Soma. Zie Amrita. Somnambules, geraadpleegd, 235 vlg., 507. Spektakelstukken bij plechtigheden voor de dooden, 332. Spiegelbeelden, de grondleggers van het geloof in de ziel, 495. Spiegels, gebezigd om in den Hemel te kijken, 308. Zie Brandspiegels. Spion van den Stedegod, 470 vlg. Spiritisme in China, 235 vlg., 507 vlg. Spoken; verslonden door tijgers, 475 vlg.; verjaagd door tijgerbeelden, 45, St. David's Day, 198. St. George's Day, 596. St. Jan's kruiden, 223, 270 vlg. St. Jan's vuren. Zie Johannesvuren. St. Michielsdag, 375. St. Patrick's Day, 198. St. Paul's dag, 51. St. Rochus, 218. Staatsexamens. Zie Examens. Staatsgoden, 129, 560. Staatsgodsdienst, 239, 374, 559. Stamboomen, die ver teruggaan, zeer algemeen in China, 439. Stedegoden, 466 vlg. Steen der wijzen der oude Taoisten, 323, 553 vlg., 563, 565. Sterfhuizen, met zout en rijst gereinigd. Zie Zout. Sterregoden, 57, 129 vlg., 137 vlg., 346 vlg., 531 vlg. Zie Wun Tsjhang, Sterren, door Genii bewoond, 553. Stervereering, 346 vlg., 532. Stier des Hemels, 72, 179. Straffen en executies, des winters ten uitvoer gelegd, 456. Studie, zeer in aanzien bij de Chineezen, 127, 548. Suiker en suikerriet, als zinnebeelden van de zoetheid des levens, 10, 18, 67, 464; als offerande, 5. Suttiisme, in China en elders, 225, 442 vlg., 511 vlg., 587. T. Taarten, als zinnebeelden van overvloed bij de verwisseling des jaars, 17, 464, 487. Tantra's, 328, 341 vlg. Tantraschool, 328 vlg. Taoisme, 29, 130, 549 vgl.; 562 vlg., zijn grondbeginsel, 550; materialistisch Tartaren, in Foehkjen, 163; hun Suttiisme, 514. Taurus, 31. Tellus, 118. Tempels, hunne ontwikkeling uit de graven, 517; hunne inwijding, 51, 437, voor Wun Tsjhang, 130, 597; voor Stedegoden, 466, 469 vlg.; voor de Tempelplechtigheden op feestdagen van afgoden, 213 vlg.; bij de oprichting Tempelwachters, 45. Temple of Horrors, 469. Thai-Phing rebellen, XI, 63, 440. Thugs of Worgers, in China nooit bestaan, 586. Ti of godheid; beteekenis van dezen titel, 32, 539, 542. Tijgers en hun symbolisme, 107 vlg.; witte, 484; de Witte Tijger, sterren- Toba; het Rijk -, 60, 183. Toekomst, geraadpleegd op den 15den van de achtste maand, 406 vlg. Zie Toevluchtsoord voor debiteuren tegen Nieuwjaar, 465 vlg. Tooneelmysteriën, 330 vlg. Tooneelopvoeringen; ter eere van den Hemel, 40, 49; van den Oorlogsgod, 98; van de Aardgodin, 125, 370; van godheden in het algemeen, 216; Topa. Zie Toba. Toovenaars, 220, 224, 226 vlg., 231 vlg., 235, 239 vlg. Zie Duivelbannerij. Tooverijen, van Taoistische priesters, 238, 416, vlg., 558. Zie Toovenaars. Totemisme in China, 239. Touwen aan de deuren, ter afwering van spoken. Zie Spoken. Trailokya, 5. Trawanten of adjudanten van godheden. Zie Goden en Godinnen. Triratna, 245. Trouwringen in China, 416. Typhon, 46, 173, 175, 179, 197, 288, 301. U. Uitdooven van de vuren in de lente. Zie Vuren. Uithangen. Zie Luchten. Uitnoodigen, de goden, 38, 48, 101, 558; de schoonzoons, 66. Uitstapjes. Zie Pique-nique's. Uranus, 28, 65. Urbani, 466. Urnen, 189. V. Vaders van Wallen en Grachten. Zie Goden en Godinnen. Vagevuur der Boeddhisten. Zie Hel. Varkens, gewijd aan den Hemel, 38. Varkenskop, geofferd aan den Hemel, 36. Varoena, 293. Vasten, 19, 160, 586; door toovenaars, 224, 231, 241 vlg., 506; de- Vedas's, 380. Vee, pluimgedierte enz., in Boeddhistische kloosters onderhouden, 577 vlg. Venus, in China geen voorwerp van vereering, 589. Verbod om te slachten, om regen te verkrijgen, 56; om te dooden, der Verdraagzaamheid, van het Boeddhisme, 149, 569; van den Chinees op het Verdrijving van de kwade invloeden van den zomer, 255, 257 vlg., 265 vlg., Verduisteringen. Zie Eclipsen. Vereering. Zie Offeranden. Vergiftige dagen, 255. Verliefden, starende naar de maan. Zie Maan. Verloofden, na den dood van een hunner in het huwelijk verbonden, 442. Verrijzenis der lichaams, 500 vlg. Zie ook Dood. Versalus, 348. Versterkingen. Zie Bergforten. Vervolgingen, tegen de Christenen, 191 vlg., 575. Zie Kloosters. Vesta en Vestaalsche maagden, 173, 199. Vijf hoofddeugden, 570; zegeningen, 3, 479. Vijgeboom, zijn symbolisme, 53, 203, 578; een tak er van op het Zomerfeest Vijvers, nabij Boeddhistische kloosters, 577 vlg.; heilige op Java, 578. Visschen staan onder den invloed van de Maan, 390. Zie Vijvers. Vleesch van wilde dieren en menschen, gegeten om krachtig te worden, 507. Zie Menschenvleesch en Rundvleesch. Vleeschofferanden, 24. Vliegers in China en Europa, 424 vlg. Vlier in Europa, als bezweringsmiddel aan deuren en vensters, 273. Volgend leven. Zie Leven. Volgelingen van afgoden, 214. Zie Goden en Godinnen. Volksspelen, 112 vlg. Zie Drakenbooten, Vliegers. Voorjaar. Zie Lente. Voorjaarslichten, 104 vlg., 174, 531, 597. Voorjaarsvuren, 106 vlg., 167 vlg., 409, 531. Zie Vuren. Voorouderlijke eeredienst, 10 vlg, 20, 22, 324, 511 vlg., 527, 545, 565, Voorvaders. Zie Voorouderlijk en Voorouders. Voorwerpen hebben ook een ziel, 516 Vrijplaats. Zie Toevluchtsoord. Vrouwtje in de Maan, 381 vlg., 391 vlg. Vuil, niet opgeruimd vóór den vijfden dag des jaars, 25. Vuren, uitgebluscht en weder ontstoken in de lente, 167 vlg., 174, 184, 531, 597 vlg. Zie Johannes vuren, Voorjaarsvuren, Zonnevuren. |