Page images
PDF
EPUB

HET INHALEN VAN DE LENTE.

Het inhalen van de lente. Deze plechtigheid bestond in China in de oudste tijden. Het Boek der Ceremonien, Li-ki. Het lenterund, onze paaschos. Inhaling van de lente bij de

Joden.

Op den dag die de periode "opening der lente" (1) voorafgaat, heeft een eigenaardige plechtigheid plaats, die ook in westersche landen, alhoewel iets later in het jaar, werd gevierd en er hier en daar nog in zwang is. Wij bedoelen "het inhalen of ontvangen van de lente", ngid"g-tsjhoen (2).

Deze plechtigheid valt niet op een vasten datum van het Chineesche burgerlijk jaar. De periode "begin der lente" wordt, zooals men zich door het inzien van de reeds gegeven lijst der vier-en-twintig zonnetermen (3) kan overtuigen, bepaald door het tijdstip waarop de zon zich 15° in Aquarius bevindt, en valt dus op 5 Februari. En daar de burgerlijke Nieuwjaarsdag afwisselt tusschen 21 Januari en 19 Februari (verg. bladz. 1), zoo is het duidelijk dat de dag van de opening der lente" vallen moet tusschen den 16den van de twaalfde en den 15den van de eerste maand van het burgerlijke jaar. De plechtigheid kan dus plaats hebben zoowel op het einde van den winter als in den aanvang van de eerste lentemaand.

Iedereen kent de schoone bladzijde uit Bulwer's "Harold", waarin hij beschrijft hoe de oude Saksers, jongelingen en meisjes, op den eersten dag van Mei naar buiten stroomden, in de vrije Natuur zich met groen en bloemen tooiden en met hunne versierde runderen in optocht de stad weder binnentrokken:

Thus they brought the summer home."

Dikwijls in de goede oude dagen vóór de vrome Eduard de Belijder den schepter zwaaide, had aldus zelfs vorst en edelmau de Mei feestelijk ingehaald; doch dit gebruik had een te sterken geur van heidendom en verdroot derhalve den Koning:desniettemin waren de zangen even vroolijk en de meitakken even groen als hadden vorst en graaf zich in den stoet bewogen (4). Nu dan, een dergelijke plechtige inhaling van het schoone jaargetijde vindt men in China terug. Sinds de overoudste tijden heeft zij daar bestaan en is er door Keizer en Magistraat gevierd geworden als een onafscheidelijk onderdeel van hunne ambtsbezigheden: - ja, men beschouwde haar

(1) 5 Februari: zie 9den van de cerste maand, noot 25. (*).

(*) Eerste maand 9de dag, noot 25.

(*) Harold, the last of the Saxon Kings," Book I, chapt. I.

zelfs als een van de verplichtingen der regeeringspersonen tegenover het volk. Wij lezen in het hoofdstuk Maandelijksche Voorschriften" (5) van het Boek der Ceremonien, de Li-ki (6):

"Drie dagen vóór den aanvang van de lente kwam de Groote Annalist (7) den "Keizer toespreken met de woorden: "Dien en dien dag is de opening der lente (3) "daar en de groeikracht in boomen, planten en bloemen aanwezig!" Alsdan vastte de "Keizer. Op den dag zelven stelde hij zich aan het hoofd van zijne hertogen, edelen, ministers en rijksgrooten, en ging de lente inhalen in de oostelijke velden buiten de "stad (9)". Bij die gelegenheid was iedereen gekleed in het blauw en droeg men blauwe banieren (10), en wel in navolging van de schoone kleur van den lenteheme en het groen, waarin de gansche Natuur zich tooit (11). Dezelfde eeuwenoude plechtigheid heeft zich tot op den huidigen dag in stand gehouden en vinden wij geheel onverbasterd terug, hoewel zij in Emoy, dat nog minder dan een districtshoofdplaats is, niet gestrengelijk behoeft te worden nageleefd. Een groote stoet gaat uit van de woning van den Magistraat. Civiele en militaire overheden, gekleed in hunne wintermantels met bont gevoerd en opgelegd, trekken in draagstoelen of te paard met hun gewonen stoet van volgelingen uit het oostelijk gedeelte van de stad. Eenige mannen volgen met een bontgekleurden os of buffel, uit klei of papier vervaardigd,

($) 月合 () 禮

Dit boek is een der oudste en meest onschatbare overblijfsels van de eerste Chineesche literatuur. Volgens de bestaande overleveringen moet het zijn geredigeerd door Tsjow Koeng, een broeder van Keizer Woe Wang I die de Tsjow-dynastie stichtte, en zou dus dateeren uit de elfde eeuw vóór Christus ongeveer. Het werk verscheen op nieuw in de tweede eeuw na Christus, toen op bevel van den bekenden Alexander van China, den grondlegger van den grooten muur, Keizer Sji Wang E, de algemeene vernietiging van boeken had plaats gehad. Zie verder Biot, "Instruction publique en Chine," pag. 13 en 14, alsmede Wylie, #Notes on Chinese Literature," pag. 5.

(7) Een ambtenaar.

© Uit het Oosten komt de zon, de warmte, het licht, ex oriente lux: daarom wordt de nieuwe lentewarmte begroet in het Oosten. Doch de zon, de warmte en het licht verdwijnen in het Westen: - derhalve gaat de Keizer den herfst inhalen in de westelijke velden.

(1) Zie het Supplement op de Geschiedenis van de Han-dynastie": hoofdst.

VI,立春.

(") Terloops zij hier aangemerkt, dat de Chineezen niet veel onderscheid maken tusschen hemelsblauw en plantegroen, en op beide kleuren gelijkelijk de benaming toepassen. Zij zijn ook niet het eenige volk, dat hemelsblauw niet van andere kleuren onderscheiden kan. In de oude hymnen van de Veda spreekt men wel van morgenrood van zon en hemel, maar nooit van hemels blauw, zoomin als in de Zend-Avesta, het heilige boek der licht-vereering van de Perzen. In het Oude en Nieuwe Testament, noch in Homerus, spreekt men ervan; in het Duitsch hangt blau samen met blasz en bleich,en de Romaansche talen hebben dat woord aan de Duitschers ontleend, daar het Latijn het haar niet verschaffen kon.-Max Müller, die Wahrnehmung des Unendlichen”; vide «Deutsche Rundschau" Mei 1878, bladz. 290.

op de schouders. Hij heet tsjhoen-góe (12) of "lențerund", en is het zinnebeeld van den landbouw, die wederom met de nieuwe lente aan zal vangen, alsmede van de kleuren, waarin de pas ontluikende Natuur zich weldra tooien zal. In het veld gekomen, trekt de stoet naar het altaar van de goden van het land en van het graan (13), of naar dat van den patroon van den landbouw (14): - de Manderijnen buigen er zich ter aarde, branden wierook en keeren, nadat de lentebuffel is verbrand of stukgeslagen, naar hunne respectieve Jamun's terug. Aldaar verwisselen zij van kleedij en steken zich in hunne voorjaarskleederen: óók al in navolging van de Natuur, die volmaakt hetzelfde doet.

Wij gelooven niet dat de paaschos, die, met groen en bloemen opgetooid in vele steden van ons vaderland door de straten wordt geleid en vervolgens geslacht, in eenig opzicht met het lenterund van de Chineezen iets gemeen heeft. Hij is waarschijnlijk het symbool van het sterrenbeeld den Stier, hetwelk nu ongeveer 4000 jaren geleden op het kruispunt stond van evenaar en zonsweg en waarin dus toen de zon op het tijdstip van dag- en nachtevening haar overwinning op den Geest der Duisternis behaalde. De Zonnegod, dat sterrenbeeld intredende, maakte het onzichtbaar en vernietigde dus als het ware den Stier geheel en al: - vandaar dat Mithra, de Zonnegod der Perzen, werd afgebeeld zittende op een stier, dien hij een zwaard in den hals houdt gedrukt. Als zinnebeeld waarschijnlijk van deze overwinning van den God des Lichts slachten wij nog onzen paaschos.

(")(") Zie 2den van de tweede maand, § 1.

(Sjun Noeng, letterlijk "de goddelijke landbouwer", is de tweede fabelachtige Keizer, van wien de Chineesche geschiedenis gewaagt. Hij was de opvolger van Foeh Hi, over wien in noot 72 van onze verhandeling over den 9den van de eerste maand reeds terloops is gesproken. Volgens de Geschied-annalen van Sze Ma Tshijen 司馬遷

den Herodotus van China, (hoofdst. =) was hij geboren uit de prinses Nu Ting, die gezegd wordt een dochter te zijn van Nu Kwa, de zuster van Foeh Hi, welke, volgens sommige schrijvers, haar broeder nog een tijdlang opvolgde in de regeering. Sjun Noeng werd door zijn moeder gebaard onder den invloed van een bovennatuurlijken draak. Hij had een menschelijk lichaam, maar den kop van een koe, en daar hij bij de rivier Kiang (een zijtak van de Hwang-ho in de provincie Sjensi) opgroeide, nam hij dezen naam aan als ramilienaam. Hij regeerde door den invloed van het element vuur", en ontving derhalve den naam van "den vlammenden Keizer":. Hij vervaardigde ploegscharen en ploegstelen uit hout en wees het volk op het nut van den ploeg, en daar hij dus de eerste was die het volk den landbouw leerde, betitelde men hem met den naam van Sjun Noeng, "den bovennatuurlijken landbouwer." Ook stelde hij de offerande aan de Aarde in, ontdekte de genezende kracht der planten en vervaardigde de vijfsnarige luit. Verder richtte hij markten op tot het drijven van ruilhandel en breidde de acht symbolen uit tot vier en zestig (verg. 9den van de eerste maand, noot 72). Na een regeering van 120 jaren stierf hij. Een der bijnamen van Sjun Noeng is, "de man van den berg Lijeh", die gezegd wordt zijn woonplaats geweest te zijn.

(Zie verder o. a. de Chinese Repository," XI, bl. 322 en volg.)

Hoewel nu de Chineezen ook een sterrenbeeld bezitten dat het Rund (15) geheeten wordt, zoo gelooven wij toch niet dat hetzelve ooit iets met de lente te maken heeft gehad, aangezien het met Capricornus overeenstemt. Hun lenterund staat dan ook zoo goed als zeker niet met den hemel, en dus ook niet met onzen paaschos in verband reden waarom wij zeer geneigd zijn aan te nemen, dat het eenvoudig het zinnebeeld is van den landbouw, die met de lente op nieuw een aanvang neemt. Men weet ook, dat bij de oude Joden de plechtige inhaling van de lentezon onder het zingen van Hosannah en het dragen van palmtakken als symbolen van de groene Natuur, plaats had (16). Zij werd bij hen gevierd waarschijnlijk op den Zondag, die het tijdstip van dag- en nachtevening voorafging. Dit feest ter eere van het hemellicht, hetwelk de wereld bevrijdt van de kwalen des winters en dus de overwinnaar van den Geest der Duisternis is, werd in de mythologie der eerste Christenen vastgeknoopt aan Jezus den Verlosser, en aldus ontstond onze Palmzondag, die door de Katholieke Kerk nog heden ten dage met groene takken, en door onze kinderen met de zoogenaamde palmstokken wordt gevierd.

()() Matth. XXI, 8 en 9; Marc. XI, 8, 9 en 10.

EERSTE MAAND, DERTIENDE DAG.

FEESTDAG VAN KWAN TI ('), DEN OORLOGSGOD DER CHINEEZEN.

Het werk Sam-kwoh-tsji. Politiek verval van het hof op het einde der Han-dynastie. De zoogenaamde Geeldoeken. Optreding van Lioe Pi, Tsjang Fej en Kwan Ju; hun eed in den perziktuin. Nederlaag der Geeldoeken; hun hoofdaanvoerder door Kwan Ju in een tweegevecht gedood. Eerste levensjaren van Kwan Ju. Zijne studien hebben hem tot God van de Letterkunde verheven. Nieuwe nederlagen van de Geeldoeken. Tshao Tshao. Lioe Pi te Ngan-Hi; avonturen van de drie eedgenooten daar. Hunne herstelling in de Keizerlijke gunst. Nieuwe heldendaden van het drietal in den strijd tegen de opstandelingen.

Intrigues aan het hof in verband met de erfopvolging. Keizer Hijen Ti. De overweldiger Toeng Tsjoh en zijn strijd tegen de eedgenooten. Kwan Ju overwint in een tweegevecht den reusachtigen Hwa Hioeng. Nederlagen van Toeng Tsjoh; hij verlegt de hoofdstad. Tweespalt onder de bondgenooten. Toeng Tsjoh vermoord.

Nieuwe opstand der Geeldoeken; zij worden verslagen door Tshao Tshao, die zich daarop van de hoofdstad meester maakt. De eedgenooten ontzetten Poh-Hai en Kwan Ju hakt den aanvoerder der belegeraars van het paard. Lioe Pi besluit naar den troon te dingen en zich tegen den overweldiger Tshao Tshao te verzetten. Het drietal vestigt zich met dat doel te Su-Tsjow.

Hernieuwing van den krijg. Edelmoedig gedrag van Lioe Pi en Kwan Ju jegens Lu Poe. Strijd der eedgenooten tegen Juen Sjoeh. Vierde tweegevecht van Kwan Ju.

De eedgenooten verbinden zich met Tshao Tshao tegen Lu Poe; deze wordt gevangen genomen en gedood. Verraderlijke aanslag van Tshao Tshao op Lioe Pi verijdeld door de dapperheid van Kwan Ju. De uitvoerder van het moorddadig plan wordt door Kwan Ju eigenhandig gedood. Breuk en vernieuwde oorlog tusschen Tshao Tshao en Lioe Pi. Kwan Ju neemt bij het beleg van Su-Tsjow den bevelhebber van den vijand in een tweegevecht gevangen.

Kwan Ju wordt bevelhebber in de vesting Hia-Phej. Nederlaag van Lioe Pi tegen Tshao Tshao. Hia-Phej belegerd, doch Kwan Ju weigert verraad te plegen en zich te onderwerpen. De stad wordt veroverd en hij met de bloedverwanten van Lioe Pi gevangen.

Kwan Ju in gevangenschap. Laaghartige pogingen van Tshao Tshao om hem tot verraad jegens Lioe Pi te brengen. Kwan Ju's heldhaftigheid en trouw. Hij doodt twee veldheeren van den bondgenoot Juen Sjao zijns eedbroeders in een tweegevecht. Hij ontvlucht. Hij slaat zich achtereenvolgens door vijf vijandelijke posten heen, en doodt telkenmale eigenhandig den bevelvoerder. Hij hereenigt zich met zijne beide eedgenooten.

Hervatting van den krijg. Khoeng Ming. Nederlagen van Tshao Tshao in Sien-Jé. Ver

De in dit artikel voorkomende eigennamen zijn weergegeven in het zooge

naamde Manderijn-Chineesch.

« PreviousContinue »