Page images
PDF
EPUB

"been and are still all supplicated for their spiritual aid by its actual incumbent down "to this day.

"To understand many passages in the Books of Odes (26) and Records (27), "they need to be read with this understanding, and no other so well explains them. "See especially the Odes called (28) and (29) in the Shi King,

[ocr errors]

"and the Chapter (30) in the Shu King. It is doubtless true that the "radical idea of Ti is a ruler of the highest kind, but there is not that proof that "the designation Shangti ever denoted the true God, which is required to enable one "to use it for Jehovah in teaching Christian truth to the Chinese without great risk "of serious error." (31)

"

Ten slotte blijft ons nog te constateeren, dat ook de overige oude documenten van de natie, als het Boek der Liederen" en de Li-ki, minstens even duidelijk als de Sjoe-king toonen dat in het oude China de dienst der vaderen sterk, die der goden nog maar weinig ontwikkeld was.

Het bestek van dit werk staat ons echter niet toe dit in bijzonderheden uit te werken. Derhalve vergenoegen wij ons met eenvoudig het feit aan te teekenen en aan den belangstellenden vorscher der Chineesche taal en letteren zelf over te laten desverkiezend uit de Heilige Boeken van het Rijk nauwkeurig omschreven getuigenis te putten. Doch één krachtig bewijs voor de prioriteit van den voorvaderlijken eeredienst in het China van weleer mag hier niet onaangeroerd blijven. Het is het feit dat Confucius, die zoo in alles het kind was van zijn tijd, in zijne leerstellingen zoogoed als nooit van goden spreekt en daarentegen steeds den dienst der dooden met nadruk en warmte aanbeveelt: een verschijnsel hetwelk, onzes inziens, duidelijk toont, dat de goden ook in zijne eeuw zich nog geen stelling van gewicht op of naast de vaderen veroverd hadden. Zoo komen wij van zelf er toe de plaats te behandelen, die de wijze en de door hem gestichte school bekleeden in het godsdienststelsel van de natie.

§ 16. CONFUCIANISME.

Confucius sprak zelden of nooit van de goden, doch predikte met nadruk den eere

(2) I. e. de Sji-king, door ons het Boek der Liederen" genoemd.

(27) Viz, de Sjoe-king.

(*) Deel III, boek I, ode 1. (29) Deel III, boek I, ode 7.

(°) Deel IV, boek 3.

(1) Zooals bekend is, is men in die fout vervallen. De zendelingen, die van de Kerk van Rome uitgezonderd, bezigen het woord Sjang-Ti in hunne geschriften als equivalent voor God, terwijl de Katholieken de uitdrukking Meester des Hemels" verkozen hebben. Het een noch het ander echter behelst het begrip vau een Opperwezen boven de Natuur, een Maker des Heelals; en steeds zal de oningewijde Chinees, op het hooren van die termen, denken aan zijn Hemelgod.

dienst der vaderen. Hij werd daardoor de grondlegger van den geest van atheïsme, die thans nog over de natie heerscht. De voornaamste van zijne leerstellingen, die den doodendienst der natie bevestigd en ontwikkeld hebben. Hij predikte dien dienst ook door zijn voorbeeld en gedrag. Zijn onverschilligheid voor goden en godenleer. Hoe hij nog altijd de zedenmeesvoor het grootste en beste deel der natie, en de voorvaderlijke eeredienst bijgevolg de hoeksteen van het Chineesche godsdienststelsel is.

Het zij vooraf gezegd, dat deze § niet de politieke en ethische rol van het Confucianisme zal bespreken, maar wel de plaats van deze school in het nationale godsdienststelsel als bevestigster en handhaafster van den eeredienst der dooden.

De denkbeelden, die Confucius omtrent goden en dooden huldigde, gelooven wij niet duidelijker in het licht te kunnen stellen dan door het woord te laten aan den vertaler van de Chinese Classics", den geleerden Dr. Legge, die zeer zeker meer dan iemand doorkneed is in de geschriften van den wijze.

"The reader will....not....find any light thrown by Confucius on the great "problems of the human condition and destiny. He did not speculate on the crea"tion of things or the end of them. He was not troubled to account for the origin "of man, nor did he seek to know about his hereafter. He meddled neither with "physics nor metaphysics. The testimony of the Analects (1) about the subjects of "his teaching is the following:-"His frequent themes of discourse were the Book "of Poetry, the Book of History (2), and the maintenance of the rules of Propriety. "He taught letters, ethics, devotion of soul, and truthfulness. Extraordinary things, "feats of strength, states of disorder, and spiritual beings he did not like to talk "about" (3).

"Confucius is not to be blamed for his silence on the subjects here indicated. His "ignorance of them was to a great extent his misfortune. He had not learned them. "No report of them had come to him by the ear (4); no vision of them by the eye. "And to his practical mind the toiling of thought amid uncertainties seemed worse than useless.

The question has, indeed, been raised, whether he did not make changes in "the ancient creed of China, but I cannot believe that he did so consciously and "designedly. Had his idiosyncrasy been different, we might have had expositions of "the ancient views on some points, the effect of which would have been more bene

(1) D. w. z. de Loen-ju, "Discussies en Gesprekken" van Confucius.

(2) Viz. de Sji-king en de Sjoe-king.

(3) Loen-ju; VII, 17, 24, 20.

(4) De groote reden hiervan zal wel deze zijn geweest, dat bespiegelingen over bovennatuurlijke dingen en godheden destijds nog maar weinig aan de orde waren. Anders zou, dunkt ons, de wijze en geleerde zedenmeester er wel mede bekend zijn geweest. Dr. Legge bevestigt dus hetgeen wij aan het slot van de vorige § in het midden brachten.

"ficial than the indefiniteness in which they are now left, and it may be doubted so "far, whether Confucius was not unfaithful to his guides. But that he suppressed or "added, in order to bring in articles of belief originating with himself, is a thing "not to be charged against him.

[ocr errors]

"I will mention two important subjects in regard to which there is a growing "conviction in my mind that he came short of the faith of the older sages. The "first is the doctrine of God. This name is common in the She-king and Shoo-king. "Te or Shang Te appears there as a personal being, ruling in heaven and on earth, "the author of man's moral nature, the governor among the nations, by whom kings "reign and princes decree justice, the rewarder of the good, and the punisher of the "bad. Confucius preferred to speak of Heaven..... Not once throughout the Ana"lects does he use the personal name (5). I would say that he was unreligious rather "than irreligious; yet by the coldness of his temperament and intellect in this matter "his influence is unfavorable to the development of true religious feeling among the "Chinese people generally, and he prepared the way for the speculations of the literati "of mediaeval and modern times, which have exposed them to the charge of atheism. "Secondly....there existed in China, from the earliest historical times, the "worship of other spiritual beings, especially, and to every individual, the worship "of departed ancestors. Confucius recognized this as an institution to be devoutly "observed. He sacrificed to the dead as if they were present; he sacrificed to the "spirits as if the spirits were present. He said: "I consider my not being present "at the sacrifice as if I did not sacrifice" (6)". The custom must have originated "from a belief of the continued existence of the dead. We cannot suppose that they "who instituted it thought that with the cessation of this life on earth there was a "cessation also of all conscious being. But Confucius never spoke explicitly on this "subject. He tried to evade it. "Ke Loo asked about serving the spirits of the "dead, and the Master said: "While you are not able to serve men, how can you "serve their spirits ?" The disciple added: "I venture to ask about death", and he "was answered: "While you do not know life, how can you know about death” (”)”. "Still more striking is a conversation with another disciple, recorded in the "Family "Sayings" (8). Tsze-kung asked him, saying: "Do the dead have knowledge (of "our services), or are they without knowledge?" The Master replied: If I were "to say that the dead have such knowledge, I am afraid that filial sons and "dutiful grandsons would injure their substance paying the last offices to the de

(5) Dus kende ook de wijsgeer geen Godheid boven den Hemel! Indien Confucius, die toch zelf de Sji-king en de Sjoe-king heeft gecompileerd en zeer zeker beter dan de hedendaagsche Westersche schrijvers van de begrippen en denkbeelden der oude Chineezen op de hoogte was, den Ti of Sjang-Ti even hoog als den Hemel plaatst, is men dan wel gerechtigd om zonder deugdelijk tegenbewijs zijn opinie klakkeloos weg te cijferen? Zoo iemand in deze als autoriteit mag gelden, dan is het zeker toch Confucius.

(0) Loen-ju; III, 12 (7) Ibid.; XI, 11.

(8) Het werk, in noot 103 op bladz. 54 genoemd.

"parted; and if I were to say that the dead have not such knowledge, I am afraid "lest unfilial sons should leave their parents unburied. You need not wish, Tɛze, "to know whether the dead have knowledge or not. There is no present urgency "about the point. Hereafter you will know it for yourself" (9). Surely this was not "the teaching proper to a sage. He said on one occasion that he had no conceal"ments from his disciples (10). Why did he not candidly tell his real thoughts on "so interesting a subject? I incline to think that he doubted more than he believwed. If the case were not so, it would be difficult to account for the answer which "he returned to a question as to what constituted wisdom. "To give one's-self ear"nestly”, said he, "to the duties due to men, and, while respecting spiritual beings, "to keep aloof from them, may be called wisdom" (11).

"

Inderdaad zijn het de leerstellingen van den voorganger der natie, die China's gansche geletterde klasse door alle eeuwen heen in den meest volslagen geest van atheïsme gedompeld hebben gehouden en den grondslag hebben gelegd voor de spreekwoordelijke ongodsdienstigheid van den Chinees. Men vatte hier het woord ongodsdienstigheid echter op in zijn ware beteekenis van gebrek aan eerbied voor de goden en verwaarloozing van hunnen dienst; want, kent men den naam van godsdienst ook aan den dienst der vaderen toe, dan voorzeker verdienen de Chineezen den naam van godsdienstig in de volle beteekenis van het woord. Es ist", zegt Koeppen (1 2), "menschlich, es ist religiös, im eigentlichsten, strengsten Sinne des Wortes religiös, "das Andenken der dahingegangenen Eltern, Wohlthäter, Freunde und in weiteren "Kreisen das der grossen und verdienten Männer, der Lehrer und Hirten der Völker "zu ehren und zu feiern, ihr Bild und was Irdisches von ihnen übrig ist oder was "sonst lebendig an sie erinnert, hoch und theuer zu halten. Heilig sind die Stätten "wo sie im Leben gewandelt, heilig ihre Ruhestätten, heilig die Reliquien, die uns "als Pfänder der Erinnerung geblieben sind. Diese menschliche Religion der Pietät "ist allen Zeitaltern und Völkern gemein, denn jeder gute und gemüthvolle Mensch "bekennt sich zu ihr; sie ist ein wesentliches Element aller positiven Religionen, auch "wenn sie nicht zum kirchlich-recipirten Bilder-und Reliquiendienst entartet ist".

Welke zijn nu de voornaamste leerstellingen, door welke de atheïstische wijsgeer den eeredienst der voorouders heeft bevestigd, geheiligd en verder tot ontwikkeling gebracht?

Zij laten zich in korte woorden samenvatten. Tot Fan Tsjhi, een zijner leerlingen, zeide hij: "Bij hun leven dien hen (nl. de ouders) zooals het behoort, en

[blocks in formation]

(1) Loen-ju; VI, 20. Legge, Classics"; I, Prolegomena bladz. 98 en volg.
(") Die Religion des Buddha"; hoofdst. "die Kirche und der Cultus", bladz. 493.

[ocr errors]

"na hun dood begraaf hen en offer aan hen zooals het behoort" (13). Een andermaal vraagde hij zichzelf stil verwijtend af: "De dienstvaardigheid buitenshuis jegens lie#den van rang en stand en binnenshuis tegenover vader en ouderen broeder, alsook "de angst valligheid om den dienst der dooden te verwaarloozen hoe staat het daar"mede wat mij betreft ?" (14). De vorsten der Oudheid verhief Confucius steeds hemelhoog, omdat zij zoo zorgvuldig den eeredienst der vaderen in eere hielden. Zoo zeide hij van Ju (15), den Keizer die van 2205 tot 2197 vóór onze jaartelling regeerde: "Ik vind geen gebrek in hem; want hij gebruikte grove spijzen en dranken, "maar putte zijne ouderliefde jegens de zielen en geesten uit" (16). Ook Sjoen (17) prees hij voor den ijver, waarmede hij offeranden in de voorouderlijke tempels bracht (18), maar voor niemand had hij meer loftuitingen over dan voor het broederpaar Woe Wang en Tsjow Koeng: de ideaal vorsten van het oude China, die de lezer reeds op bladz. 169 heeft leeren kennen. Zij offerden, zoo sprak de wijsgeer, waan al de vroegere hertogen boven hen met het Keizerlijk ceremonieel. En dit gebruik drong "door tot alle edelen en grooten, alsmede tot de geletterden en het mindere volk. "Was de vader een groote en de zoon een geletterde, dan was de begrafenis die van ween groote en de offerande die van een geletterde, en was de vader een geletterde wen de zoon een groote, dan was de begrafenis die van een geletterde en de offerande "die van een groote. De éénjarige rouw gold tot voor de grooten en de driejarige "rouw tot voor den Zoon des Hemels, maar in den rouw voor vader of moeder werd "geen onderscheid gemaakt tusschen hoog en laag:— die was één (voor allen).

"Ging", zoo sprak hij verder, "de ouderliefde van Woe Wang en Tsjow Koeng "niet ver?! Want de ouderminnenden zijn immers zij, die den wil der voorouders "met bekwaamheid nakomen en hunne ondernemingen met bekwaamheid ten uitvoer "leggen. In de lente en den herfst versierden zij de tempels hunner voorouders en "rangschikten zij er hunne voorouderlijke offerschotels. Zij droegen er hunne ceremo"niekleederen, offerden er de spijzen van het seizoen en hielden bij den voorouderlij"ken tempeldienst de orde van afstamming in het oog..... Degenen die boven ons "staan te eeren en die ons naverwant zijn lief te hebben; de dooden te dienen zooals "men hen bij hun leven zou hebben gediend, en de overledenen als waren zij met ons "verbleven dit is het toppunt van ouderliefde" (19).

Doch niet alleen door leer, ook door voorbeeld predikte Confucius eerbied voor de dooden en hunnen eeredienst. In den tempel van de vaderen, zoowel als aan het "Hof, sprak hij beredeneerd en met omzichtigheid" (20); hij offerde aan de schimmen #alsof zij tegenwoordig waren" (21) en bood hun geen vleesch aan het welk hij gekookt

[blocks in formation]
« PreviousContinue »