Page images
PDF
EPUB

andere, versloeg draken en monsters en zuiverde gedurende meer dan vier eeuwen lang de aarde van allerlei rampen en kwalen. De geheimen der alchimie werden hem onthuld, het levenselixir werd hem geschonken, en weldra was hij opgenomen onder de hemelsche Genii, ten einde te leven in de sterren en in het oneindige firmament dat daarboven is.

Het was vooral in de twaalfde eeuw dat vele tempels ter eere van den Patriarch verrezen, en het is meestal onder den titel van den Onbevlekte en Onstoffelijke" (42) dat hij wordt gediend (43). Wij behoeven bijna niet te zeggen waarop zijne positie als Literatuurgod berust, het Taoisme, begeerig zijne goden ook door de letterkundigen vereerd te zien, drong dezen als hun schutspatroon diengene zijner acht hoofd heiligen op die zich het meest in faam van wereldsche geleerdheid mocht verheugen; en niemand was dit anders dan Loe-Tong-Pien, de man die zich zelfs den derden letterkundigen graad had weten te verwerven. Dit neemt echter niet weg dat ook de vier overige Goden der Literatuur op den Taoistischen Parnassus moeten gezocht worden, al loopt hun plaats aldaar niet zoo dadelijk als die van den Patriarch in het oog. Men doet echter hoogstwaarschijnlijk het best hem te beschouwen als speciale godheid voor de Taoistische" letterkunde, evenals de Wijsgeer Kwan meer in het bijzonder de patroon is van de krijgsliteratuur (44).

van

naar

Ook is Loe-Tong-Pien om de een of andere minder duidelijke reden de patroon de barbiers. Ziehier wat volgens de legende daartoe aanleiding gaf. Zijn eeredienst als Taoistisch godheid had nog geene officieele bevestiging van een der Keizers ontvangen en hij was dus nog niet opgenomen onder de goden van den Staat, toen hij een list bedacht om daartoe te geraken. Een der Keizers men zegt van de Ming-dynastie kon niet geschoren worden zonder dat het hem zeer deed, maar op zekeren dag liet zich iemand bij hem aandienen, die beweerde dat hij de operatie zonder Zijne Majesteit pijn te veroorzaken zou kunnen volbrengen. De genomen proef gelukte uitstekend en de Keizer wilde den bekwamen barbier rijkelijk beloonen, doch deze weigerde, maakte zich bekend als Loë-Tong-Pien, verlangde de officiële bevestiging van zijnen eeredienst en zijne opname onder de erkende goden van den Staat, en verdween. Hij werd daarop gecanoniseerd als "Patriarch der Genii", Sijen Tsoe (45), en is sinds dien tijd de patroon van alle barbiers gebleven. Anderen beweren echter dat hij den Keizer van het hoofdzeer genas, en dit zet een glimpje van waarschijnlijkheid aan de legende bij, aangezien de Chineezen van de Mingdynastie geene staarten droegen en het scheren van het hoofd bij hen nog niet in

zwang was.

Na al het bovenstaande is het niet moeielijk meer de vraag op te lossen waarom de meeste barbiers in China aan het kleine cilindervormige fornuis, waarop zij hun

[ocr errors]

(**)(**) Zie Mayers, Chinese Reader's Manual”, 467.

(**) Zie bladz. 96.

()仙祖.

[ocr errors]

scheerwater warmen, een rood geverfden vertikalen staak met twee kleine, vierkante bakjes plegen te bevestigen. Zij doen zulks ter herinnering aan de letterkundige verdiensten van hun patroon. Men wete namelijk, dat in China iedereen, die een letterkundigen graad heeft behaald, gerechtigd is voor zijne woning als onderscheidingsteeken twee hooge, rood gekleurde vlaggestaken op te richten, waaraan op ongeveer de helft van de hoogte een vierkante bak in den vorm van een omgekeerde, afgeknotte pyramide is aangebracht, en wel op dusdanige wijze, dat de staak door het midden van den bodem steekt. Die bak dient tot het inplanten van kleine vlaggen. Een letterkundige van den derden graad (46) mag twee zulke bakken voeren aan elken staak, doch iemand van den tweeden graad (47) slechts één van daar dat de barbiers, wier beschermheilige immers een letterkundige was van den derden graad, tot ambtswapen hebben aangenomen den miniatuur-vlaggestok met dubbelen bak.

Eigenaardig mag het zeker heeten, dat het blazoen van de barbiers in Engeland zoo treffend op dat van hunne Chineesche ambtsbroeders gelijkt. Wij vinden het beschreven in Brand's "Observations on Popular Antiquities", bladz. 512:

"4 barber's shop is generally distinguished by a long pole, the singularity of "which arrests the attention of the passenger. It is the historic memorial of the time "when barbers practised phlebotomy (aderlating), and patients undergoing the operation "had to grasp the pole, in order to accelerate the discharge of blood. As the pole "was thus liable to be stained, it was painted red; and, when not in use, the owner "suspended it outside the door with the white linen swathing bands twisted around "it. In later times, when surgery was dissociated from the tonsorial art, the pole was "painted red and white, or black and white or even with red, white and blue lines "winding about it, emblematic of its former use; and the soap basin was appended "thereto."

De schrijver haalt hier een versje van twijfelachtige autoriteit bij aan, getrokken uit "The British Apollo" (1708) en waarin gezegd wordt, dat de geneesheeren in het oude Rome een langen staak voor hunne huizen oprichtten en dit kenteeken behielden, toen zij later het edele vak van barbier aan dat van heelmeester begonnen te verbinden. Zelfs de vlaggetjes, die in China voor de huizen der letterkundige gegradueerden worden bevestigd op de hooge staken, waarvan het ambtswapen der Chineesche barbiers eene imitatie is, vond men, naar het schijnt, in Europa terug. Althans, wij lezen ook in het zooeven aangehaalde werk van Brand:

"Opposing the Surgeons' Incorporation Bill in a speech delivered in the House "of Peers on 17th July 1797, Lord Thurlow stated that by a statute then in force, "both barbers and surgeons were required to use poles; the former painting them "with blue and black stripes, without any appendages, and the latter adding thereto "gallipots and flags by way of denoting the particular nature of their vocation."

Volmondig moeten wij bekennen dat de overeenkomst hier te treffend is, dan (*)進士()舉人,

dat wij ons aan vergelijkende beschouwingen zouden wagen. Te minder durven wij daartoe overgaan, aangezien de ware oorsprong van den staak der Westersche barbiers ons onbekend is en de verklaring van Brand ons geforceerd toeschijnt, terwijl wij er bovendien ook niet historisch zeker van zijn dat het ambtswapen der barbiers in China van den literarischen staak van den Patriarch Lu is afgeleid. Wij onthouden ons dus liever geheel en al van gissingen, en schuiven de overeenkomst liefst op rekening van het toeval.

§ 4.

KHWEJ SING.

Deze vierde Beschermheer der Letterkunde is, zooals zijn naam reeds aanduidt, een Sterregod, en heeft zijne waardigheid waarschijnlijk alleen aan zijne plaatsing in de onmiddelijke nabijheid van den Hoofdgod Wun Tsjhang (§ 1) te danken, wiens adjudant, wiens wachter hij als het ware aan den hemel is. Hij wordt algemeen verondersteld te huizen in den Grooten Beer, en wel in het vierkant hetwelk door Alpha, Beta, Gamma en Delta wordt gevormd. En aangezien nu Ursus Major in China den naam draagt van den Schepel of de Pint" (48) uithoofde van zijnen vorm die bijna volkomen de gedaante van zulk een voorwerp terug geeft, heeft men den

God van de Letterkunde, die het sterrenbeeld bewoont, bestempeld met den naam van Khwej 魁, d. i. het spook 鬼 van den Schepel 斗 (49). Khwej,

(**). (**) Deze naam van den afgod verklaart ook eenigzins waarom het karakter 魁 de beteekenis heeft gekregen van hoofd, leider, voornaamste. Immers, de vier sterren waaruit

het beeld Khwej Sing is samengesteld, maken het lichaam, het hoofdgedeelte van den Schepel uit, terwijl het handvat, hetwelk het volk bij ons den staart van den Beer noemt, slechts bijzaak is. Met deze beteekenissen staan in nauw verband de eeretitels, die in China aan sommige bekwame letterkundigen worden toegekend. Zoo heeft een geletterde van den tweeden graad, een Ku Zjun (zie noot 47) het recht boven zijn deur een bord te plaatsen met het opschrift, de vijf hoogsten der geslaagden op de staatsexamens heeten

d. i. #Literarische Khwej";

[ocr errors]

of eerste-, en de zes volgenden of tweede Khwej's, enz. Men wil door deze benamingen te kennen geven, dat men een letterkundige van eenige beteekenis beschouwt als een Khwej, d. i. niet zoozeer als een vierden Literatuurgod in den dop, maar wel als een voorganger, een hoofd, een leider voor zijne landgenooten.

Een tweede reden waarom het karakter

[ocr errors]

de bovenstaande beteekenissen ontving, mag in

het ondervolgende zijn gelegen. Een 4500tal jaren geleden bevond zich de Pool des hemels in den Grooten Beer, en was dus het sterrenbeeld Kwej het middelpunt, het hoofd waarom het gansche firmament draaide: van daar wellicht dat de naam Khwej toen ter tijde reeds overdrachtelijk de betcekenis van hoofd, leider, bestuurder ontving, die zich tot op den huidigen dag heeft in stand gehouden. Ziehier ten slotte nog een laatste reden. Toen de Pool des hemels in of vlak nabij het vierkant van den Grooten Beer gelegen was, draaide de staart van dit sterrenbeeld rondom dezelve heen en liep ieder jaar het firmament in het rond, als ware hij een wijzer, daar geplaatst om de jaarge

Khwej Sing is dus, zooals een oppervlakkige blik op een sterrenkaart doet zien, de onafscheidelijke wachter en satelliet van Wun Tsjhang aan den hemel: van daar dat het volk dan ook gewoonlijk zijn beeld naast dat van dien Hoofdgod plaatst. Men stelt hem meestal voor als een man met een afzichtelijk uiterlijk: trouwens, hij heeft zulks aan zijne hoedanigheid van spook van den Grooten Beer te danken. Op het hoofd draagt hij twee uitwassen in den vorm van horens en in de rechterhand, die hij boven het hoofd houdt uitgestrekt, een schrijfpenseel als zinnebeeld van zijne waardigheid van God der Letterkunde. In de uitgestoken linkerhand draagt hij de onderscheidingskap, welke de examinandus, die op het staatsexamen het hoogste rangnummer heeft behaald, gerechtigd is te dragen, of ook wel een stuk zilver, ter aanduiding dat de pen of bij de Chineezen het penseelook materiëelen voorspoed aanbrengt. Aan deze zinnebeeldige voorstelling knoopen de vereerders van den afgod een devies vast van tweeledige beteekenis, evenals de Chineezen ten opzichte van hunnen Oorlogsgod Kwan Ti hebben gedaan (vide bladz. 96). Piet ting tsjhoet sien (5o). "het penseel en de zilverstaaf steken hem uit het lichaam", zeggen zij, doch dezelfde volzin, hoewel anders (51) geschreven, beteekent ook: "stellig en zeker zal men uitsteken", nl. in de wetenschap en in de ambtenaars wereld. Om nu op de beschrijving van het afgodsbeeld terug te komen: Khwej Sing wordt altijd voorgesteld in staande houding, met den eenen voet opgetrokken en naar achter gestoken, terwijl de andere rust op een voorwerp in den vorm van een schepel: het zinnebeeld zijner waardigheid van godheid van den Grooten Beer. Is zijn beeldtenis echter op den muur of op papier geschilderd, dan is die schepel dikwerf nevens of boven hem afgebeeld in een kring van zeven stippen, die de zeven sterren van den Beer voorstellen

De officieele heiligverklaring van Khwej Sing had plaats in het jaar 1314 onder Keizer Zjun Tsoeng (52) van de Juen (53) dynastie. Evenals van andere goden vertelt men ook van hem dat hij nu en dan op aarde vertoefde, en zijn intrek nam tijden aan te geven en te regelen. Een hemelglobe met beweegbare polen kan het doen zien hoe, ongeveer 5000 jaren geleden, gedurende het lentejaargetijde de staart des avonds naar het Oosten wees, in den loop van den zomer naar het Zuiden, in den herfst naar het Westen en in den winter naar het Noorden. Dat dit astronomisch verschijnsel den ouden Chineezen niet is ontgaan, blijkt uit het feit dat het is geboekstaafd in het werk van Hoh Kwan Tsze

7, d. i. „den wijsgeer met de kap van fazantenvederen", wiens naam onbekend is, doch die een

viertal eeuwen vóór Christus leefde. De Groote Beer, of liever gezegd de geest Khwej, die hem bewoonde, wees dus van uit zijn hoogen troon in de Pool des hemels als met den vinger de jaarjaargetijden aan; - hij regelde daardoor de functiën des Hemels en met deze de voortbrenging of de functiën der Aarde, regeerde en bestierde bijgevolg het gansche Heelal met den mensch, die aan hetzelve zoo in den volsten zin des woords onderworpen is, incluis: - men bestempelde hem dus wellicht toen met den naam van regelaar, hoofd (van het Heelal), eene beteekenis die tot heden toe aan het karakter gehecht gebleven is.

(2) 筆錠 出身(必定出身
(2仁宗() 元,

in manuen van geleerdheid, naam en faam. Eens zou hem, toen hij op een van zulke uitstapjes op de staatsexamens den hoogsten graad, dien van Han Lin (54) had behaald, door den Keizer en de Keizerin, op grond van zijn afzichtelijk uiterlijk, de gouden bloem geweigerd zijn, die hem als zoodanig toekwam. Uit wanhoop wierp hij zich in het water, doch werd voor verdrinken bewaard door een Ngao (55) d. i. een denkbeeldig zeemonster dat hem uit het water lichtte en aldus gelegenheid gaf op eenmaal ten hemel te stijgen. Dit verklaart wellicht de zwevende houding, waarin hij gewoonlijk wordt voorgesteld. Men ziet tegenwoordig ook wel afbeeldsels van den afgod waarin hij niet een schepel, maar den kop van het zeemonster onder den voet heeft. Hoewel Khwej Sing onder de Goden van de Letterkunde eigenlijk een ondergeschikten rang bekleedt en slechts een vierde plaats inneemt, zoo wordt toch in de werkelijkheid van zijne vereering het meeste werk gemaakt, ja, zelfs stelt men te Emoy den dienst van Wun Tsjhang bij den zijnen feitelijk op den achtergrond. Weinig Confucianistische tempels zal men vinden, en weinig plaatsen aantreffen waar staatsexamens worden afgenomen, waar niet een pagode met zijn beeld te zijner eere is opgericht (56); ja geen school kan men binnentreden, of geen huis bezoeken waarvan een bewoner op het lidmaatschap van de klasse der geletterden aanspraak maakt, zonder dat het oog valt op de beeldtenis van den afgod uit hout, kalk of steen vervaardigd, of ook wel geschilderd aan den wand. Zeer dikwijls echter vervangt een rood papier, waarop het letterteeken Khwej geschreven is en voor hetwelk iederen avond wierookstokjes en kaarsen worden gebrand, de plaats van beeld of portret. Bij ijverige vereerders en bewonderaars van Confucius en allen die zich met studie bezig houden, zijn zulks zonder onderscheid -- ziet men boven of naast dat papier nog dikwerf een tweede aangeplakt, waarop te lezen staat: "zetel van de ziel van den wijzen philosoof Confucius" (57) of zetel van de ziel van den grootelijks volmaakten wijze der wijzen, onzen afgestorvenen meester den wijsgeer Confucius" (58) of eenig ander opschrift van dergelijk allooi. Zulke papieren nemen als het ware de plaats in van de tabletten, die men ter vereering van zijne afgestorven ouders opricht, en in dit werk op bladz. 12 en volg. zijn beschreven. 's Avonds wordt voor de Confucianistische opschriften eveneens wierook gebrand en kaarslicht ontstoken.

[ocr errors]

De voornaamste feestdag, die ter eere van Khwej Sing of Khoi-Sing-Kong te Emoy wordt gevierd, valt op den 9den van de negende maand, en wordt met de

[ocr errors]

(*) 幹林 (5) “##“. Dit is een fabelachtige schildpad, die een groote rol in de Taoistische mythologie vervult. Eens, zegt men, voerde het dier het geheele eiland Phung-Lai weg, dat met de beide eilanden, die wij in § 3 hebben beschreven, en nog verscheidene andere in den Grooten Oceaan door Genii werd bewoond, en tot vele speculaties en wonderverhalen aanleiding gaf.

(*) Zulk een pagode heet te Emoy Khoi-Sing laodi. "toren van Khwej Sing”(“)孔聖夫子神位(*)大成至聖先師 孔夫子神位.

« PreviousContinue »