Page images
PDF
EPUB

INLEIDING.

Hebben de Chineezen aanspraak op belangstelling?

Ontegenzeggelijk staat hun ras op de tweede sport van de ladder der menschelijke beschaving. Het is nog niet zoo vele eeuwen geleden dat zij zelfs stonden aan de spits, toen Europa nog in den nacht der Middeleeuwen was gedompeld en hun Rijk reeds eene staatsregeling bezat waaronder een derde van het menschelijk geslacht in vrede, rust en voorspoed leefde en een uitgebreide letterkunde welig bloeide. Reeds dateert hunne beschaving historisch uit de tijden van Abraham, Ramses en Lycurgus. Nu en dan eene groote schrede voorwaarts doende op den weg der uitvindingen ging zij langzaam maar zonder ophouden, en zonder groote omwentelingen of schokken te veroorzaken, ongestoord haar gang; zij breidde zich meer en meer over omliggende volken uit, strooide haar zaad over gansch Oost-Azië tot in Japan, en is thans bezig zich te nestelen ver over de omliggende zeeën, in Australië, Amerika en onzen Archipel.

Niets was er wat haar merkbaar stoorde in haar kalmen, reusachtigen ontwikkelingsgang, of haar, zooals de beschaving in het Westen, in het eene land vernietigde om haar na korter of langer tijd wederom ergens anders te doen te voorschijn schieten. Zich kristalliseerend als het ware op alle plaatsen waar zij eenmaal zich te zetelen wist, staat zij immer nog onwrikbaar als een rots, en als een meesterwerk van behoudkunst eenig op de wereld. Egypte, Griekenland en Rome zijn ten ondergegaan, de oude Hindoesche, Chaldeesche, Assyrische en Perzische beschavingen zijn grootendeels verdwenen van de plaats waar zij ontstonden: slechts de Chineesche natie leeft nog altijd voort, en onze hooggeroemde beschaving van een klein gedeelte van Europa is, bij de hare vergeleken, als van gisteren.

Wellicht zijn hieruit nog wel eenige nuttige lessen voor andere volkeren te trekken. Wij, Westerlingen, zijn zoo gewoon ons in alles boven op de ladder der wereldbeschaving te stellen, doch altijd is het bewijs nog niet geleverd dat wij in staat zullen wezen de beschaving, die eenmaal onder ons ontstond, in stand te houden. Zij heeft zich nog lang niet kunnen in

planten op een vierde van het menschelijk geslacht, zooals de Chineesche, maar werkte overal als een voorbijgaand verschijnsel, dat van het Oosten naar het Westen zich bewoog; doch die van China is als een licht dat nooit van plaats veranderde, maar, altijd toenemende in glans en gloed, steeds meer en meer den omtrek in wijder en wijder kringen in zijne stralen ging omvatten. Wien nu ook de palm worde toegekend, òf aan de reusachtige Chineesche natie, òf aan die enkele volkjes van het Kaukasische ras: den naam van beschaafde natie verdient China allezins, en als zoodanig heeft het aanspraak op waardeering en belangstelling van elken Westerling.

:

Hare hooge oudheid, de ongeëvenaarde levenskracht, die zij in al de phasen, welke zij heeft doorloopen, steeds getoond heeft te bezitten; het vermogen om zichzelf in stand te houden, hetwelk haar in zulk een ongehoorde mate eigen is dit alles maakt de Chineesche beschaving tot een der merkwaardigste verschijnselen in de geschiedenis der volkeren. Eene uitgebreide letterkunde was haar kind. Zonder groote gapingen, en zonder hier en daar te worden afgebroken, daalt deze van uit de hoogste oudheid neder tot naar den huidigen dag en is een der weinige wegen, die ons het verst nog terugvoeren naar de bakermat van het menschelijk geslacht. Voor den navorscher van de Wereldgeschiedenis niet alleen, en voor den oudheid kenner, die de ontwikkelingsgeschiedenis der menschheid nagaat tot in hare wieg, is zij van onschatbare waarde, maar ook voor den socioloog, die de wetten van de samenleving opspoort en noodig heeft die aan een ander volk te toetsen; voor den ethnograaf, die er zijn werk van maakt de zeden, gewoonten en godsdienstige gebruiken van de verschillende natiën, die de aarde bevolken, te beschrijven en met elkander in verband te brengen; voor den taalvorscher, die den mensch wil leeren kennen uit dat talent, hetwelk hem in zoo hooge mate van de dieren onderscheidt; voor elken tak van wetenschap in het kort, die ook andere rassen en andere volken dan waartoe zijne beoefenaars behooren, opneemt in zijn sfeer. Evenals de beschaving, die haar baarde, heeft de letterkunde der Chineezen zich ontwikkeld uit zichzelf en zonder invloed van het Westen, en dit vooral maakt zoowel moeder als kind de aandacht overwaardig van elkeen die belang stelt in de studie van de volkeren, van de samenleving, van den mensch.

Een eerste vereischte om een volk te leeren kennen en een eenigzins steekhoudend oordeel te kunnen vellen over zijne beschaving, is de zeden en gebruiken na te vorschen, die deze beschaving heeft gebaard. Brengt men dus de gewoonten en begrippen der Chineezen in verband met de om

standigheden waaronder zij ontstonden en waarin zij steeds waren geplaatst, en toetst men ze aldus aan de zeden en gebruiken van het Westen, dan eerst meet men het volk af met den maatstaf waarmede wij ons zelven meten; dan eerst kan men het leeren kennen en zijne beschaving op volle waarde schatten. Het onderhavige werk is eene zwakke poging in dien geest. Zooveel de gebrekkige hulpmiddelen, welke ons ten dienste stonden, toelieten, hebben wij de gewoonten en gebruiken, die in de volgende bladzijden worden verhandeld, in verband gebracht met den tijd van het jaar en de omstandigheden waaronder zij ontstonden of zich uiten, en aldus zijn wij niet alleen in staat geweest om menigwerf eene vrij bevredigende verklaring te vinden voor hunne reden van bestaan en hunnen oorsprong, doch ook om op vele punten van overeenkomst met zeden en gebruiken in het Westen te wijzen, voor zoover deze hun ontstaan blijkbaar aan gelijksoortige omstandigheden verschuldigd zijn.

In de eerste plaats verdienen de Chineezen de aandacht van ons Nederlanders.

Geene Europeesche natie, de Engelsche alleen uitgezonderd, heeft meer Chineesche onderdanen onder haren schepter dan de onze. Zij vormen het meest nijvere, vreedzame en beschaafde deel van onze Oostersche medeburgers; zij doen onzen kolonialen handel en nijverheid bloeien en groeien, en brengen door hunne werkzaamheid geen onbeduidend aandeel bij tot de batige sloten, die het behoud zijn van de schatkist van ons vaderland. Hunne verdiensten, ja hunne onmisbaarheid voor de Indische maatschappij, worden genoegzaam door iedereen erkend, maar is onze kennis van dat volk, waarmede wij leven en verkeeren, wel hieraan evenredig?

In de verste verte niet. De krachtsinspanningen, vooral van Engelsche Duitsche en Fransche sinologen, die meer licht zochten te verspreiden over het Chineesche Rijk, zijn nog zoo goed als niet tot ons vaderland doorgedrongen en hun werken zijn er voor verreweg het grootste gedeelte zelfs niet bij naam bekend: geen wonder dan ook dat de onwetendheid, waarin wij Nederlanders en in Indië niet het minst - ten opzichte van de Chineezen verkeeren, nog al groot is. Men ziet hunne gebruiken wel en haalt er misschien de schouders over op omdat men ze niet begrijpt, maar moeite om ze te leeren kennen geeft zich zoo goed als niemand. Sommigen keuren het volk niet de aandacht waardig, omdat zij het minachten wijl zij het niet kennen; anderen droomen van superioriteit van ras, en achten zich te gelukkig in het zalige bewustzijn van onder dat getal van uitverkorenen te be

« PreviousContinue »