Page images
PDF
EPUB

Europa speelt. Vast en stellig wordt aldaar verzekerd, dat op den St. Johannesdag onder den wortel van de artemisia een kool te vinden is, die den drager tegen pest, puisten, bliksem, koorts en brand beveiligt en zóó heilzaam werkt, dat men nooit iemand over ziekte zal hooren klagen, die die wonderbare delfstof bij zich draagt. Het is Brand, die verschillende schrijvers aanhaalt, welke melding maken van dit merkwaardige staaltje van volksgeloof, en op gezag van een hunner de volgende verklaring geeft, die blijkbaar op allezins aannemelijke gronden berust. For the falling sickness" - zoo schrijft hij "some ascribe much to coals pulled out on St. John Baptist's Eve from under "the roots of mugwort; but those authors are deceived, for they are not coals, but "old acid roots, consisting of much volatile salt, and are almost always to be found "under mugwort: so that it is only a certain superstition that those old dead roots "ought to be pulled up on the Eve of St. John Baptist, about twelve at night" (74). Zoo ziet men dus, dat zoowel in China als Europa de artemisia wordt ingezameld in het midden van den zomer, als wanneer zij geacht wordt het krachtigst te werken; dat men in beide werelddeelen gelijkelijk gelooft, dat zij in staat is ziekte en onheil af te wenden en daarom in de deuren wordt gestoken en op het lichaam gedragen; eindelijk dat zij zoowel in het Verre Oosten als in Europa des nachts wordt ingezameld. Immers hebben wij het op bladz. 268 doen uitkomen, dat volgens den Kalender van King-Tsjhoe de plant vóór het kraaien van den haan geplukt werd!

"Door het steken van artemisia in het haar wordt men vlug ter been en sterk”, zeggen de Chineezen (zie bij noot 62): -indien een voetganger 's morgens artemisia in zijne schoenen doet, dan kan hij nog vóór den middag veertig mijlen afleggen zonder moede te worden," zegt Cole in ziju "Art of Simpling" (75).

"

Ongetwijfeld inderdaad zit zoowel in Europa als in China ten aanzien van de takken en planten, die men in het midden van den zomer zulk een groote rol doet spelen, het bijgeloof voor, dat zij geluk aanbrengen door kwade geesten af te weren. Zoo geeft Scot in zijne Discovery of Witchcraft" in ronde woorden den raad om twijgen, op den dag van het zomersolstitium gewijd, aan de staldeuren te hangen tot wering van hekserijen (75). Ook de aanhaling uit het werk van Clavel, die op bladz. 223 van ons eerste deel is ingelascht en waarin met zulke duidelijke woorden de rol van de St. Janskruiden in Frankrijk wordt geschetst, moge dit ten overvloede nog bevestigen en staven.

Vroeger hebben wij doen zien, dat de wilg in China het symbool van levenskracht is, mede omdat hij zeer buigzaam is en zacht en, al plant men hem vertikaal, in schuinsche richting of onderst boven, toch gemakkelijk groeit” (77). Wij hebben ook op bladz. 268 aangestipt, dat hij met den kalmoes gewijd is aan de zomerzon, die in de vijfde maand het toppunt van haar kracht bereikt en de gansche Natuur met levenskracht bezielt. Wij hebben eindelijk op bladz. 261

(*) Brand, op. cit., bladz. 183. (75) Ibid. bladz. 750.

(7) Ibid. bladz. 183. (7) Bladz. 201.

-

[ocr errors]

doen uitkomen, dat de zucht om die levenskracht in te roepen over het gezin waarschijnlijk de reden is, waarom men op het Zomerfeest amuletten snijdt van wilgenhout en wilgetakken in de huisdeur steekt: nu dan, de sporen van overeenkomstige begrippen vindt men inderdaad in Europa terug, doch ten opzichte van een andere plant. In Lyte's vertaling van Dodoen's Herball (1578) leest men: "Orpyne (smeerwortel). "The people of the countrey delight much to set it in pots and shelles on Midsummer "Even, or upon timber, slattes or trenchers, dawbed with clay, and so to set or hang wit up in their houses, where as it remayneth greene a long season and groweth, if it be #sometimes oversprinckled with water." Gerarde doet van dit gebruik een verklaring aan de hand, wanneer hij omtrent den smeerwortel hetzelfde zegt wat de Chineesche schrijver in bovenstaande aanhaling omtrent den wilgeboom ten beste geeft. "This "plant is very full of life" -zoo spreekt hij. "The stalks set only in clay, continue "greene a long time, and, if they be now and then watered, they also grow" (78). De smeerwortel vervult dus, als plant met een groote mate van levenskracht begaafd, in Engeland op den dag van het zomersolstitium de rol van den wilg in China: zou hij dan ook niet om dezelfde reden als deze in huis worden gehaald, namelijk om een lang leven te verzekeren aan de leden van het gezin? Men bevestigde ook den smeerwortel, evenals de Chineezen hunnen wilgetak, op den feestdag van St. Jan aan de huisdeur, zooals men uit de aanhaling van zooeven uit Stow's "Survey of London" zien kan.

Het geloof in de beschermende kracht van planten tegen onzichtbare invloeden, heksen, spoken en demonen heerscht dus in Europa zoowel als in het Chineesche Rijk en is er volstrekt niet tot het zomersolstitium beperkt, noch tot de gewassen, die door ons in behandeling genomen zijn. Om slechts enkele voorbeelden te noemen reeds ten tijde van Aristoteles hing men zich muur- of wijnruit (rhyta) om den hals als amulet tegen tooverij, terwijl in latere eeuwen die plant bij de duivelbannerijen der Katholieke Kerk een rol bleef spelen (79). The Anatomie of the Elder" (1655) zegt nog buitendien, dat het gemeene volk de bladeren van de vlier, in de laatste dagen van April verzameld, voor een krachtig middel houdt om wonden te genezen, en ze ter bezwering van de plagerijen der tooverheksen aan de deuren en vensters bevestigt (80).

"

In Spanje draagt men in de processies, die de geestelijkheid op Palmzondag houdt, talrijke palmtakjes rond. Zij zijn van te voren met veel plechtigheid gewijd en worden den geloovigen leeken naar huis gezonden, ten einde ter afwering van den bliksem aan de leuningen der balkons gebonden te worden. In ons eigen vaderland deelt de Katholieke geestelijkheid eveneens zulke takjes aan de leeken uit, en wel tegelijk met het water, dat op Zaterdag vóór Paschen of daaromtrent in de kerken wordt gewijd. Het geloovige volk hecht ze dan veelal in de zoogenaamde wijwaterbakjes aan de van bedsteden en kamers vast, natuurlijk zonder zich rekenschap te geven (") Brand, op cit., bladz. 181 en 182.

muren

(*) Ibid. bladz. 751. (*°) Ibid. bladz. 735.

waartoe het gebruik eigenlijk dient. In België wijden de priesters op Palmzondag, voordat de mis een aanvang neemt, een menigte groene takken. De boeren nemen die mede, ten einde ze tot afwering van den bliksem onder het dak en in alle kamers van de huizen, in stallen en schuren te bevestigen; zij steken zich (evenals de Chineezen ор den dag van het Graven- en het Zomerfeest met bloemen en artemisia doen) een stukje er van in het hoofddeksel en plaatsen de gewijde takken aan de hoeken van de velden, met het doel het gewas tegen hagel en aanvallen van heksen te beschulten. Ook in Westphalen dienen palmtakken in huizen en stallen als voorbehoedmiddelen tegen bliksem en om het binnensluipen van voor leven en gezondheid schadelijke machten te beletten; want door een venster, waarin een palmtak steekt, kan geen heks (d. i. elf of ziekte-aanbrengende demon) zich een toegang banen.

Deze enkele voorbeelden, voor een deel getrokken uit een lange rij van andere, die Mannhardt in zijn genoemd werk (bladz. 287 en volg.) ten beste geeft, mogen eenigzins doen uitkomen, hoe nauw de samenhang tusschen Chineesche en Europeesche begrippen omtrent de plantenwereld is. Doch ook bij de oude volkeren van het Westen, wier bestaan aan gene zijde onzer jaartelling ligt, bloeide het geloof in het vermogen van sommige gewassen om onheilen en geesten af te wenden niet minder. Op den 21sten April, den dag der Palilia, stak men te Rome groene takken in de stallen en hing men kransen aan de deuren, met het doel om miswas en ziekte van planten, dieren en menschen te weren; men bevestigde er op den 1sten Juni hagedoorn aan deuren en vensters om alle onheil (noras, de sia der Chineezen, zie noot 14) af te keeren en vooral om de demonen der tering, die jongen kinderen de ingewanden uitvreten, verwijderd te houden (81). En in het land der Hellenen werden op gelijken grond de deuren met takken van laurier en wegedoorn versierd. Want waar die planten zijn, daar slaat geen bliksem in en blijven kwaadgezinde demonen op een afstand; daar breeki geen ziekte binnen en heeft tooverij geen kracht (82).

Opmerking verdient het ten slotte nog, dat de look, die mede op den dag van het Zomerfeest door de Chineezen aan de deuren en vensters wordt bevestigd, ook naar het schijnt een groote rol in de Westersche Oudheid speelde. De plant werd vereerd te Ascalon zoowel als in Egypte; look en uien plaatste men in de heilige kisten der mysteriën van Isis en Ceres en look figureert onder de hiëroglyphen van Egypte. Ook bij de Druïden vervulde de plant een gewichtige rol (83). Reeds is in het voorbijgaan (in den aanvang van III) gezegd, dat sommige Chineezen een bundel bezweringskruiden, waaronder look, werpen op het dak: zou dit gebruik niet op hetzelfde bijgeloof steunen als de gewoonte onzer eigene landgenooten om huislook te planten op het nokje van de woning? Velen gelooven, dat zulks donder en bliksem afweert.

(1) Ovidius, Fast. VI, 129 en volg.
(**) Mannhardt, op. cit., bladz. 295.
(3) Brand, "Observations," bladz. 54.

Bovenstaande voorbeelden die zeer stellig nog met vele andere zouden kunnen vermeerderd worden, zullen wel voldoende zijn om den lezer te overtuigen, dat er treffende punten van samenhang bestaan, zoowel tusschen de volksbegrippen als de zeden en gewoonten van het Chineesche en het Indo-Germaansche ras. Onwillekeurig denkt men dan ook aan oorspronkelijke eenheid van het menschelijk geslacht, die het lievelingsthema van veel Europeesche geleerden schijnt te zijn. Laat ons thans overgaan tot de behandeling van het eigenlijke Feest der Drakenbooten," hetwelk ons eveneens de gelegenheid zal openen op enkele in het oog loopende punten van overeenstemming tusschen. Europeesche en Chineesche begrippen en gebruiken de aandacht te vestigen.

§ 2.

HET ROEIEN MET DE DRAKENBOOTEN.

Wanneer op den 5den van de vijfde maand de huisofferande aan de goden en de vaderen (1) behoorlijk is volbracht, en de kinderen in de scholen de Goden der Letterkunde hebben vereerd (2), dan stroomt alles naar buiten om naar het roeien van de (zoogenaamde) drakenbooten" pée ling-tsoen (3) te gaan zien. Ook winkeliers gunnen zich, zoo hunne affaire het slechts eenigzins gedoogt, eenige uren ontspanning, en werklieden nemen een halven dag vrij af; men trekt fraaie kleederen aan, haalt zijne vrienden en bekenden af en spoedt zich naar het strand. Wij zullen ons in gedachte bij de menigte voegen, om te zien wat op het water gaat gebeuren.

-

Wanneer de een of andere buurt het plan heeft opgevat het waterfeest te vieren, dan worden gelden ingezameld en in handen van een soort van feestcommissie gesteld, die zich met de regeling heeft belast. Dikwijls echter gaat de onderneming van den parochietempel uit. Het college van bestuurderen en beheerders (4) is dan als van zelf aangewezen om als feestcommissie op te treden; zij spreken de tempelfondsen aan, laten voor het ontbrekende inteekenlijsten circuleeren, engageeren verder een troep komedianten om het feest op te luisteren met tooneeluitvoeringen en muziek, en noodigen andere straten uit om deel te nemen aan de pret. De booten, voor den wedstrijd benoodigd, worden ingehuurd, en eindelijk geschenken gekocht ter uitreiking aan de overwinnaars. Eenige stukken roode zijde, waaiers, doeken en lappen; geldbuidels om zich voor den buik te hangen, schoone regenhoeden van rotting en bamboe, tabakspijpen en eenige stukken zilver zijn alzoo de voornaamste artikelen, die onder de prijzen en premiën figureeren. Rijke lieden voegen daarbij nog uit hun eigen beurs eenige geschenken; en zoo er bijgeval een Mandarijn naar het feest mocht komen kijken, dan brengen zijn fatsoen en zijne waardigheid mede, dat hij (1) Boven, § I. (2) Zie bladz. 141.

[blocks in formation]

ook een prijsje uitlooft. Alles wordt bijeengebracht en behoorlijk uitgestald onder een soort van tent of tribune, die voorbedachtelijk voor het doel is opgericht. Men plant een staak met een vlag of banier in top in het water of op een schuit ter aanwijzing van het punt van uitgang, en hangt, terwijl de booten aanrukken en zich tot den wedstrijd gereed maken, er een of meer van de prijzen aan, ten einde de roeiers aan te vuren en hunne begeerte te prikkelen.

De booten zijn van verschillende afmetingen en soms tot vijftig voeten lang, doch bijna zonder uitzondering zóó smal, dat twee personen er ter nauwernood naast elkander in plaats kunnen nemen. Zij worden door middel van pagaaien voortbewogen. Sommige zijn met meer dan zestig koppen bemand. Op den achtersteven staat de stuurman en houdt de hand aan den riem, die aldaar bij wijze van roer is aangebracht; de aanvoerders bevinden zich op den boeg en geven met de hand of een kleine vlag de maat der pagaaibewegingen aan, terwijl het middengedeelte is ingenomen door eenige trommen en gongs, die tot aanhitsing van de roeiers dienst moeten doen. Veelal hebben de booten het voorkomen van een draak; dat wil zeggen, de boeg vertoont zich in de gedaante van een kop met opengesperde kaken en groote kegelvormige tanden, die veel gelijkt op dien van een krokodil, terwijl de achtersteven in een geschubden, naar boven kronkelenden staart is uitgewerkt. Doch ook dikwijls hebben zij in het geheel geen bijzonderen vorm, en zijn zij niet veel anders dan eenvoudige gieken zonder eenigen opschik of versiering. De lengte dezer vaartuigen is meermalen volstrekt niet evenredig aan hun sterkte en draagvermogen; van daar dat zij niet zelden onder het gewicht van een al te talrijke bemanning omslaan of door midden breken, en daardoor in vele steden den Mandarijnen aanleiding hebben gegeven om tusschenbeide te komen, ten einde het volk voor verdrinken te behoeden.

Wanneer ongeveer het midden van den dag is aangebroken, en men berekenen kan dat de offerplechtigheden in de huizen afgeloopen zijn, dan werpen zich de deelnemers aan den wedstrijd in de booten. Gewoonlijk is het het laagste slag van volk dat mededingt; want hoewel het niet onfatsoenlijk is om door het uitloven van prijzen en het schenken van bijdragen mede te werken tot het welslagen van het feest, zoo staat het toch alles behalve deftig eigenhandig aan het roeien deel te nemen. Hiertoe leenen zich slechts koelies en dergelijke lieden. De roeiers spannen zich natuurlijk in wat zij kunnen, en nu en dan is het alsof een werkelijke razernij hen bevangt. Hoe sneller de aanvoerders met de armen zwaaien, des te vlugger plassen de pagaaien door het water, en met het toe- en afnemend geroffel van trommen en gongs schieten de schuiten in een stijgenden en dalenden climax voort; onder oorverdoovend geschreeuw wordt de voorgeschreven weg afgelegd en maakt de boot, die het eerst weder op het uitgangspunt belandt, zich meester van de baak met de geschenken, die er aan bevestigd zijn, en in triomf wordt dit alles naar de tribune gedragen, alwaar men onmiddelijk tot de uitreiking der prijzen overgaat. En dat deze wel eens tot twist en zelfs handtastelijkheden aanleiding geeft, laat zich gemakkelijk denken; doch

« PreviousContinue »