in de lente en aan de maan in den herfst, 371 vlg., aan den Draak, 285, Offerpapier, soorten en fabricatie, 15 vlg., 535. Zie Papieren. Offerschotels, 38. Offerspijzen hebben een onzichtbaar duplicaat, 516, 547. Olea fragans, 398. Olielampjes en hun rol op Oudejaarsavond, 485 vlg. Onderscheidingsteeken der geletterden en der barbiers, 136. Onderwereld, duister, 334, 496. Zie Hel. Onderwijs; oudste instellingen, 128; tegenwoordig, 128, 548, 592; Mencius Ontucht, in China nooit door den godsdienst gewettigd, 589 vlg. Ontvangst der Huisgoden, 23; van hunne plaatsvervangers 461. Oogstfeest, 368 vlg. Oogstlied in de Sji-king, 370. Ooievaar, zinnebeeld van geluk, 266. Oorlog; dertigjarige en tachtigjarige, 574. Oosten; het, de schepper van het licht en het zinnebeeld van de zon, morgen en de lente, 71, 372 vlg., 481. Openbaring, in China onbekend, 571, 588. Opium, 337. Opperpriester. Zie Keizer en Paus. Opschriften; ter eere van Confucius, 139. Zie Deuropschriften. Opstand der Thai-Phing's. Zie Thai-Phing. Optochten. Zie Processies. Oranjeappel. Zie Chinaasappel. Ordaliën, in China niet door priesters ingesteld, 586. Ormuzd, 46, 288. Osiris, 31 vlg., 46, 172, 175, 530. Oudejaar in het nieuwe zetten, 4, 485 vlg. Oudejaarsfeest, 462 vlg. Oudejaarsgeschenken, 463 vlg. Oudejaarsmaal en oudejaars vuur, 485 vlg. den Ouderliefde; leer der, 11, 191, 327 vlg., 434 vlg., 546 vlg., 563, 588. Paaschdag, 198. Paascheieren, 176 vlg., 501. P. Paaschkaars, 106, 175. Paaschos, 72 volg. Paaschvuur, 106, 175, 180. Pad; in de mythologie der oude Chineezen, 392; in de maan, 381, 385 vlg., 391 vlg., 393. Pagodes, 131, 139, 517. Paleis, van Jaspis, 553; der Reinheid van Omhoog, 62, 64, 553, 596. Palmstokken, 198. Palmtakken; bij de Joden en Christenen, 198; gewijd in de Katholieke ker- Palmzondag, 73, 198. Parel in den kop van den Draak, 294. Parelkeizer. Zie Hemelgod. Papieren; roode, ter verjaging van spoken, zie Spoken; verbrand in offerande Paradijs van het Westen, 154, 580, 582. Passiespelen. Zie Tooneelmysteries. Patriarchaal karakter van China, 434, 527, 547, 588. Patroons. Zie Goden en Godinnen. Paus der Taoisten, 467 vlg., 530 vlg., 553, 559, 567, 570. Pausdom; Taoistisch, 56 vlg.; Boeddhistisch, zie Dalai Lama. Pausen van Rome tegenover het Gravenfeest en de bekeeringspolitiek der Je- Pelgrimstochten. Zie Bedevaarten. Perseus, 173. Perzik; als zinnebeeld van levenskracht en eeuwigheid, 155, 234, 238, 341 Perzikzegels, 269, 477. Pessimistische levensbeschouwingen, als die van Indië, huldigden de Chineezen Petassan's. Zie Klappers. Phallus, 28. Pijnboom, zijn zinnebeeldige rol en hooge ouderdom, 203 vlg. Pique-nique's, 188, 423 vlg. Planken van perzikhout ter verjaging van spoken, 477. Plechtigheden in tempels. Zie Tempelplechtigheden. Poolster. Zie Goden en Godinnen. Poppen, ter wegneming van schadelijke invloeden van den zomer, 263, 277, 301, 508, 518; als plaatsvervangsters van menschenoffers op het graf, 513 Poppenspel, 39, 101, 337. Poppetantes, 236 vlg., 507 vlg., 518. Portretten van de dooden, voorgesteld als door de ziel bewoond, 518 vlg. Zie Afbeeldsels. Pratcheta, 293. Preta's, 326 vlg. Priesterheerschappij, in China onbekend, 559, 589. Zie Priesters. Processies om kwade invloeden te verdrijven, 557; met afgodsbeelden, 112, 216 vlg., 227 vlg., 244; met den Draak, 112, 277, 293, 298, 300; Purperen verborgen paleis, 553. Putten, gesloten voor en geopend na Nieuwjaar, 20. Pyramides van spijzen voor de zielen, 338. Rampen. Zie Ziekten. R. Ratoe demit, 467. Ratnatraya, 246. Realgar, om ziekten en ongedierte te verjagen, 258. Rechterlijke ambtenaren van de Stedegoden, 473. Rechtsgedingen, uitgemaakt door tusschenkomst van de Stedegoden, 471 vlg., 496. Regelaars; de beide der Natuur, 45. - Regen, afgebeden van den Hemelgod, 52 vlg.; bezworen op het Zomerfeest, Regengod, 54. Zie Draak. Reiniging van huizen, als na een begrafenis, 221. Zie ook Schoonmaak. Reukwerken en riekende kruiden om ziekte te verjagen, 258 vlg., 263, 509. Rigveda, 359 vlg., 362, 386. Rijken; de drie-, 76 vlg. Rijst als ziunebeeld van overvloed bij de verwisseling des jaars, 17 vlg., 463, Rijstmeel, geofferd op het feest van de helft des jaars, 312; aan de Aarde in Rijst water; bijgeloof omtrent het gebruik van op Nieuwjaarsdag, 19. Ringkoekjes. Zie Schakelkoekjes. Roeiwedstrijd op het Zomerfeest, 275 vlg., 311. Rood, kleur des geluks, die spoken verjaagt, 3, 19, 259, 269, 478 vlg. Roode papieren, doeken enz. ter verjaging van spoken en onheilen, 269, 477 vlg. Rouwkleederen, 52. Rouwstaf, 53. Rozekrans der Boeddhisten, 582. Rozemarijn, op de graven in Europa, 205; in de lijkkisten bij de moderne Ruite, in Engeland als zinnebeeld van rouw, 266; in Europa als amulet en Rundvleesch, door de geletterden niet gegeten, 364. Rupa-dhata of Rupa-vatchara, 5. Ruta graveolens. Zie Ruite. S. Sabeismus, 346, 529. Sagara, 156, 292. Sakyamoeni, 57, 143, 243 vlg., 258. Sala, 401. Sang-Soeratma, 473. Sangha, 245, 579. Sangtåpå, 578. Sansara, 153, 313, 342, 582. Santri Birahi, 590. Satan, 179, 197, 288, 301. Sauriërs. Zie Alligators. Scapulier. Zie Rozekrans. Schaduwen leggen den grond tot het geloof in de ziel, 494. Schakelkoekjes, 36, 100 vlg., 308. Schelpdieren, in verband met den stand der maan, 102, 390. Scheppingsdenkbeelden der Chineezen, 45 vlg., 528 vlg. Schikgodin des Levens. Zie Goden en Godinnen. Schildknapen. Zie Trawanten. Schildpad, het zinnebeeld van een lang leven en van de herlevende Natuur. 37 vlg., 947; het sterrenbeeld voor het winterjaargetijde, 38. Schildpadkoeken, 37, 100, 104. Schlegel's theorie omtrent de oudheid der Chineesche sfeer, 293, 347 vlg., id. omtrent de vereering der Godin van het Weefgetouw, 347 vlg. Schoolmeester; zijn gewichtige rol in China, 591 vlg. Schoonmaak vóór Nieuwjaar, 2, 474. Schoonzoons, onthaald op den geboortedag van de Aarde, 66. Schriftgeleerden, in China onbekend, 571 vlg. Schrikkelmaand, 1. Schulden, vereffend tegen Nieuwjaar, 2, 457, 465. Secretarissen der Stedegoden, 473. Sequoia. Zie Reuzeboomen. Sfeer der Chineezen. Hare oudheid, 293, 347 vlg. Slang, zinnebeeld der geneeskunde, 218. Slapen op de graven om droomonthullingen te bekomen, 472, 496; in den tempel van een Stedegod, 471 vlg. 496. Slavinnen, 465, 562. Smeerwortel; zijn rol in Europa, 273. Soembajang rampas, 344. |