Page images
PDF
EPUB

Soma. Zie Amrita.

Somnambules, geraadpleegd, 235 vlg., 507.

Spektakelstukken bij plechtigheden voor de dooden, 332.
Sperwer. Zie Wouw.

Spiegelbeelden, de grondleggers van het geloof in de ziel, 495.

Spiegels, gebezigd om in den Hemel te kijken, 308. Zie Brandspiegels.
Spijzen, als zinnebeelden van overvloed bij de verwisseling des jaars, 17 vlg.,
25, 487; hebben een onzichtbaar duplicaat, dat de dooden en de goden
eten, 516. Zie Rijst, Taarten, Groenten, Koeken.

Spion van den Stedegod, 470 vlg.

Spiritisme in China, 235 vlg., 507 vlg.

Spoken; verslonden door tijgers, 475 vlg.; verjaagd door tijgerbeelden, 45,
107, 233, 268, 475 vlg., 483 vlg., 509, 557; door duivel banners, en uit
zieken verdreven, 221, 228, 232 vlg., 506, 557 vlg.; door den haan, 180,
261, 475 vlg, 481 vlg., 509; door den perzik, 234, 259, 342, 475 vlg.,
480 vlg., 509; door den wilg, 234, 261, 481, 509; zij veroorzaken ziek-
ten en rampen, 234 vlg., 255 vlg., 261, 477, 482, 484, 503 vlg., 557;
verdreven door bezweringsmiddelen en amuletten, 255, 257, 509; door ge-
neesmiddelen, 258; door calebasjes en zwaarden, 261, 267, 269; door kal-
moes, bijvoet en look, 265, 267, 509; door roode papieren, 3, 269, 477
vlg.; door zonlicht, 181, 261, 480, 509; door mertjons, 7, 510; door
touwen, 475 vlg., 483, 510; door vuur, 508; door zout en rijst, 221, 557,
in Europa uit palmtakken, 270; door groen op daken, aan deuren enz.,
271-4; gedood door Sjun Thoe en Joeh Loei, en afgeweerd door hunne
portretten, 475 vlg., 478; tot rust gebracht bij nieuwgebouwde tempels
437; zij waren bij voorkeur in het duister rond, 181, 261, 335, 480, 496,
509; zijn onnoemelijk in getal, 257, 502; hebben menschelijke eigenschap-
pen en behoeften, 502 vlg., 511; zijn den meusch in den regel vijandig
gezind, 503, 510; varen in de lichamen van anderen, 234 vlg., 256 vlg,
503 vlg. Zie Waterspoken en Zielen.

St. David's Day, 198.

St. George's Day, 596.

St. Jan's kruiden, 223, 270 vlg.

St. Jan's vuren. Zie Johannesvuren.

St. Michielsdag, 375.

St. Patrick's Day, 198.

St. Paul's dag, 51.

St. Rochus, 218.

Staatsexamens. Zie Examens.

Staatsgoden, 129, 560.

Staatsgodsdienst, 239, 374, 559.

Stamboomen, die ver teruggaan, zeer algemeen in China, 439.

Stedegoden, 466 vlg.

Steen der wijzen der oude Taoisten, 323, 553 vlg., 563, 565.
Steenen, waarin de canonieke werken zijn gegraveerd, 423.
Stellages met eetwaren voor de zielen, 338.

Sterfhuizen, met zout en rijst gereinigd. Zie Zout.

Sterregoden, 57, 129 vlg., 137 vlg., 346 vlg., 531 vlg. Zie Wun Tsjhang,
Khwej Sing, Poolster, Weefmeisje, Koeherder.

Sterren, door Genii bewoond, 553.

Stervereering, 346 vlg., 532.

Stier des Hemels, 72, 179.

Straffen en executies, des winters ten uitvoer gelegd, 456.

Studie, zeer in aanzien bij de Chineezen, 127, 548.

Suiker en suikerriet, als zinnebeelden van de zoetheid des levens, 10, 18, 67,

464; als offerande, 5.

Suttiisme, in China en elders, 225, 442 vlg., 511 vlg., 587.

T.

Taarten, als zinnebeelden van overvloed bij de verwisseling des jaars, 17, 464, 487.
Tabernakels van Huisgoden en Voorouders, 8, 14, 460 vlg., 517, 535.
Tabletten der Voorouders, 10, 12 vlg., 139, 434, 437 vlg., 518 vlg., 520
vlg., 523 vig., 535; Keizerlijke, 540; zij vergezelden oudtijds het leger, 536.
Tand van Boeddha, 143, 597.

Tantra's, 328, 341 vlg.

Tantraschool, 328 vlg.

Taoisme, 29, 130, 549 vgl.; 562 vlg., zijn grondbeginsel, 550; materialistisch
karakter, 145, 229, 323, 554, 557; zedeleer, 550 vlg., 569 (zie Moraal);
ascetisme, 551 vlg., 563; alchemie, 396, 481, 552 vlg., 565; voorouderlijke
eeredienst, 556; godendienst, 556 vlg., 567; bezwering enz., 557 vlg.;
verhouding tot het Confucianisme, 559 vlg.; id. tot Boeddhisme, 571
vlg., 575. Zie Genii, Priesters, Laotsze.

Tartaren, in Foehkjen, 163; hun Suttiisme, 514.

Taurus, 31.

Tellus, 118.

Tempels, hunne ontwikkeling uit de graven, 517; hunne inwijding, 51, 437,
558, hoe opgericht, beheerd enz., 41 vlg.; voor Confucius en zijne leer-
lingen, 130, 139, 440 vlg., 517, 559, 597; de vermaarde tempel van
Hái-Tshung, 217; ter eere van Mandarijnen enz, die in den staatsdienst
gestorven zijn, 439 vlg., 517; voor beroemde vorsten, wijsgeeren enz.,
440, 517; voor kuische vrouwen, 442 vlg., 517; voor vermaarde letter-
kundigen in een district, 447; voor vermaarde ambtenaren in ib. 447, 517;

voor Wun Tsjhang, 130, 597; voor Stedegoden, 466, 469 vlg.; voor de
dooden, 434, 436 vlg., 516 vlg., 535, 546.

Tempelplechtigheden op feestdagen van afgoden, 213 vlg.; bij de oprichting
van den tempel, 51, 437.

Tempelwachters, 45.

Temple of Horrors, 469.

Thai-Phing rebellen, XI, 63, 440.

Thugs of Worgers, in China nooit bestaan, 586.

Ti of godheid; beteekenis van dezen titel, 32, 539, 542.

Tijgers en hun symbolisme, 107 vlg.; witte, 484; de Witte Tijger, sterren-
beeld, 108 vlg.; tijgers, afweerders van booze geesten, zie Spoken; hun
rol in de geneeskunde, 484; zij zijn het zinnebeeld van de zon, 485; zij
zijn somtijds door een menschelijke ziel bewoond, 526.

Toba; het Rijk -, 60, 183.

Toekomst, geraadpleegd op den 15den van de achtste maand, 406 vlg. Zie
Wichelen.

Toevluchtsoord voor debiteuren tegen Nieuwjaar, 465 vlg.

Tooneelmysteriën, 330 vlg.

Tooneelopvoeringen; ter eere van den Hemel, 40, 49; van den Oorlogsgod,

98; van de Aardgodin, 125, 370; van godheden in het algemeen, 216;
in de scholen, 423; op het Zomerfeest, 275; bij de Boeddhistische ziels-
missen, 335, 337, 340, 344, (zie Tooneelmysteries).

Topa. Zie Toba.

Toovenaars, 220, 224, 226 vlg., 231 vlg., 235, 239 vlg. Zie Duivelbannerij.
Tooverheksen. Zie Poppetantes.

Tooverijen, van Taoistische priesters, 238, 416, vlg., 558. Zie Toovenaars.
Tooverpenseel, 234.

Totemisme in China, 239.

Touwen aan de deuren, ter afwering van spoken. Zie Spoken.

Trailokya, 5.

Trawanten of adjudanten van godheden. Zie Goden en Godinnen.
Treurfeesten, ter eere van Zonnegoden, 32, 175. Zie Gravenfeest.
Trimoerti, 246.

Triratna, 245.

Trouwringen in China, 416.

Typhon, 46, 173, 175, 179, 197, 288, 301.

U.

Uitdooven van de vuren in de lente. Zie Vuren.

Uithangen. Zie Luchten.

Uitnoodigen, de goden, 38, 48, 101, 558; de schoonzoons, 66.
Uitsmelters van den steen der wijzen, 553, 565.

Uitstapjes. Zie Pique-nique's.

Uranus, 28, 65.

Urbani, 466.

Urnen, 189.

V.

Vaders van Wallen en Grachten. Zie Goden en Godinnen.

Vagevuur der Boeddhisten. Zie Hel.

Varkens, gewijd aan den Hemel, 38.

Varkenskop, geofferd aan den Hemel, 36.

Varoena, 293.

Vasten, 19, 160, 586; door toovenaars, 224, 231, 241 vlg., 506; de-
vóór Paschen, 175.

Vedas's, 380.

Vee, pluimgedierte enz., in Boeddhistische kloosters onderhouden, 577 vlg.
Vegetarisme der Boeddhisten, 330 vlg., 576 vlg.

Venus, in China geen voorwerp van vereering, 589.

Verbod om

te slachten, om regen te verkrijgen, 56; om te dooden, der
Boeddhisten, zie Levende wezens. Zie ook Vuurverbod.

Verdraagzaamheid, van het Boeddhisme, 149, 569; van den Chinees op het
punt van godsdienst, 571, 584, 587; van de drie sekten onderling, 571
vlg., 575.

Verdrijving van de kwade invloeden van den zomer, 255, 257 vlg., 265 vlg.,
268; van spoken, zie Spoken. Zie ook Bezwering.

Verduisteringen. Zie Eclipsen.

Vereering. Zie Offeranden.

Vergiftige dagen, 255.

Verliefden, starende naar de maan. Zie Maan.

Verloofden, na den dood van een hunner in het huwelijk verbonden, 442.
Verlossing der zielen uit de Hel, door het Boeddhisme, 143, 154, 325 (zie
ook Missen); tijdelijke, in de zevende maand, 327, 333 volg., 499.
Vermenigvuldiging van offergaven door Boeddhistische priesters, 343.
Vernieuwing van de vuren. Zie Vuren.

Verrijzenis der lichaams, 500 vlg. Zie ook Dood.

Versalus, 348.

Versterkingen. Zie Bergforten.

Vervolgingen, tegen de Christenen, 191 vlg., 575. Zie Kloosters.

Vesta en Vestaalsche maagden, 173, 199.

Vijf hoofddeugden, 570; zegeningen, 3, 479.

Vijgeboom, zijn symbolisme, 53, 203, 578; een tak er van op het Zomerfeest
gestoken in deuren en vensters, 268.

Vijvers, nabij Boeddhistische kloosters, 577 vlg.; heilige op Java, 578.
Visitekaartjes, 10.

Visschen staan onder den invloed van de Maan, 390. Zie Vijvers.

Vleesch van wilde dieren en menschen, gegeten om krachtig te worden, 507.

Zie Menschenvleesch en Rundvleesch.

Vleeschofferanden, 24.

Vliegers in China en Europa, 424 vlg.

Vlier in Europa, als bezweringsmiddel aan deuren en vensters, 273.
Vlugschrift ter opwekking tot den dienst van den Keukengod, 363 vlg.
Voedingsfeesten voor de zielen, in de zevende maand, 322, 328, 333, 335
vlg., 337 vlg., 311 vlg., 469 vlg.; waarom bij voorkeur in het donker
aangerecht, 335.

Volgend leven. Zie Leven.

Volgelingen van afgoden, 214. Zie Goden en Godinnen.

Volksspelen, 112 vlg. Zie Drakenbooten, Vliegers.

Voorjaar. Zie Lente.

Voorjaarslichten, 104 vlg., 174, 531, 597.

Voorjaarsvuren, 106 vlg., 167 vlg., 409, 531. Zie Vuren.

Voorouderlijke eeredienst, 10 vlg, 20, 22, 324, 511 vlg., 527, 545, 565,
570; geduld door de Jezuiten en veroordeeld door de Pausen, 191; Woe
Wang en Tsjow Koeng als voorbeelden gesteld, 448, 546: treedt vooral in
den winter op den voorgrond, 451 vlg.; algemeenheid op de wereld, 11,
434; in China gesteund door het patriarchaal karakter van de natie, 434
vlg., 588; door Confucius geheiligd, 324, 328, 435, 542, 544 vlg., 559
vlg., 588; een palladium voor de deugd, 436, 592; nooit gesloopt door
godendienst, 492; zijn oorsprong, 510 vlg.; hij is ouder dan de goden-
dienst en de grondlegger hiervan, 522, 534, 536 vlg.: der oude Keizers,
536 vlg.; der hedendaagsche Keizers, 540; door Tsung Tsze voorgeschreven
als plicht, 320, 324, 547; door het Taoisme gehuldigd, 556; door den
staatsgodsdienst gehuldigd, 559. Zie Offeranden, Tabletten, Tempels.
Voorouders straffen en beloonen, 437, 501, 535, 537.

Voorvaders. Zie Voorouderlijk en Voorouders.

Voorwerpen hebben ook een ziel, 516

Vrijplaats. Zie Toevluchtsoord.

Vrouwtje in de Maan, 381 vlg., 391 vlg.

Vuil, niet opgeruimd vóór den vijfden dag des jaars, 25.

Vuren, uitgebluscht en weder ontstoken in de lente, 167 vlg., 174, 184, 531,

597 vlg. Zie Johannes vuren, Voorjaarsvuren, Zonnevuren.

« PreviousContinue »