Page images
PDF
EPUB

Dale ai kanoïk.

Verdichte Verhalen.

Krawa no Lomoe-lomoe.

[merged small][ocr errors][ocr errors][merged small][merged small][merged small]

1.

Een aap en een reiger.

Eens ging een aap met een reiger visschen; de aap vischte met een net; de reiger droeg een mandje, volgde daarmee den aap, opdat, als de aap visch ving, hij dien in het mandje zou leggen. Als de aap iets ving en in het mandje legde, at de reiger het op; de aap vroeg: Waar is de visch ?" De reiger zei: Hij is door eene opening van het mandje gevallen". Daarop vischte de aap weer, legde het in het mandje; de reiger at het weer op.

[ocr errors]
[ocr errors]
[blocks in formation]
[merged small][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small][merged small]

1

nia ba oema laran. La kleoer nia kan 1) hem naar huis, legde hem in huis.

[merged small][ocr errors][merged small][merged small]
[ocr errors]

Kaloe sia nalo ro nee tomak ona, krawa liboer maloe; liboer hotoe sia saè ro nèè atoe lao ona; ba kalan nèě sia lao; kaloe sia too tasi klaran ro koeak, we tama; dadi sia boloe lomoelomoe: Ria ria! mai lai te we tama ro"; hotoe nee lomoe-lomoe toen ba, hetak toetoe koeak ro, tan oeloek krama nati nia kan rahoen; dadi nia nawan saè; la oras ro mooet 3); krawa boloe lomoe-lomoe: A ria! toean haoe"; mais lomoe-lomoe terik: Lale, tan 4) oeloek o mati haoe kan rahoen; tomas haoe kan fèn ba foti haoe, lale haoe mate bakmamoek".

[ocr errors]

Hotoe nee ro mooet, krawa mate nalo faloe, nén la hela kmisak 5) ida. Lomoe

1) In de woordenlijst: kaan.

[merged small][ocr errors][merged small]
[ocr errors]

Hij zei Ik wil een schuit maken. om er mee te gaan handel drijven; als julie plezier hebt met ons te gaan, dan kun julie dat doen".

De apen zeiden: „Goed".

Toen zij die schuit klaar hadden, kwamen de apen bij elkaar; toen zij bijeen waren bestegen ze de schuit om aanstonds af te varen; dien avond vertrokken zij; toen zij midden in zee waren, raakte de schuit lek, het water stroomde binnen; daarom riepen zij den reiger: Zwager, zwager kom terstond, want het water komt in de schuit"; daarop kwam de reiger naar beneden, pikte de schuit nog meer stuk, omdat de aap vroeger zijn veeren had uitgetrokken; daarover was hij boos; onmiddellijk zonk de boot; de aap riep den reiger:

[blocks in formation]
[merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors]

lomoe semo nikar rai ba, ba nia kan vloog weer naar land, ging naar zijn

[blocks in formation]

Sia lao too mota ida foin sia roewa nanawa; hotoe nee lakoe terik ba laho: Ria ita roewa ha fehoek lai, hotoe lei 1) nani mota"; mais laho terik: „A keta 2) lai; ita haris hotoe mak lei ha". Lakoe nata: Hooe 3) soin".

[ocr errors]

Hotoe nee sia roewa ba nani mota; lakoe terik ba laho: Ria ita roewa monoe we haknesak, 4) se mak atoe sae oeloek"; laho nata: Hooe soïn". Hotoe nee sia roewa soemi loekoe; mais laho nawan naroek; tan nee nia soemi loekoe too rai nia nakoeak rai; mais lakoe la bele; nia soemi loekoe la oras sae nikar; hotoe nia nanono. Laho saé kleoer; dadi noeoenee lakoe blaar; teni nia nanoin laho mate tian; mais laho nakoeak rai nalo too fehoek ba, hotoe na fehoek nalo faloe. Hotoe nee nia lao nosi koeak tama nikar mota atoe saè nikar; kaloe nia too mota nia saè; hotoe nia terik ba

1) In de woordenlijst: lee.

De moesang 1) en de muis.

Een keer waren zij samen aan het wandelen; terwijl zij voortgingen, zagen zij beiden een aardappel; en zij raapten

hem op.

Zij gingen voort tot aan eene rivier, toen rustten beiden; en de moesang zei tot de muis: Zwager, laten wij samen eerst den aardappel opeten, en dan in de rivier gaan zwemmen"; doch de muis zei: O nog niet; na gebaad te hebben zullen wij eten," De moesang antwoordde: „Nu goed".

Daarna gingen zij beide in de rivier zwemmen; de moesang zei tot de muis:

Zwager, laat ons om strijd onderduiken, wie het eerst boven zal komen"; de muis antwoordde: „Ja goed". Daarna doken zij beiden onder water; doch de muis had een sterken adem; daarom dook zij tot den bodem, en holde den grond uit; doch de moesang kon dat niet; hij dook en kwam terstond weer naar boven; daarna wachtte hij. Het duurde lang, voor de muis boven kwam; dus was de moesang verwonderd;- daarbij dacht hij, dat de muis dood was; doch de muis had den grond uitgehold tot aan den aardappel, en toen den aardappel geheel

1) een roofdier dat gelijkt op een bunzing.

[merged small][ocr errors][ocr errors][ocr errors][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small][merged small]

lakoe: Ria, ita roewn ba ha fehoek lai;" lakoe nata; „Hooe soïn". Hotoe nee sia roewa ba; ba sia nalikoe ba fehoek laho na tian; hotoe lakoe terik

[ocr errors]

ba laho: A ria! haoe kanoin, fehoek o kala ma tian tan 1) o soemi loekoe kleoer lolos; haoe kanoin o makoeak rai too nee mai, mak foin o ma"; mais laho terik: Hooe soïn; kaloe o doe ba haoe dei, diak lioe o boetoek ai ba nee, hotoe o soenoe; kaloe haoe ka tebes, hai na haoe; mais kaloe haoe la ka, hai la bele na haoe; hotoe laho tama ba ai nee, lakoe soenoe; mais laho matenek; nia nakoeak rai tama ba; hai na nia la bele; hotoe hai narain tia, nia sai, naksoke. Hotoe nee lakoe tama fali, laho soenoe; hai na lakoe too mate.

Asoe no Krawa.

Dala ida asoe ida ba meti; nia lao saè ba rai inan oan ida mais nia la

1) In de woordenlijst: taan.

[ocr errors]

opgegeten. Daarop kroop zij door de holte, kwam weer in de rivier om naar boven te stijgen; toen zij bij de rivier was, steeg zij naar boven, en zei tot de moesang: Zwager, laat ons samen den aardappel gaan eten"; de moesang antwoordde: Ja, goed". Daarop gingen zij beiden op weg; terwijl zij gingen keken zij uit naar den aardappel, dien de muis had opgegeten; daarop zei de moesang aan de muis: „He zwager! ik geloof, dat gij den aardappel misschien al hebt opgegeten omdat gij zeer lang gedoken hebt; ik denk, gij hebt den grond tot hier uitgehold, gegeten"; doch de muis zei: „Nu goed: als gij mij maar belastert, dan is het beter, dat gij hier hout opstapelt, en dan aansteekt; als ik inderdaad gegeten heb, zal het vuur mij verteren; doch als ik niet gegeten heb, dan kan het vuur mij niet verteren; daarop ging de muis in dat hout; de moesang stak het aan; doch de muis was bij de hand; zij maakte een gat in den grond, ging daarin; het vuur kon haar niet verteren; toen het vuur was verminderd, kwam zij er uit en danste. Daarop ging de moesang op zijn beurt er in; de muis stak het aan; het vuur verteerde de moesang tot hij stierf.

3.

De hond en de aap.

Een keer ging een hond naar het drooggeloopen strand; onder zijn wan

[merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small]
[merged small][ocr errors][merged small]
[ocr errors]
[ocr errors]

Plotseling kwam er een haai, vroeg den hond: Hé kleinzoon, waarom huil je?" De hond zei: Ach vadertje! ik wacht wacht hier reeds lang; daarbij ik krijg niet te eten, daarom is mijn hart bekommerd en huil ik; als vadertje zich over mij wil ontfermen, en mij naar huis brengt, al betaal ik ook eenige honderden goud en zilver aan vadertje, het is mij goed".

De haai zei: „Ja, goed, kom, klim op mijn rug" (letterl.: op mijn bovenkant); daarop bracht de haai hem op het drooge; de haai zette den hond

1) In de woordenlijst: nai bee.

2) De onbepaalde wijs is: hein; in de wdlijst: heen. 3) In de woordenlijst: bee.

« PreviousContinue »