Page images
PDF
EPUB

Hotoe krawa nodi ba, mais la nanorin, nodi ba noo teni dei.

Noeoenee dei daudau naibei nia kan oan hitoe nee hotoe.

Too loron ida naibei ba nalikoe nia kan oan sia; nai bei ba te nare misa nia kan oan sian roein, krawa liboer iha toewa hoen; hotoe krawa nia kan akadiroen tahan boetoek ida; hotoe naibei nee toba kalolon akadiroen tahan, neebe krawa mai, naibei atoe kohi krawa nee; mais krawa matenek; nia sei kedok dei, nia boloe ona: „Hoi beloe! o foin mai ka?" Kaloe krawa boloe, naibei nonok doeoek, krawa lioe mai te nia atoe na krawa; mais krawa boloe notoe noeoenee, nia lao dalan seloek nodi ba nateke naibei. Kaloe krawa nee nare naibei, nia terik: Ita mak neeka?" Naibei: Ita mak nee beloe ?"

[ocr errors]

"

[blocks in formation]

Toen bracht de aap het weg, doch leerde het niet; hij bracht het weg en maakte het ook dood.

Zoo ging dat maar door, totdat alle zeven jongen van de krokodil er geweest waren.

en

Op zekeren dag ging de krokodil zijn jongen zien; de krokodil ging zag slechts de geraamten van zijn jongen, die de aap aan den voet van een boom had verzameld; verder de aap had een stapel lontar-blâren; en de krokodil legde zich neer evenwijdig met de lontar-blâren, opdat als de aap kwam hij den aap zou grijpen; doch de aap was verstandig; toen hij nog ver was, riep hij reeds: Hé vriend! ben jij pas aangekomen ?" Als de aap riep, hield de krokodil zich stil; immers als de aap nader bij kwam, zou hij den aap opeten; doch nadat de aap geroepen had, ging hij een anderen weg om de krokodil te gaan zien. Toen de aap de krokodil zag, zei hij Is u dat?"

[ocr errors]

: n

[merged small][merged small][ocr errors][merged small]
[merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small]
[merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small]

Allen waren bevreesd; niemand ging dicht bij de afsluiting.

"

Eens speelde de koningszoon met een geldstuk als met eene werpschijf; onmiddellijk viel zijn rijksdaalder in de afsluiting der groote toovenaars; de koningszoon vroeg aan een toovenaar: Toovenaar geef mijn geld hier"; de toovenaar antwoordde: „Ik geef het niet; als gij de deur open maakt, dan geef ik het; anders geef ik het niet". Maar die koningszoon had het bevel zijns vaders vergeten, deed de deur open, liet de groote toovenaars uit; toen gaven de groote toovenaars het geld aan den koningszoon terug; de groote toovenaars gingen weer de wildernis in.

De koning kwam kijken naar de groote toovenaars; zij waren er niet; hij was zeer boos; hij zeide tot de menschen: Die de groote toovenaars heeft uitgelaten zegge het; als hij het niet zegt, zal ik alle menschen dooden. Doch de koningszoon antwoordde: „Ach Vader! dood de menschen niet, zij hebben geen schuld; ik heb schuld, gij kunt mij dooden".

Terstond hief de koning het zwaard op om er zijn zoon mee te dooden; doch de hoofden weerhielden den koning, zoodat de koning zijn zoon niet doodde. Maar op dien dag nam de koning al het geld terug en al de goede kleeren, gaf hem weder slechte kleeren om te dragen; ook at hij niet meer met zijn vader samen, omdat zijn vader op hem vertoornd was; hij at niet lekker meer zooals vroeger; hij at in de keuken

sasawan nia nodi bibi malae ba daka, nodi no we au ida no batar talin ida, nalo ba boekae; toö loraik nia natama bibi malae ba laloetoek; hotoe nian isin lolon foër lolos, la namos an teni, noeoedar oeloek nian aman sei nalo diak nia. - Ba loron ida Nai ida solok soerat ba Nai sia iha rai hotoe-hotoe; iha soerat laran nee Nai terik: „Iha haoe kan rai soesar lolos, tan nee emi atoe toean haoe. Kaloe Nai neebe mak no oan mane, nia nalo mai; kaloe oan mak noo samea oeloen hitoe nee, nia mak atoe kawin no haoe kan oan feto kmisak". Lioerai hotoe-hotoe nalo siakan oan mane ba, mais Lioerai oan ida la kfohok atoe nakaat no samea oeloen hitoe nee. Too loraik Lioerai oan Michel nee nodi bibi malae fila natama ba laloean; natama hotoe tia ba laloean, nian atan sia terik ba nia: „Nai oan! ema no mai terik, ema dato oan hotoe-hotoe atoe liboer an ba rai ida nee ba; kaloe se mak noo samea oeloen hitoe nee, nia atoe kawin no Lioerai nee nia kan oan feto".

Lioerai oan nata: A bei sian, emi hare dei, haoe nee Lioerai nia kan atan".

Lioerai oan kalan nee nanoin nia kan atan sia terik neë nia tanis.

met de slaven; hij sliep niet meer in een goed vertrek zooals vroeger; en des morgens bracht hij de schapen weg en bewaakte ze; hij nam een bamboe met water en tien kolven mais mee, om buiten te eten; des avonds bracht hij de schapen in den stal; vervolgens

hij

[ocr errors]

was zeer vuil; hij reinigde zich niet meer, zooals vroeger toen zijn vader hem nog goed behandelde. Op zekeren dag zond een koning een brief naar de koningen in alle landen; in dien brief zeide de koning: In mijn land heerscht een groote ramp; wilt mij daarom helpen. De koning die een zoon heeft, late hem komen; de zoon die de slang met zeven koppen doodt, zal huwen met mijne eenige dochter". Alle vorsten lieten hunne zonen gaan, doch geen vorstenzoon durfde te strijden tegen die slang met zeven koppen. Toen het avond geworden was, bracht de koningszoon Michiel de schapen terug in den stal; nadat hij ze had binnengebracht zeiden zijne slaven tot hem: Koningszoon! er kwamen zooeven menschen vertellen, dat alle hoofdenzonen bijeen zullen komen in een land daarginder; hij die de slang met zeven koppen doodt, zal trouwen met de dochter van dien koning".

"

[ocr errors]

De jeugdige koningszoon antwoordde: Ach goede hemel! gij ziet mij hier slechts als den slaaf eens konings". In dien nacht als de koningszoon zich herinnerde, wat zijne slaven verteld hadden, weende hij.

Too sasawan nia nodi nikar bibi malae ba daka; nia nodi too loean ba, nia nare ohin boean bot nain hitoe nee: boean bot nee mos nare nia; sia mai nadinan ohin Lioerai oan nee; teni sia nain hitoe nee naris nia fo tais diak ba nia natais diak lioe oeloek nia kan aman natais nia; hotoe Lioerai oan terik ba boean bot nain hitoe nee: , Bei, haoe rona ema sia terik naak iha rai ida neeba Lioerai ida no nian oan feto ida; Lioerai feto nee kabaas lolos; hotoe ohin Lioerai feto nee niakan aman solok soerat nodi fo natene, kaloe Lioerai niakan oan mane noo samea oeloen hitoe, nia atoe kawin no ohin Lioerai feto oan nee".

[ocr errors][merged small]

Too loraik Lioerai oan Michel nodi bibi malae natama nikar ba laloean; too nikar sasawan nia nodi bibi malae sai nikar ba daka; hotoe boean bot nee nare nia, naris nia natais nia diadiak, hotoe fo no koeda anin ida ba nia sae; fo teni soerik naroek ida ba Lioerai oan, be atoe nodi ba nakaat no samea oeloen hitoe nee. Laoras Lioe rai oan sae ba koeda nee nodi nalai ba samea oeloen hitoe ba; too tia, ema iha kota nee blaar tan Lioerai oan nee natais diak lolos, no teni nia kan koeda diak lolos, nalai lais noeoedar anin. Lioerai oan nee too samea

Den volgenden morgen ging hij weer uit de schapen hoeden: toen hij ze naar buiten had gebracht, zag hij de bewuste zeven groote toovenaars, de groote toovenaars zagen ook hem; zij kwamen dien koningszoon verwelkomen; zij met hun zevenen wieschen hem ook, gaven hem mooie kleereu, kleedden hem mooier dan zijn vader hem vroeger kleedde; daarop zei de koningszoon tot de zeven groote toovenaars: Ik heb menschen hooren zeggen, dat in een land daarginder een koning is met zijn dochter, die koningsdochter is zeer schoon, verder, de vader van die koningsdochter heeft een brief gezonden om te doen weten, als een vorstenzoon de slang met zeven koppen doodt, zal hij met die koningsdochter trouwen".

[ocr errors]
[merged small][ocr errors]

Des avonds bracht de koningszoon Michiel de schapen weer in den stal terug; den volgenden morgen ging hij weer uit de schapen hoeden; vervolgens toen de groote toovenaars hem zagen, wieschen zij hem en kleedden hem zeer goed; daarna gaven zij hem zeer snelloopend paard om te bestijgen; gaven daarenboven een lang zwaard aan den koningszoon, om daarmee te gaan strijden tegen de slang met zeven koppen. Onmiddellijk besteeg de koningszoon dat paard, reed er mee naar de slang met zeven koppen; toen hij daar aankwam, waren de menschen

een

« PreviousContinue »