invite their ancestors to sit at the banquet with Shang-te, the supreme "ruler... The experienced and aged statesmen with whom they take counsel act according to precedent, and invariably recommend the placing of the Emperor's #ancestral tablets on the altar of sacrifice with that of Shang-te. To their opinion "the emperors have always assented..... On the upper terrace of the altar the "tablet of Shang-te, inscribed IIwang-tien Shang-te" [d. w. z. Alleen heerscher-Hemel "Oudste Keizer (22)] is placed, facing south, immediately in front of the kneeling "Emperor. The tablets of the Emperor's ancestors are arranged in two rows, facing weast and west. Offerings are placed before each tablet" (23).

[ocr errors]

Indien de lezer zich nu de moeite wil getroosten bladz. 447 van dit werk nogmaals op te slaan, dan zal het onmiddellijk zijn aandacht treffen dat bij zulk een Keizerlijke offerande de tabletten in dezelfde orde worden gerangschikt als waarin het volk de zielborden zijner voorouders bij gelegenheid van de offeranden in de voorvaderlijke tempels plaatst. Ook dit bewijst, dat zij slechts een onderdeel van den grooten eeredienst der dooden en de Sjang-Ti, wiens tablet bovenaan gezet wordt in de rij van die der Keizers, niets anders dan de oudste, eerste onder deze, de primus inter pares is. Men zie ook niet over het hoofd dat hij, in afwijking van de overige goden van het Rijk, niet optreedt in de gedaante van een beeld, maar wel degelijk onder die van het voorouderlijk zielebord; dat zijn tablet het opschrift Alleenheerscher-Hemel Oudste Keizer" draagt en de Keizerlijke offeranden hem gebracht worden op het groote Rijksaltaar ter eere van den Hemel: gegevens dus genoeg om de stelling te rechtvaardigen, dat zelfs de Souvereinen van het hedendaagsche China in den SjangTi niets anders dan een met den Hemel vereenzelvigden voorvader van hun vorstenhuis zien.

Hier heeft men men nu ook meteen een redelijke verklaring van den titel "Zoon des Hemels", dien de Chineesche Keizers sinds de hoogste oudheid gedragen hebben. Zij zijn immers in hun eigen oog de nazaten, of althans de wettige erfgenamen van dien ouden stamvader Sjang-Ti, die naar het firmament verhuisde en, als bezielende kracht hiervan, door middel van de jaargetijden en de verschijnselen der Natuur voortging zijn absoluten invloed over het aardrijk te doen gelden. De Keizers ontleenen dus aan hem hun troon, hun Rijk, hun recht, maar buitendien staat of valt hun

(1) Op bladz. 374 reeds genoemd.

(22)皇天上帝,

(**) Religion in China"; hoofdst. II.

zij zijn dan

gezag alnaar de almogende hemelsche voorvader hen beschermt of niet:ook Souvereinen bij de gratie van den Hemel om minstens even deugdelijke redenen, als onze vorsten gebieders zijn bij de gratie Gods.

Wie nu was die oude, later met den Hemel vereenzelvigde Keizer? Geschiedenis, en zelfs legende, zwijgen van hem. Dit is echter zeker, dat hij noch in de oude Chineesche werken, noch in het tegenwoordige godsdienstsysteem der natie ergens het karakter draagt van Schepper des Heelals en hij dus ook volstrekt niet met den Jehova van de Joden, den Allah van de Mohammedanen of ons Opperwezen op eene lijn mag worden gesteld. Men wage zich slechts aan een onbevooroordeelde studie van de oude gezaghebbende documenten overal waar zij over den Sjang-Ti spreken, en alom zal men het voorvaderlijk karakter van deze godheid ten duidelijkste door zien blinken en spoedig met ons de overtuiging erlangen, dat Dr. Legge's gedwongen identificatie met onze Godheid onvoorwaardelijk te wraken is (24).

Wells Williams, de grijze sinoloog, wiens leven ééne doorloopende studie van China en zijne bewoners was en die zeer zeker een der eerste autoriteiten op het gebied der Chineesche wetenschappen is, schijnt van het voorvaderlijk karakter van den Sjang-Ti mede volkomen overtuigd te zijn. Hij zegt (25): "There are strong reasons for the inference that the early sovereigns of the "Chinese worshipped the spirits of their deified ancestors under this term, to whom "they looked for help; one Shangti was sufficient for the guardian of the empire, "and continued on from one dynasty to another, whatever family was deputed to hold the throne, and unlimited dignity and powers were ascribed to him while the monarch "holding the seat would include in his devotions and sacrifices all his predecessors "whose spiritual favor he desired. The idea therefore involves many monarchs who "have been deified, and as the guardians of the throne they once occupied, they have

(24) Zou de theorie Sjang-Ti = God wellicht op missionairen-politiek berusten? De onverholen bekentenis van Dr. Chalmers, zendeling en dus ambtgenoot van Dr. Legge, doet het ons gelooven. In deel V van de China Review" (bladz. 271) zegt hij:

"As a missionary I ever have rejoiced, and ever must rejoice, in whatever is found in the "Chinese Classics which can, from a Christian stand-point, be regarded as sound Theology. If there were really nothing of this kind to be found among the Chinese, we might well despair of success in propagating among them the Christian faith."

Zonder zoogenaamd gezonde theologie in China, heeft de zending er dus geen kans van slagen en zou zij als iedere hopelooze onderneming opgegeven dienen te worden. Men handhave dus haar recht van bestaan door zulke gezonde (d. w. z. Westersche) godsbegrippen in de Classici te vinden, het koste wat het wil, desnoods op gevaar af van de wetenschap op het dwaalspoor te brengen! Men stelle der wereld het oude China voor als eene natie, in het bezit van dezelfde bovennatuurlijke godsbegrippen als in die overoude tijden slechts leefden in het brein van een microscopische groep van het Semitisch ras, en dan nog wel alleen onder een sekte van die groep; en gemakkelijk zal zich de overtuiging vestigen, dat niets minder moeielijk is dan den dienst van dien ouden God te doen herleven, en de zaak der missie zal gered wezen! Syllabic Dictionary"; bladz. 881.

[ocr errors]

« PreviousContinue »