Page images
PDF
EPUB

een fornuis of stook plaats is, daar vindt men ook zijn afbeeldsel, hetzij van klei, hout, metaal of steen in het tabernakel van het hoofdvertrek, of als een geschilderd portret nabij den haard. Zeer dikwijls echter vervult zijn geschreven naam of titel de rol van gesneden beeld of gelijkenis. Op bladz. 9 van dit werk is reeds vermeld, hoe de Keukengod elken dag en tweemaal in de maand met de andere huisgoden geregeld wordt vereerd: wij zullen ons dus in deze verhandeling bepalen kunnen tot zijn oorsprong en geschiedenis en het aanstippen van de groote jaarlijksche feestdagen, die men hem ter eere heeft ingesteld.

De God van de Keuken der Chineezen was geen bepaald menschelijk wezen, dat zooals de God van den Oorlog, de Patrones der Zeelieden en dergelijke wonderschepselen eens op aarde leefde en om zijne verdiensten heilig werd verklaard : -- hij is blijkbaar niets anders dan het vergoddelijkte element vuur, en behoort als zoodanig met den Hemelgod en de Aardgodin onder de Natuurgoden te worden gerangschikt. Hij is dan ook een der meest belangwekkende godheden van het Chineesche Pantheon en waarschijnlijk nauw verwant aan Agni, den God van het Vuur der oude Brahmanen. Deze stelling moge op den eersten oogopslag een weinig apodictisch schijnen wij zullen echter eene poging aanwenden haar te rechtvaardigen door straks eene vergelijking tusschen beide godheden te trekken.

Het oudste bericht, dat wij omtrent den God van de Keuken hebben kunnen vinden, is vervat in de Li-ki, dat merkwaardige Boek der Ceremonien, waarvan reeds meermalen in dit werk melding is gemaakt en dat gezegd wordt uit de elfde eeuw vóór Christus te dateeren (2). Men leest daar: Men ontsteekt brandstapels voor "de Ngao (3). Deze Ngao is eene offerande aan oude vrouwen: men vult schotels op "en doet wijn in bekers" (4). De commentators verklaren het woord Ngao door stookplaats (5), en het Keizerlijk Woordenboek van Khanghi zegt, dat het in dien. zin moet opgevat worden als "God of Goden van de Stookplaats" (°). En wie deze goden eigenlijk zijn, vertelt een andere commentaarschrijver ons in deze woorden: "De Goden van de Stookplaats zijn de Goden van het Vuur. Zij zijn de vroegere "kooksters, en daarom noemt men ze oude vrouwen." Wij leeren dus hieruit: 1° dat de oude godheden van de stookplaats of van de keuken werden vereerd met een brandoffer van hout; en 2o dat zij niets anders zijn dan de geesten van het vuur, of, althans volgens onzen commentator, de zielen van de overledene kooksters.

Deze laatste bewering wordt echter door den Navorscher der Zeden en Gewoonten" (7), een boek dat uit de tweede eeuw dateert en reeds meer dan eens in den loop van dit werk is aangehaald, pertinent weersproken. Het zegt (hoofdst. VIII): "Degenen aan wie de vorsten offeranden brachten, waren Wijzen uit de Oudheid,

(1) Vergel. bladz. 71, noot 6. ()

() Op. cit., hoofdst. Tehoofdst.() 爨 genwoordig beteekent Ngao die plaats in het hoofdvertrek van het huis, waar de huisgoden zich

bevinden.

(一)爨神,

(7) Zie bladz. 181 uoot, 53.

"die met buitengewone hoedanigheden waren begaafd en zich verdienstelijk hadden "gemaakt jegens het volk; maar geen oude vrouwen." Wij voor ons zullen de uitspraken van beide schrijvers laten voor wat zij zijn en, daar zij toch lijnrecht met elkander strijden, er verder geen acht op slaan.

[ocr errors]

Het zooeven genoemde Boek der Ceremonien" spreekt op eene andere plaats, namelijk in het hoofdstuk "Maandelijksche Voorschriften" nogmaals over den God van het Vuur of van de Keuken, en wel in deze woorden: "De god (van de eerste zo"mermaand) is Tsjoeh Joeng (3). . . en de offerande (van diezelfde maand) "aan de stookplaats". Wie of wat die Tsjoeh Joeng is, wordt door verschillende Chineesche schrijvers uitgelegd; doch daar het nutteloos en omslachtig wezen zou hunne opinies hier een Voor een aan te halen, zullen wij ons bepalen tot een korte compilatie.

Tsjoeh Joeng was een der zes Ministers van Keizer Hwang Ti (9). Hij was Directeur van de (offer?) vuren (10) en Bestuurder van het Zuiden, en werd bijgevolg later vergoddelijkt als een van de besturende geesten des Heelals. Als zoodanig beheerscht hij de zuidelijke streken, draagt den naam van God van het Vuur (11) en wordt voorgesteld met het lichaam van een dier en het gelaat van een mensch. Als godheid worden hem verschillende titels gegeven, waarin het niet noodig is hier te treden. Tsjoeh Joeng beteekent, volgens de Chineesche schrijvers, "groote helderheid of glans" (12) en is de God van de Stookplaats (13).

Zonder nu in verdere bijzonderheden te treden omtrent het fabelachtige bestaan van Tsjoeh Joeng, willen wij alleen maar opmerken, dat uit al wat de aangehaalde autoriteiten aanvoeren genoegzaam blijkt, hoe eenstemmig de Chineesche schrijvers over de identiteit van den God van het Vuur en dien van de Stookplaats denken. Dat hij werd vereenzelvigd met een der ministers van een Keizer uit de fabelachtige of half-fabelachtige Oudheid, is overigens geheel overeenkomstig Chineesch gebruik. Immers, op bladz 119 en 120 kan men het lezen, hoe de Aardgodin en de Hoofdgod van het Graan beiden hetzelfde lot ondergingen en respectievelijk met Ku Loeng en Tsjoe en Khi vereenzelvigd werden; wij weten ook uit § 1 van onze verhandeling over den 9den van de eerste maand, dat de Hemelgod als Parelkeizer werd voorgesteld: - de Chineezen maken dus ten opzichte van hunne derde Natuurgodheid geene uitzondering, en plaatsen zijn fabelachtig bestaan eveneens in den eersten dageraad hunner historie, waar zij alle gelegenheid hebben naar hartelust hunne verbeelding te laten werken en legenden uit te denken zooveel zij maar willen.

(3)祝融()黃帝 2697–2597 vóór Chr. (10) 火正 (1) 火神

(2) Zie de Historische Geschriften" van Sze Ma Tshijen, op bladz. 278 noot 5 genoemd; verder May"Reader's Manual", 87 en 121; de Verklaring van het vreemde in de vijf Heilige Boeken"

ers:

五經異義, een werk uit de eerste eeuw; het woordenboek Sjwoh-wun (zie bladz.

165); den Kalender van King-Tsjhoe enz. enz.

[ocr errors]

(13)(K) Vide Verklaring van het vreemde in de vijf Heilige Boeken" zoo

even genoemd.

De wijsgeer van het Zuiden der Hwai-rivier, Lioe Ngan, (14) houdt er, naar het schijnt, een verhaal op eigen hand op na en zegt: "Keizer Hwang Ti vond de "stookplaats uit en werd na zijn dood God van den Haard". En een commentaarschrijver op de werken van Tsjoang Tsze (15), den wijsgeer uit de vierde eeuw vóór Christus, weet te vertellen, dat de God van de Keuken Ki (16) of haarvlecht" heet, alsmede dat hij gekleed is in het rood (de kleur van het vuur) en er als een mooi meisje uitziet Dit laatste wordt beaamd door de Mengelingen van JioeJang" (17), waarin men leest: de God van de Stookplaats heet Wej (18) en ziet er "uit als een mooi meisje. Hij draagt den familienaam Tsjang (19), den naam Sjen "(20) en den titel Tsze Kwoh (21). Zijne vrouw heet Khing Ki (22)”.

"

Het kan ons niet bevreemden, dat de Chineezen van weleer zich aldus hunnen God van het Vuur of van de Keuken als een schoon, baardeloos jongeling voorstelden. Immers, het vuur is een element dat altoos krachtig is en telkens vroolijk opvlamt met hernieuwden gloed, wanneer het slechts behoorlijk wordt onderhouden en gevoed. Wij vinden dus in de aangehaalde werken niet alleen bevestigd, dat de Keukengod hetzelfde wezen is als de oude God van het Vuur, maar kuunen er nog een derde gevolgtrekking uit afleiden, namelijk dat hij als een jong en krachtig man van een schoon voorkomen werd voorgesteld.

Als zoodanig is hij ongetwijfeld nauw verwant aan Agni, den God van het Vuur der oude Brahmanen. De Rigveda, die onschatbare verzameling van lofzangen welke men vermeent dat oudtijds door de priesters van Brahma gezongen of gepreveld werden bij het verrichten van godsdienstige ceremoniën, bevat verschillende toespelingen op Agni en onder andere eene hymne, die ons in staat stelt een beeld van deze godheid te ontwerpen, hetwelk sprekend gelijkt op dat van den God van de Keuken der Chineezen. Wij stellen ons voor die hymne te ontleden en er tegelijkertijd een sleutel uit te smeden, waarmede men ook de attributen van dien Keukengod voldoende zal kunnen verklaren. Men wete, dat de Rigveda meerdere lofzangen bevat, die, zooals Max Müller zegt, "an Agni, den Gott des Feuers, gerichtet sind, des Feuers, "nicht nur als eines mächtigen Elementes, sondern gleicherweise als des Feuers des "Herdes und des Altars, des Hüters des Hauses, des Opferpriesters, des Boten zwischen "Göttern und Menschen" (23). Al de hier opgesomde attributen worden, zooals wij

(14) Zie bladz. 204.

(15) Zie bladz. 205, noot 80.

(16)

[ocr errors]

(7) Een werk, tegen het einde van de achtste eeuw geschreven door Twan Tsjhing Sjih. Het is verdeeld in 29 hoofdstukken, die uitvoerig handelen over het bovennatuurlijke en wonderbare en van veel waarde zijn voor de kennis der Oudheid. Wij hebben geen exemplaar van het werk in bezit, maar ontleenen onze aanhaling uit de Encyclopedie Spiegel en Bron van alle Onderzoek", hoofdst. XIX. (18)(") # (°) H ('') + 郭(2)卿忌,

[merged small][ocr errors]

gedeeltelijk reeds gezien hebben en gedeeltelijk nog zien zullen, ook aan den God van de Keuken der Chineezen toegekend en komen sprekend uit in de hymne op Agni zooeven bedoeld, waarvan de Duitsche vertaling hieronder volgt (24).

[blocks in formation]

3.

4.

5.

6.

7.

Du Rossebändger, Sohn der Kraft,
Mit diesem Scheit und Liede dir.
Lass deine Diener mit Gesang,

Du Reichthumspender, Liederfreund,
Du Schätzen Holder, dienen dir.
Du, alles Guten Herr und Hort,
Sei weisen Sinnes, gross an Macht,

Und treib von uns die Feinde fort.
Er segnet uns mit Himmelsnass,
Giebt uns unantastbare Kraft
Und schenkt uns Speise tausendfach.
Du Jüngling, Bote, Priester, komm,
Verehrungswürd'ger, auf mein Lied,
Zum hülfsbedürftigen Diener dein!
Du eilst ja durch dies Weltenpaar
O Weiser, wie von Dorf zu Dorf
Ein freundgesinnter Bote läuft.

[ocr errors]

aan

[blocks in formation]

Door eene aandachtige nalezing van de twee eerste coupletten van dit loflied komt men tot de overtuiging, dat de oude Brahmanen hoogstwaarschijnlijk Agni vereerden door het ontsteken van enkel brandstapels, zonder toevoeging van eenig offerartikel. Immers, de priester zingt uitdrukkelijk: "o Agni, neem dezen brandstapel ik dien U met dezen brandstapel en dit lied", maar van iets anders rept hij niet. Ware bijv. een dier opgedragen of iets meer geofferd dan enkel hout: ongetwijfeld zou de priester de offergave met name hebben genoemd. Nu hebben wij ook doen zien, dat volgens het Boek der Ceremonien" de oude Chineezen ter eere van hun Ngao blijkbaar eveneens houtstapels ontstaken, en stuiten dus hier op een eerste punt van overeenkomst tusschen Agni en den Keukengod. Een tweede punt van gelijkenis ligt in de wijze, waarop beide godheden worden voorgesteld. De Chineezen beschrijven hunnen Keukengod als een baardeloos jongman met het aangezicht

(*) Rigveda II, 6. (**) Müller, in op. et loc. cit.

van een meisje de Bachmanen betitelden Agni in hunnen lofzang met de namen "zoon der kracht" en "jongeling" (coupl. 2 en 6). Wij zwijgen over de klankverwantschap, die misschien tusschen de woorden Ngao en Agni bestaat of eertijds kan bestaan hebben.

Doch het meest valt de overeenkomst tusschen Agni en den Keukengod in het. oog, wanneer men een blik slaat op hunne gemeenschappelijke waardigheid van boodschapper tusschen de goden en de menschen. Een geest van het vuur is de natuurlijke tusschenpersoon tusschen den offerenden aardbewoner en zijn God. Hij is het die, door de offeranden te vervluchtigen, ze voor den troon der hoogere machten brengt en bijgevolg als de middelaar optreedt, door wien de goddelijke gunsten worden verkregen hij is dus niet alleen de natuurlijke gezant tusschen Hemel en Aarde, evenzeer de uitdeeler van voorspoed en geluk. En het is in deze rol, dat Agni optreedt in het bovenstaande loflied, aan hem gewijd, en de God van de Keuken nog in de tegenwoordige begrippen van het Chineesche volk voortleeft.

maar

"Kom bode, priester" - zoo spreekt de offeraar tot Agni (coupl. 6) —— "en daal "tot Uwen dienaar af. Gij ijlt (c. 7 en 8) door deze twee werelden (i. e. Hemel en "Aarde) evenals een bevriend gezant van dorp tot dorp trekt: kom dus af naar deze grasvlakte en verteer (walte) de offerande. Laat (c. 3), o uitdeeler van rijkdommen, Uw "dienaar U dienen met gezang en verdrijf, o Heer van alle goed, onze vijanden van "ons! (c. 4)." Duidelijker kon de priester wel niet tot den hemelschen gezant, den god van vrede en geluk, gesproken hebben! Wij zullen nu, ten einde de verwantschap te doen uitkomen, een blik op den Keukengod als hemelschen bode en god van de huiselijke welvaart slaan.

In de verhandeling over den 4den van de eerste maand werd reeds beschreven hoe, volgens de Chineezen, de God van de Keuken op den 24sten van de laatste maand des jaars met de overige huisgoden in zijn gevolg naar hoogere sferen vertrekt, om den Hemelheer rapport uit te brengen over den staat van zaken op het ondermaansche en het gedrag dergenen, die zich in het huis onder zijne hoede hebben gesteld. Men kan aldaar ook lezen, dat hij op den vierden dag des jaars geacht wordt van zijn uitstapje terug te keeren en alsdan met zijne trawanten met groote gulheid wordt onthaald, opdat men zich van zijne gunsten verzekere voor het jaar, dat zoo pas ingetreden is. Wij zullen er bovendien in onze verhandeling over den 24sten van de twaalfde maand nog bijvoegen, dat een maaltijd hem ook aangeboden wordt op den dag van zijn vertrek: — blijkt dus uit dat alles niet, dat men hier met een godheid heeft te doen, die waarschijnlijk eertijds, evenals Agni, de offeranden van den mensch aan de hoogere machten bracht, doch in later tijden, toen niets meer dan wierook en papieren geld op de altaren des volks werd verbrand, verlaagd werd tot den rang van spion om het gedrag en de behoeften der familie aan den Hemelgod bekend te maken? Ongetwijfeld zijn Agni en de Keukengod, zoo niet hetzelfde wezen, dan toch tweelinggoden, respectievelijk vereerd met ongeveer dezelfde attributen in twee verschillende, hoewel aaneengrenzende, rijken in het verre Azië.

« PreviousContinue »