Page images
PDF
EPUB

bond tusschen Sjoch en Woe. Vernieling van de vloot van Tshao Tshao op de Jang-tsze. Edelmoedigheid van Kwan Ju jegens Tshao Tshao. Zijne expeditie tegen Tsjhang-Sja, waar hij overwinnaar is in zijn veertiende tweegevecht.

Tshao Tshao doet de Keizerin en hare twee zoons ombrengen en ontvangt kort daarop de Koninklijke waardigheid. Lioe Pi werpt zich op tot vorst van het land tusschen de rivieren". Kwan Ju als bevelvoerder te King-Tsjow; zijn krijg tegen Woe en Wej; zijn vijftiende tweegevecht. Hij belegert Fan-Tsjhing en verslaat het ontzettingsleger, doch wordt zwaar verwond onder de muren der stad. De vesting wordt ontzet en Kwan Ju moet zich terugtrekken binnen Meh-Tsjhing. Hij doet een uitval, doch wordt omsingeld, gevangen en met zijn zoon onthoofd.

Verder verloop van de geschiedenis der drie Rijken. Kwan Ju gedeifiëerd door Hwoei Tsoeng en Wan Lih. Kwan Ti als God der Kooplieden en Geletterden. Hoe hij als zoodanig wordt afgebeeld en voorgesteld. Zijne twee wachters Kwan Phing en Tsjow Tshang. Offerdagen en offeranden ter eere van Kwan Ti.

Het boek waaruit wij hoofdzakelijk onze biographie van den Chineeschen Mars zullen putten, is de populaire historische roman, getiteld: "Geschiedenis der drie Rijken", Sam kwoh tsji (2).

Weinig werken van letterkundigen aard kunnen op de populariteit bogen die dit boek bezit, en het is zeker niet te veel gezegd wanneer wij beweren, dat geen historische roman ter wereld ooit meer lezers heeft gevonden. Het is eene zeldzaamheid een Chinees aan te treffen die, lezen kunnende, het werk niet van het begin tot het einde doorloopen heeft; een ieder is met de hoofdpersonen bekend en weet zijn goed- of afkeurend oordeel uit te spreken over hun daden en gedrag: kortom, de Geschiedenis der drie Rijken" is het eenige kanaal door hetwelk de overgroote meerderheid des volks iets van het belangrijke tijdperk te weten komt dat den val van de beroemde Han-dynastie en de opkomst van het huis der Tsin (3) omvat. Het boek behandelt dus de periode, die tusschen de jaren 168 en 265 na Christus is gelegen. Het is in die groote populariteit en die algemeene bekendheid van het werk onder alle klassen der Chineezen, dat wij aanleiding hebben gevonden hetzelve als hoofdbron te kiezen voor de levensbeschrijving van onzen Kwan Ti, een held die zich door zijne dapperheid niet alleen heeft doen verheffen tot Oorlogsgod, maar ook om zijne trouw en geleerdheid een der schuts patronen is geworden van de kooplieden en geletterden. Bijna alles wat het volk van den afgod weet, en waarop het dus zijn eeredienst berusten doet, heeft het geput uit den bedoelden historischen roman, die daarbij zóó weinig van de wezenlijke geschiedenis afwijkt, dat men hem bijna als historische bron zou mogen raadplegen en aanhalen. Bovendien bevat wellicht geen werk

[merged small][ocr errors]

een grooter aantal bijzonderheden omtrent onzen held dan dit. De stijl is eenvoudig, maar fraai en boeiend, en wordt door de Chineezen als bijna onovertreffelijk geprezen, en alleen hierom reeds zou het werk lezenswaard zijn voor elkeen: ook voor Europeanen, die eenigzins met Chineesche letterkunde zijn bekend.

Zedenbederf en politiek verval begonnen in de laatste helft der tweede eeuw aan het bestaan van de roemrijke Han-dynastie te knagen; ontevredenheid stak aan alle kanten het hoofd omhoog en oproer en burgeroorlogen deden den troon der wettige Keizers wankelen. Een tijdperk van worsteling tusschen het gevestigd gezag en meerdere pretendenten naar de kroon brak aan, en schiep een vruchtbare bron voor romantische en dramatische verhalen van allerlei kleur en slag, zooals de groote worsteltijdperken in onze geschiedenis óók steeds hebben gedaan. Het was een zekere Lo Kwan Tsjoeng (4), naar men zegt een schrijver uit de Juen-dynastie (5), die dat tijdperk beschreef in zijn meesterwerk waarvan wij zoo even spraken, en die zich door hetzelve grooten letterkundigen roem en een onsterfelijken naam heeft weten te verwerven. Het boek bevat 120 hoofdstukken, waarvan er 44 door Théodore Pavie vertaald zijn in het Fransch, doch van het overblijvende gedeelte is nog nooit eene overzetting in eenige Europeesche taal verschenen ().

Keizer Ling Ti (7) nam in het jaar 168 de teugels van het bewind in handen. Politiek verval en zedenbederf omringden zijnen troon; hij liet de meest gewichtige zaken van regeering aan zijne eunuchen over en de ontevredenheid nam hand over hand toe onder het volk en alle goedgezinde hovelingen. Benden oproerlingen liepen van alle kanten het land af en vereenigden zich tot een machtig leger onder een zekeren Tsjang Kioh (8), die openlijk de vaan des oproers tegen den Keizer opstak. Onder voorwendsel dat hem door een bovennatuurlijk wezen een tooverboek was ter hand gesteld waarmede hij de algemeene vrede en tevredenheid zou kunnen herstellen, gelukte het hem en zijne beide broeders niet alleen duizenden en duizenden volgelingen om zich heen te trekken en het volk een onbepaald vertrouwen in zijne bovennatuurlijke toovermiddelen in te boezemen, maar ook om, door zijn legermacht onder zes en dertig bevelvoerders te verdeelen, al de noordelijke provinciën des rijks in volslagen opstand te brengen. Zijne aanhangers wonden zich een gelen doek om het hoofd en voerden gele banieren, en maakten zich in massa gereed om de grenslanden van het nog niet in opstand gebrachte deel des rijks aan te tasten.

De prefect van Jioe-Tsjow (9), een stad in de provincie Tsjihli, deed nu allerwege een beroep op het volk aanplakken, ten einde het nog aan het wettig gezag getrouw gebleven gedeelte des lands tegen de oproerlingen in het harnas te jagen. Het

()羅貫中() 1206-1368. (*) Zie verder omtrent de Geschiedenis der

drie Rijken: Notes & Queries on China and Japan", vol. I bladz. 102, en Wylie "Notes on Chinese

Literature”bladz. 161.()靈帝()張角(幽州.

"

gebeurde dat een zekere Lioe Pi (10) juist bezig was die oproeping te lezen, toen een persoon, Tsjang Fej (11) geheeten, zich in zijne nabijheid bevond; het kwam tot een gesprek en beiden verbonden zich om te trachten het vaderland te redden. Zij traden een herberg binnen om plannen te beramen voor de toekomst, en zagen daar op eens een man binnenkomen van een reusachtig voorkomen. Hij was negen voet hoog en had een baard van twee voeten lang; zijn aangezicht geleek op een dubbele dadel en zijn lippen waren als ingesmeerd met loodrood; zijn oogen waren als die van een rooden feniks en zijne wenkbrauwen als uitgestrekt liggende zijdewormen." Lioe Pi noodigde hem uit zich neder te zetten en vroeg hem naar zijn naam en herkomst. Mijn familienaam is Kwan (12) zeide hij, en mijn naam Ju (13). Mijn bijnaam is eigenlijk Sjow Tsjhang (14) doch ik heb dien naderhand veranderd in Joen Tsjhang (15). Ik ben afkomstig uit het departement Kiai-Tsjow (16) in de provincie Ho-Toeng (17), doch was genoodzaakt van daar te vluchten omdat ik een invloedrijken groote, die van zijn macht misbruik maakte om het volk te verdrukken, heb vermoord. Dit zal nu omstreeks vijf à zes jaren geleden zijn. Nu vernam ik dat hier soldaten worden opgeroepen om de macht der oproerlingen te fnuiken, en ik ben hierheen gekomen om aan die oproeping gehoor te geven."

Toen hij uitgesproken had legden ook de beide anderen hem hunne plannen bloot, en het drietal sprak af zich den volgenden morgen in den perziktuin van Tsjang Fej te verzamelen, ten einde er, onder aanroeping van Hemel en Aarde, onderlingen broedertrouw te zweren en zich te verbinden pogingen aan te wenden tot redding van de dynastie. Toen zij den eed hadden afgelegd riepen zij de jongelieden van de plaats ten strijde op en begaven zich naar den prefect van Jioe-Tsjow, om hem hunne diensten aan te bieden. Weldra verschenen de oproerlingen aan de grenzen. Lioe Pi reed uit met Tsjang Fej en Kwan Ju aan zijne zijde en voerde zijue aanhangers tegen den vijand in: de hoofden der oproerlingen werden uitgedaagd ten tweestrijd, en Tsjang Fej doorboorde een der onderbevelhebbers met zijn lans. De hoofdaanvoerder werd door Kwan Ju op zijn paard in twee stukken gehakt en zulk een paniek beving daarop de oproerlingen, dat zij verschrikt de wapenen nederwierpen en het hazenpad kozen, echter niet zonder dat zij door de overwinnaars werden achtervolgd en in onnoembaren getale gedood. Het drietal keerde daarop in triomf naar de stad terug.

Ziedaar hoe de roman onzen held op het tooneel inleidt. Bijzonderheden omtrent zijne jeugd zijn weinig bekend; wel weet men dat hij, evenals zijn beide eedgenooten, van geringe af komst was en dat hij den kost verdiende met het verkoopen

[merged small][ocr errors]

(1), 34°59' 1. en 108°30' br.: Vide Biot, "Dictionnaire des villes etc. de la

Chine", bladz. 71.

(1), het westelijk gedeelte der tegenwoordige provincie Sjansi.

van boonenbrei (18). Naderhand legde hij zich op studie toe, en wel met zulk goed gevolg, dat hem zelfs een plaats onder de vijf Godheden der Literatuur werd toegekend, doch daarover later. Het was in het jaar 184 dat hij in het eedgenootschap met Live Pi en Tsjang Fej trad, en dus zijne heldhaftige militaire loopbaan begon. Laat ons nu zien wat de Geschiedenis der drie Rijken verder omtrent den levensloop van onzen held verhaalt. De prefect van de stad Tshing-Tsjow (19), in het hart der provincie Sjantoeng, richtte een schrijven naar Jioe-Tsjow om hulp tegen de Geeldoeken, die zijne vesting hadden omsingeld en haar vreeselijk in het nauw brachten. Vijfduizend man troepen werden afgezonden tot ontzet, waarbij zich onze drie helden aansloten; hevig werd gestreden, doch de oproerlingen dreven de aanvallers naar hun legerplaats terug. Daar beraamden dezen een krijgslist. Kwan Ju bezette heimelijk de hoogten aan de eene zijde van het vijandelijk leger en Tsjang Fej die aan den anderen kant; Lioe Pi viel met den opperbevelhebber der hulptroepen de opstandelingen aan in front, doch in het hevigst van den strijd trok hij zich terug ten einde vervolging uit te lokken en dus den vijand in hinderlaag te brengen. De list gelukte volkomen. De Geeldoeken werden van drie zijden tegelijk aangevallen en teruggedreven; een uitval werd tegelijkertijd uit de stad in hun rug gedaan, en bij gevolg hun leger omsingeld, en grootendeels in de pan gehakt.

Nadat zij aldus de stad hadden helpen ontzetten trok ons drietal op tegen Tsjang Kioh, den hoofdaanvoerder der opstandelingen, die in het Zuiden der provincie Tsjihli met een driemaal sterkere macht de trouw gebleven troepen onder den veldheer Loe Tsjih (20) handen vol werk gaf. Toen de eedgenooten met hunne vijfhonderd volgelingen in diens leger aankwamen, werden zij met eenige versterking afgezonden naar Jing-Tsjhwen (21), in het Noorden der provincie Honan, ten einde aldaar de beide broeders van Tsjaug Kioh, met name Tsjang Pao (22) en Tsjang Liang (23), te gaan bevechten. Lioe Pi vereenigde er zich met de trouw gebleven troepen, verbrandde het vijandelijk kamp en maakte van de ontstane verwarring zóó goed gebruik, dat het geheele leger der opstandelingen werd uiteengejaagd en vernield. Nog grooter verwoesting werd onder de vluchtelingen aangericht door een zekeren Tshao Tshao (2), een veldheer van duistere afkomst, die met dit wapenfeit zijn roemvollen loopbaan begon en later als een der grootste figuren in de geschiedenis der drie rijken optrad.

Na deze behaalde overwinning trokken Lioe Pi, Kwan Ju en Tsjang Fej weder naar het Noorden terug, vielen het leger van Tsjang Kioh aan, dreven het uiteen en brachten den bevelhebber om het leven. Vervolgens voerden zij hunne strijdkrachten in het veld tegen Tsjang Pao, die de verstrooide oproerlingen weder onder zijne vanen had vereenigd, maar hevige wiud, mist en regen, die deze veldheer door zijne

(18) Zie Mayers, "Reader's Manual", 415, 10 en 297; ook de "China Review", Vol. V, bladz.

314 en 315. (*)青州,

(2) 盧植(2) 穎川(2)張寶(張梁(^)曹操,

toovermiddelen wist te doen opkomen, beletten dat de overwinning aan de zijde der eedgenooten bleef. Doch een krijgslist bezorgde hun ook ditmaal de overhand. Zij bezetten de omliggende hoogten en lieten plotseling vuil en allerlei afval van geslachte dieren op de hoofden hunner vijanden nedervallen, waardoor de toovermiddelen werkeloos werden gemaakt. Het gevolg was dat de oproerlingen tusschen drie legerafdeelingen werden ingesloten en Tsjang Pao zich genoodzaakt zag terug te trekken naar de stad Jang-Tsjhing (25), aan de zuidelijke grenzen der provincie Sjansi. Door de regeeringstroepen aldaar opgesloten en belegerd, werd hij door zijne eigen aanhangers gedood; zijn hoofd werd uitgeleverd en de stad was weldra ingenomen. En middelerwijl werd ook zijn broeder Tsjang Liang, die na den dood van Tsjang Kioh het opperbevel over de opstandelingen had aanvaard, door een andere legerafdeeling aangevallen, zeven achtereenvolgende malen verslagen en ten laatste in den strijd om het leven gebracht.

zich

De opstand was echter nog lang niet onderdrukt. Nieuwe hoofden wierpen op en de oorlog brak met onverminderde woede uit, doch dezen in al zijne stadien te doorloopen zou te wijdloopig worden: genoeg zij het hier te vermelden, dat onze held en zijne eedgenooten de stad Juen-Tsjhing (26), in het Noorden van Sjantoeng, hielpen omsingelen en dat zij de eersten waren die de vesting binnendrongen. Hevig werd gestreden en beurtelings werd de stad genomen en verloren, doch eindelijk sneuvelden de drie aanvoerders der oproerlingen en werd de vijand uiteengedreven en verstrooid. En hiermede was de opstand der Geeldoeken voorloopig onderdrukt. De Keizer beloonde Lioe Pi met het prefectoraat over het district Ngan-Hi (27), in de provincie Tsjihli, en zijne eedgenooten volgden hem daarheen als onafscheidelijke helpers, vrienden en raadgevers; doch ijverzuchtige eunuchen aan het hof zagen de belooning van de oorlogshelden met belangrijke posten met leede oogen aan, als zijnde uiterst gevaarlijk voor hunnen invloed op den gang van het bestuur. Zij wisten den Keizer te bewegen afgezanten rond te sturen, ten einde bezwaren te verzamelen tegen de nieuw aangestelde magistraten en daaruit aanleiding te putten om hen wederom te ontslaan. Toen zulk een afgevaardigde in het district van Lioe Pi aankwam, gedroeg hij zich jegens dezen uiterst aanmatigend, grof en onbeleefd, ja gaf hem zelts geen toegang om zich te komen verdedigen tegen de valsche aantijgingen, die hij bezig was uit de ondergeschikte ambtenaars te persen. Tsjang Fej werd woedend; hij stormde dwars door de sterke wacht heen de woning van den Keizerlijken afgevaardigde binnen, verweet hem zijn gedrag, sleepte hem bij de haren naar buiten en ranselde hem voor het paleis van den prefect met een wilgestok. Lioe Pi verloste hem met moeite uit de handen van den woedenden eedgenoot; ook Kwan Ju schoot toe en raadde zijnen beiden vrienden aan den gezant af te maken en vervolgens tot het privé leven terug te keeren, doch Lioe Pi volgde slechts het laatste gedeelte van dezen raad. Hij hing

(龸陽城() 宛城(三)安喜,

« PreviousContinue »